ECLI:NL:RBLIM:2018:2725

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
C/03/239299 / HA ZA 17-431
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake hypothecaire lening en verkoop eigendom

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], dat de rechtbank de Volksbank veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 57.218,30, als gevolg van een geschil over de verkoop van hun woning. De eisers stellen dat de Volksbank onterecht is overgegaan tot verkoop van hun woning, omdat zij deze niet uit de verkoop hebben gehaald. De Volksbank heeft echter betoogd dat eisers de voorwaarden van de hypothecaire lening hebben overtreden, wat hen het recht gaf om de woning te verkopen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Volksbank de eigendom van de woning heeft overgedragen, maar dat het aan de Volksbank is om te bewijzen dat eisers de voorwaarden hebben geschonden. De rechtbank heeft eisers toegelaten om bewijs te leveren dat zij de woning niet uit de verkoop hebben genomen. De zaak is verder gecompliceerd door de vraag of de Volksbank gerechtigd was om de woning te verkopen zonder dat er sprake was van een overtreding van de voorwaarden door eisers.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en zal in een latere zitting beslissen over de verdere procedure. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. Sijmonsma op 21 maart 2018 in Maastricht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/239299 / HA ZA 17-431
Vonnis bij vervroeging van 21 maart 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

en
2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. D.M. Gijzen,
tegen
De Volksbank N.V.,gedagvaard als
SNS Bank N.V.tevens handelende onder de naam
BLG Wonen,
BLG Hypothekenen
de Volksbank N.V.,
kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. K. Heemrood-van Dijk.
Eisers zullen hierna [eisers] c.s. genoemd worden en gedaagde de Volksbank.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie gehouden op 20 februari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
a. Eén van de rechtsvoorgangsters van de Volksbank heeft in 1994 aan [eisers] c.s. een hypothecaire lening verstrekt voor de aankoop van de woning [adres 1] te [woonplaats] (hierna woning 1). In 2009 hebben [eisers] c.s. een tweede woning gekocht, en wel [adres 2] te [woonplaats] (hierna woning 2). [eisers] c.s. zijn in woning 2 gaan wonen en woning 1 is door hen in 2009 te koop gezet met een vraagprijs van € 235.000,- (nr. 3.12 conclusie van antwoord).
b. Ter financiering van woning 2 heeft (een rechtsvoorganger van) de Volksbank op 13 mei 2009 een nieuwe hypothecaire lening verstrekt groot € 385.000,- en is eveneens ter overbrugging van de verkoop van woning 1 een hypothecaire overbruggingslening aan [eisers] c.s. verstrekt groot € 113.400,- (nr. 2.1 conclusie van antwoord en productie 8 bij dat antwoord).
c. Bij brief van 29 juli 2010 laat BLG Hypotheken [eisers] c.s. weten dat de contractuele looptijd van de overbruggingslening van één jaar was verstreken en biedt BLG Hypotheken verlenging van die lening aan tot 1 februari 2011 (productie 10 conclusie van antwoord). [eisers] c.s. accepteren dit aanbod.
d. Ook in 2013 komen partijen verlenging van de looptijd van de overbruggingslening overeen. Blijkens de door BLG Wonen geschreven betreffende brief van 18 juni 2013 komt deze verlenging tot stand onder de volgende voorwaarden:
  • de maandelijkse betaling wordt stipt rond elke 1e van de maand ontvangen, voor het eerst per 1 juli 2013;
  • de woning [rb:1] blijft tegen een marktconforme vraagprijs in verkoop en wordt niet verhuurd;
  • er ontstaan geen achterstanden in betaling van de maandlasten;
  • de volmacht tot verkoop wordt gelegaliseerd en het origineel getekende exemplaar moet uiterlijk 5 juli 2013 in bezit zijn van BLG Wonen. De volmacht wordt pas gebruikt door BLG Wonen indien [eisers] c.s. zich niet houden aan de gemaakte afspraken.
e. De Volksbank geeft op 30 juli 2014 een makelaar de opdracht om woning 1 onderhands te verkopen omdat volgens de Volksbank [eisers] c.s. woning 1 in maart 2014 (nr. 5.6 conclusie van antwoord) uit de verkoop hebben genomen. Zij hebben volgens de Volksbank daarmee in strijd gehandeld met de voorwaarde in de brief van 18 juni 2013 inhoudende dat de woning 1 tegen marktconforme prijs in de verkoop blijft. [eisers] c.s. worden hiervan telefonisch in kennis gesteld (nr. 3.19 conclusie van antwoord in samenhang met de in het proces-verbaal van comparitie na antwoord opgenomen verklaring van dhr. [eiser sub 1] inhoudende dat [eisers] c.s. niet betwisten dat de Volksbank vanaf juli 2014 al die contacten, met name telefoontjes, heeft gehad met hen en dat de Volksbank de inhoud daarvan juist heeft weergegeven).
f. [eisers] c.s. verlenen op 19 augustus 2014 toegang tot woning 1 aan een makelaar voor een inspectie onder andere ten behoeve van het opstellen van een verkoopplan (nr. 3.20 conclusie van antwoord in samenhang met de in het proces-verbaal van comparitie na antwoord opgenomen verklaring van dhr. [eiser sub 1] inhoudende dat [eisers] c.s. niet betwisten dat de Volksbank vanaf juli 2014 al die contacten, met name telefoontjes, heeft gehad met hen en dat de Volksbank de inhoud daarvan juist heeft weergegeven).
g. Op 19 september 2014 laten [eisers] c.s. de Volksbank telefonisch weten zich niet te kunnen vinden in de door de makelaar van de Volksbank bepaalde vraagprijs van € 145.000,- voor woning 1 (nr. 3.22 conclusie van antwoord in samenhang met de in het proces-verbaal van comparitie na antwoord opgenomen verklaring van dhr. [eiser sub 1] inhoudende dat [eisers] c.s. niet betwisten dat de Volksbank vanaf juli 2014 al die contacten, met name telefoontjes, heeft gehad met hen en dat de Volksbank de inhoud daarvan juist heeft weergegeven).
h. Op 24 september 2014 laat de Volksbank [eisers] c.s. weten dat woning 1 opnieuw wordt getaxeerd, waarop [eisers] c.s. meedelen dat zij niet willen dat deze taxatie zal worden gedaan door dezelfde makelaar die de woning eerder heeft getaxeerd op € 145.000,- (nr. 3.24 conclusie van antwoord in samenhang met de in het proces-verbaal van comparitie na antwoord opgenomen verklaring van dhr. [eisers] inhoudende dat [eisers] c.s. niet betwisten dat de Volksbank vanaf juli 2014 al die contacten, met name telefoontjes, heeft gehad met hen en dat de Volksbank de inhoud daarvan juist heeft weergegeven).
i. Woning 1 wordt op 6 oktober 2014 getaxeerd op een marktwaarde van € 169.000,- en op een executiewaarde van € 118.000,- en wordt door de Volksbank te koop aangeboden voor € 175.000,- (nr. 3.26 conclusie van antwoord).
j. Op 8 januari 2015 accepteert de Volksbank een bod van € 160.000,- op woning 1 en deelt dit telefonisch mee aan [eisers] c.s. Woning 1 is op 18 mei 2015 aan de kopers geleverd (nr. 3.28 conclusie van antwoord in samenhang met de in het proces-verbaal van comparitie na antwoord opgenomen verklaring van dhr. [eiser sub 1] inhoudende dat [eisers] c.s. niet betwisten dat de Volksbank vanaf juli 2014 al die contacten, met name telefoontjes, heeft gehad met hen en dat de Volksbank de inhoud daarvan juist heeft weergegeven).
k. Na de verkoop van woning 1 bleef een restschuld op de overbruggingslening over van € 54.912,13; € 57.218,30 inclusief de executiekosten.

3.De vordering

3.1.1
[eisers] c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Volksbank veroordeelt aan [eisers] c.s. te betalen € 57.218,30, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de executiekosten vanaf 2 juni 2017 en de wettelijke rente vanaf 15 mei 2015, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van de Volksbank tot betaling van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15de dag na betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag van voldoening,
met veroordeling van de Volksbank in de nakosten ad € 131,- zonder betekening, in geval van een reconventionele vordering € 205,- zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, en verhoogd met € 68,- in geval van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de 15de dag na betekening van het te wijzen vonnis tot aan de dag van voldoening.
3.1.2
[eisers] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij woning 1 niet uit de verkoop hebben gehaald en dat de Volksbank dus op grond van een niet door hen gepleegde overtreding van een voorwaarde tot executie is overgegaan. Daarmee heeft de Volksbank wanprestatie gepleegd. Subsidiair voeren zij aan dat de Volksbank een onrechtmatige daad heeft gepleegd omdat de Volksbank zonder rechtsgrond hun eigendom heeft verkocht.
3.2
De Volksbank voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.1
[eisers] c.s. leggen aan hun primaire op wanprestatie gebaseerde vordering ten grondslag dat de Volksbank tot verkoop van woning 1 is overgegaan op grond van een niet door hen gepleegde overtreding. Zij hebben, zo voeren zij aan, woning 1 niet uit de verkoop genomen. Het is hierbij aan [eisers] c.s., gelet op de hoofdregel van art. 150 Rv gelezen in samenhang met art. 6:74 lid 1 BW, om voldoende onderbouwd feiten te stellen en bij betwisting te bewijzen waaruit volgt dat de Volksbank deze wanprestatie heeft gepleegd.
4.1.2
De subsidiaire grondslag van de vordering van [eisers] c.s. is gebaseerd op art. 6:162 BW en houdt in dat de Volksbank zonder recht of titel eigendom van [eisers] c.s. heeft verkocht. De Volksbank betwist niet dat zij eigendom van [eisers] c.s., en wel woning 1, in eigendom heeft overgedragen. De Volksbank voert echter aan dat zij gerechtigd was om eigendom van [eisers] c.s. in eigendom over te dragen omdat zij een voorwaarde waaronder de overbruggingslening was gesloten, hadden overtreden. Uitgangspunt is dat degene die zich jegens de rechthebbende beroept op een recht om een zaak van die rechthebbende in eigendom over te dragen, de stelplicht en bewijslast heeft met betrekking tot de feiten waaruit dat recht volgt (verg. HR 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2565). Die gerechtigdheid tot verkoop van woning 1, eigendom van [eisers] c.s., moet dus op grond van art. 150 Rv worden bewezen door de Volksbank.
4.2
Uit de stukken en het verder over en weer aangevoerde kan niet worden afgeleid dat [eisers] c.s. woning 1 uit de verkoop hebben genomen. Voor zover de Volksbank heeft aangevoerd dat uit de door haar bij antwoord overgelegde productie 17 blijkt dat [eisers] c.s. de woning uit de verkoop hebben genomen, volgt de rechtbank haar niet. Die productie 17, volgens de Volksbank een stamkaart van de NVM, vermeldt niet meer dan, rechtsboven, “
Ingetrokken” en linksboven in het hoofd “
afgemeld op: 17-03-2014”. Zonder nadere maar ontbrekende toelichting ontgaat het de rechtbank waarom deze mededelingen voor waar moeten worden gehouden. Daarnaast blijkt uit deze vermeldingen niet dat [eisers] c.s. woning 1 uit de verkoop hebben genomen of, met de woorden uit die stamkaart, dat [eisers] c.s. de woning hebben afgemeld. De rechtbank kan dus op dit moment niet vaststellen dat [eisers] c.s. al dan niet de betreffende voorwaarde hebben overtreden.
4.3.1
Uit het vorenstaande volgt dat tot bewijslevering moet worden overgegaan, waarbij het, zoals hiervoor in rov. 4.1.1 is vastgesteld, aan [eisers] c.s. is om in het kader van hun primaire grondslag te bewijzen dat zij de woning in maart 2014 niet uit de verkoop hebben genomen. De rechtbank zal hen tot dit bewijs toelaten.
4.3.2
Het is aan de Volksbank om in het kader van de subsidiaire grondslag van de vordering van [eisers] c.s. bewijs te leveren van het feit dat zij gerechtigd was om woning 1, eigendom van [eisers] c.s., in eigendom over te dragen omdat [eisers] c.s. woning 1 in maart 2014 uit de verkoop hebben genomen.
Voorshands leidt de rechtbank uit de hiervoor in rov. 4.1 sub e tot en met h en j vastgestelde feiten af dat [eisers] c.s. de woning uit de verkoop hebben genomen. Uit die feiten volgt namelijk dat de Volksbank woning 1 wilde verkopen, dat zij [eisers] c.s. daarvan in kennis hebben gesteld waarbij [eisers] c.s. ook in kennis zijn gesteld van de taxaties waarbij [eisers] c.s. toegang hebben verleend tot woning 1 terwijl [eisers] c.s. daarbij nooit hebben geprotesteerd of vragen hebben gesteld op grond waarvan de Volksbank dit alles deed. Voor zover [eisers] c.s. in hun dagvaarding in nr. 6 hebben gesteld dat “
ondanks protesten van eisers werd de woning op 15 mei 2015 verkocht voor € 160.000,- (…)”, passeert de rechtbank op dit moment die stelling omdat een nadere verfeitelijking van die protesten ontbreekt. De rechtbank weegt verder mee dat [eisers] c.s. merkwaardig lang hebben stilgezeten na de verkoop van woning 1 voordat zij inhoudelijk bezwaar tegen een en ander hebben gemaakt. Uit dit alles leidt de rechtbank voorshands af dat [eisers] c.s. geen bezwaar hadden tegen de verkoop door de Volksbank juist omdat zij woning 1 uit de verkoop hadden genomen. De rechtbank zal [eisers] c.s. toelaten tot het leveren van tegenbewijs.
4.4
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
laat [eisers] c.s. toe om door alle middelen rechtens te bewijzen dat zij de woning [adres 1] te [woonplaats] (hierna woning 1) in maart 2014 niet uit de verkoop hebben genomen;
5.2
laat [eisers] c.s. toe om door alle middelen rechtens, tegenbewijs te leveren tegen het voorshands vaststaande feit dat zij, [eisers] c.s., woning 1 in maart 2014 uit de verkoop hebben genomen;
(MK)5.3 bepaalt dat, indien [eisers] c.s. bewijs door middel van getuigen willen leveren, het getuigenverhoor zal worden gehouden ten overstaan van mr. J.R. Sijmonsma, rechter, in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechter zal worden bepaald, nadat [eisers] c.s. bij akte hebben opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen;
5.4
verwijst in dat geval de zaak naar de rol van 18 april 2018(4 weken na datum vonnis) voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van [eisers] c.s., alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen;
5.5
bepaalt dat [eisers] c.s. indien zij het bewijs niet of niet uitsluitend door getuigen willen leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij dit op de rol van 18 april 2018 in het geding moeten brengen;
5.6
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, rechter, en in het openbaar uitgesproken.