ECLI:NL:RBLIM:2018:2061

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
03/700273-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met minderjarige en onttrekking aan wettig gezag

Op 2 maart 2018 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verrichten van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, dat op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De verdachte heeft meerdere keren ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Daarnaast heeft hij het slachtoffer opzettelijk onttrokken aan het wettig gezag van haar ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte van de moeder van het slachtoffer en de verklaringen van het slachtoffer zelf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals het volgen van reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en de vertrouwensrelatie die tussen de verdachte en het slachtoffer bestond, wat de ernst van de feiten vergroot. De verdachte heeft ter zitting spijt betuigd en heeft aangegeven dat hij zijn leven op orde heeft.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700273-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 maart 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.J.A.F. Beulen, advocaat kantoorhoudende te Landgraaf.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 februari 2018. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
1.:meerdere keren met [slachtoffer] , terwijl zij nog geen 16 jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft verricht, bestaande onder meer uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2.:opzettelijk de minderjarige [slachtoffer] aan het wettig over haar gestelde gezag heeft onttrokken.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen (het onder 1. tenlastegelegde). Zij baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte door de moeder van [slachtoffer] , de verklaring van [slachtoffer] en het aantreffen van [slachtoffer] in de woning van de verdachte in diens aanwezigheid.
Ook acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte [slachtoffer] aan het wettig gezag heeft onttrokken (het onder 2. tenlastegelegde), gelet op de aangifte door de moeder van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat op grond van de bekennende verklaring van de verdachte en de diverse andere verklaringen in het dossier, waaronder die van [slachtoffer] , het onder 1. en het onder 2. tenlastegelegde bewezen is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het tenlastegelegde ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De rechtbank acht het onder 1. tenlastegelegde bewezen, gelet op:
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting [2] ;
- de verklaring van [slachtoffer] [3] ;
De rechtbank acht het onder 2. tenlastegelegde bewezen, gelet op:
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting [4] ;
- de verklaring van [slachtoffer] [5] ;
- de aangifte door [naam moeder] [6] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
in de periode van 19 juli 2017 tot en met 4 augustus 2017 in de gemeente Landgraaf en in de gemeente Jalhay en in de gemeente Spa, meermalen met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt
,ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte, terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid was toevertrouwd
- de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en
- de borsten en de benen en de billen en de schaamstreek - al dan niet onder de kleding - van die [slachtoffer] betast en
- die [slachtoffer] op de mond gezoend en
- zijn, verdachtes, (naakte) penis tegen het lichaam van die [slachtoffer] gewreven en
- zijn penis in de vagina en de anus van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en
- zich door die [slachtoffer] laten pijpen;
2.
in de periode van 3 augustus 2017 tot en met 4 augustus 2017 in de gemeente Landgraaf, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag (te weten: het gezag van de ouders
[naam moeder] en [naam vader] ), door de minderjarige buiten bereik van die ouders en bij die ouders weg te houden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 1. of onder 2. meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit wordt gepleegd met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
feit 2:
onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. M. van Heteren heeft over de geestvermogens van de verdachte op
20 oktober 2017 een rapport uitgebracht. Hierin wordt geconcludeerd dat er bij de verdachte geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling. De psycholoog adviseert om de ten laste gelegde feiten aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een psychologische omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Van overige omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is evenmin gebleken. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder meer verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Limburg van 8 augustus 2017 (ECLI:NL:RBLIM:2017:7726) waarbij de schuldige werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Gelet op de rechtsgelijkheid en het feit dat dat geval in veel opzichten vergelijkbaar is met dit geval, eist de officier van justitie eenzelfde straf. Zij heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden die zijn verwoord in het reclasseringsrapport van 31 oktober 2017, met de bepaling dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman pleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd in voornoemd rapport. De verdachte heeft “
zijn lesje geleerd” en hij doet er alles aan om te zorgen dat het nooit meer zal gebeuren. Zo is de verdachte op eigen initiatief op zoek gegaan naar een psycholoog die hem met zijn problematiek kon helpen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij de toentertijd net 14-jarige [slachtoffer] . Hij was één van haar scoutingleiders en [slachtoffer] was aan zijn zorg toevertrouwd. De verdachte werd een vertrouwenspersoon voor [slachtoffer] ; zij vertrouwde hem al haar problemen toe. Tijdens het zomerkamp van de scouting werd de vertrouwensrelatie echter ook een seksuele relatie.
Verder heeft de verdachte [slachtoffer] onttrokken aan het wettig gezag. Hij wist dat haar ouders naar haar op zoek waren. De moeder van [slachtoffer] heeft op de bewuste dag, 3 augustus 2017, tot twee keer toe bij de verdachte aan de deur gestaan om haar dochter te zoeken. De eerste keer heeft de verdachte de voordeur niet geopend, de tweede keer heeft hij voorgewend dat hij niet wist waar [slachtoffer] was. [slachtoffer] was beide keren bij hem thuis, zo is aan de rechtbank gebleken.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele ontwikkeling van jeugdigen tussen de 12 en 16 jaren. De wetgever heeft voor strafbaarstelling van dit soort seksuele handelingen gekozen, omdat jeugdigen de impact van hun handelen nog niet (goed) kunnen overzien. Door zijn handelwijze heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Dat tussen haar en de verdachte een affectieve relatie was ontstaan doet daar niet aan af. Het leeftijdsverschil tussen de verdachte en [slachtoffer] had hem ervan moeten weerhouden zich op deze wijze te gedragen ten opzichte van [slachtoffer] . De verdachte wist dat een seksuele relatie, zoals die tussen hem en [slachtoffer] , verboden is, maar er is niet dienovereenkomstig gehandeld; dat is -gelet op zijn leeftijd- de verantwoordelijkheid van de verdachte. De verdachte had de grenzen van zijn vertrouwensrelatie duidelijk moeten afbakenen. De verdachte heeft door zijn handelen ook het door de ouders van [slachtoffer] in hem gestelde vertrouwen geschonden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf let de rechtbank op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het psychologisch rapport van drs. M. van Heteren van 20 oktober 2017 en het door Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 31 oktober 2017 naar voren is gekomen.
De ernst van het handelen van de verdachte wordt met name bepaald door de jeugdige leeftijd van [slachtoffer] en het feit dat [slachtoffer] door haar ouders aan de zorg van de verdachte was toevertrouwd.
De verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd en heeft verklaard dat het nooit meer zal gebeuren. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat de verdachte is doordrongen van de negatieve invloed van zijn handelen op de ontwikkeling van [slachtoffer] , wat blijkbaar mede een reden is geweest om zelf op zoek te gaan naar psychologische hulp en daarmee niet te wachten tot de behandeling van de strafzaak. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
De eis van de officier van justitie is in het licht van de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, te begrijpen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat aan deze verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moet worden die de duur van het voorarrest te boven gaat. De rechtbank wil de positieve ontwikkeling die de verdachte doormaakt, niet doorkruisen door oplegging van een (langere dan reeds in voorarrest uitgezeten) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft in dit verband gelet op het advies van de reclassering om aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer] en een (ambulante) behandeling.
Uit het reeds hiervoor genoemde psychologisch onderzoek volgt weliswaar dat de recidivekans bij de verdachte, zowel op de korte als lange termijn, als verhoogd moet worden geacht, maar, zo volgt ook uit dat onderzoek, die kans kan worden teruggedrongen door het volgen van een therapie die is gericht op de ‘sociale coping’ (afgrenzing) en probleemoplossingsvaardigheden van de verdachte. De rechtbank hecht er waarde aan dat kans op recidive op deze wijze wordt verkleind.
De rechtbank acht, alles afwegende, de volgende straffen passend en geboden:
- een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in haar rapport geadviseerd, en
- een taakstraf voor de duur van 240 uur.
De rechtbank wijst op het arrest van de Hoge Raad d.d. 20 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:202): daaruit vloeit voort dat het taakstrafverbod ex artikel 22b Sr ook in deze zaak er niet aan in de weg staat dat een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest van 3 dagen. De opvatting dat onder de vigeur van artikel 22b lid 3 Sr een taakstraf uitsluitend is toegelaten, indien tevens tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van “substantiële” duur wordt veroordeeld, is onjuist.
De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk strafdeel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De rechtbank kan, gelet op het bepaalde in artikel 14 e lid 1 Wetboek van Strafrecht, een dergelijk bevel bij uitspraak alleen doen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op het feit dat de verdachte zijn leven thans veel beter op orde heeft en hij reeds zelf vrijwillig de hulpverlening van de reclassering heeft ingeschakeld, acht de rechtbank geen termen aanwezig om het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

7.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde, in beslaggenomen voorwerpen aan de beslagene, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 245, 248, 249 en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1. en onder 2. tenlastegelegde bewezen, zoals dat hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat onder 1. en onder 2. meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert, zoals deze hierboven onder 4 zijn omschreven;
  • verklaart de verdachte daardoor strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
zich binnen vijf dagen na de datum van het vonnis melden bij Reclassering Nederland, RN Advies & Toezichtunit 7 Zuid, telefoonnummer 088-8041501 en zich daarna melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
op geen enkele wijze, direct of indirect, contact hebben of zoeken, ook niet via derden, met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit nodig acht;
zich laten behandelen door een binnen de GGZ in een nader met de reclassering te bepalen instelling of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en daarbij zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven, zolang de reclassering dit nodig acht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 uren;
- beveelt dat indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
Toezicht
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene:
- beddengoed (goednummer 970017);
- dekbedovertrek (goednummer 970018);
- ondergoed (goednummer 970020);
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en
mr. J.A.A.C. Claessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Schmeets, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2018.
Buiten staat
Mr. J.A.A.C. Claessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, in of omstreeks de periode van 01 juni 2017 tot en met 04 augustus 2017 in de gemeente Landgraaf en/of in de gemeente Jalhay en/of in de gemeente Spa, in elk geval in Nederland en/of in België, meermalen, althans eenmaal met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte, terwijl die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd (telkens) meermalen, althans eenmaal
- de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en/of
- de borsten en/of de benen en/of de billen en/of de schaamstreek - al dan niet onder de kleding - van die [slachtoffer] betast en/of
- die [slachtoffer] op de mond gezoend en/of
- zijn, verdachtes, (naakte) penis tegen het lichaam van die [slachtoffer] geduwd/gewreven en/of
- zijn penis in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
- zich door die [slachtoffer] laten pijpen;
2.
hij, in de periode van 03 augustus 2017 tot en met 04 augustus 2017 in de gemeente Landgraaf, in elk geval in Nederland, opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag (te weten het gezag van de ouders [naam moeder] en/of [naam vader] ), door de minderjarige buiten
bereik van die ouders en/of bij die ouders weg te houden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, Team Zeden, proces-verbaalnummer 2017126324, gesloten d.d. 29 september 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 80.
2.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 februari 2018.
3.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] d.d. 6 augustus 2017, pagina’s 51 tot en met 56.
4.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 februari 2018.
5.Het proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer] d.d. 6 augustus 2017, pagina’s 51 tot en met 56.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [naam moeder] d.d. 9 augustus 2017, pagina’s 46 tot en met 50.