ECLI:NL:RBLIM:2017:7726

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
03/659409-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen tussen een 47-jarige man en een 13-jarig meisje met gevolgen voor de strafbaarheid en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 13-jarig meisje. De verdachte heeft in de periode van 27 april 2016 tot en met 1 november 2016 meermalen seksuele handelingen verricht met het meisje, dat destijds minderjarig was. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er geen sprake was van dwang, de seksuele handelingen vanwege de minderjarigheid van het slachtoffer en het grote leeftijdsverschil met de verdachte als ontuchtig gekwalificeerd moesten worden. De verdachte leed aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS), maar de rechtbank oordeelde dat er geen causaal verband was tussen deze stoornis en de gepleegde seksuele handelingen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een immateriële schadevergoeding van 5.000 euro aan het slachtoffer, plus vergoeding van reiskosten. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, als volwassene en politieagent, zich had moeten realiseren dat zijn gedrag onacceptabel was en dat hij de vertrouwensrelatie met het meisje had misbruikt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/659409-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R. Janssen, advocaat, kantoorhoudende te Helmond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juli 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Eveneens is verschenen het slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer] . Zij werd ter terechtzitting bijgestaan door haar ouders (tevens haar wettelijke vertegenwoordigers) en door mr. F.W. Oehlen, advocaat, kantoorhoudende te Beek.
[slachtoffer] heeft zelf gebruik gemaakt van het haar toekomende spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 27 april 2016 tot en met 1 november 2016 in [plaatsnaam] meermalen seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer] , die destijds dertien jaar oud was.
In het vervolg zal de rechtbank [slachtoffer] aanduiden als ‘het meisje’.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft daartoe verwezen naar de aangifte van de vader van het meisje, de getuigenverklaring van het meisje zelf en de verklaringen van de verdachte, waarin hij de tenlastegelegde handelingen toegeeft. Verder is er steunbewijs in de vorm van de berichten die de verdachte en het meisje aan elkaar hebben verstuurd.
Onder seksueel binnendringen valt ook tongzoenen en het slechts gedeeltelijk binnendringen met de penis.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte de tenlastegelegde feitelijke handelingen slechts voor een gedeelte bekent. Volgens hem erkent de verdachte dat hij het meisje meermalen heeft ge(tong)zoend vanaf de nazomer van 2016 en dat zij elkaar daarbij af en toe over de kleding streelden. Ook erkent hij de seksuele handelingen op 23 oktober 2016 bij het [naam jongerenwerk] . De verdachte ontkent echter dat er voorafgaand aan 23 oktober 2016 meer is gebeurd dan tongzoenen en strelen en voorts ontkent hij dat er op 27 april 2016 al getongzoend is. Hiervoor is volgens hem ook geen steun te vinden in de berichten tussen de verdachte en het meisje. Ten aanzien van de gebeurtenissen op 23 oktober 2016 heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet van plan was om seksuele handelingen met het meisje te verrichten. Die dag lag het initiatief tot de seksuele handelingen ook bij het meisje. In de beleving van de verdachte is het niet gelukt om tijdens vier pogingen met zijn penis de vagina van het meisje binnen te dringen. Er was dus geen sprake van een voltooid binnendringen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 1 november 2016 komt het een leerkracht van het meisje tijdens een les ter ore dat zij een oudere vriend heeft. Hij spreekt haar na de les daarop aan en in daaropvolgende gesprekken met de leerlingbegeleidster en de jaarcoördinator laat het meisje beetje bij beetje meer informatie los over deze man. De school schakelt de politie in en twee vrouwelijke agenten hebben dan een gesprek met het meisje, waarna ook de ouders worden ingelicht. Nog diezelfde dag vindt er een informatief gesprek zeden plaats. Uit die gesprekken blijkt dat er meerdere malen seksueel contact zou zijn geweest tussen het meisje, toen dertien jaar oud, en verdachte.
De bewijsmiddelen
De vader van het meisje heeft op 2 november 2016 aangifte gedaan tegen de verdachte wegens de seksuele handelingen tussen de verdachte en zijn dertienjarige dochter. [2]
Op 3 november 2016 wordt het meisje als getuige gehoord. Zij verklaart dat ze de verdachte kent van het Jongerenwerk in [plaatsnaam] , hierna te noemen het [naam jongerenwerk] . Ze heeft hem vier jaar geleden leren kennen. In het begin verliep het contact normaal. Sinds 2015 werkt ze echter als leiding bij het kindervakantiewerk en vanaf die tijd ging ze iedere vrijdag helpen bij het [naam jongerenwerk] . Vanaf toen begon ze ook meer met de verdachte te praten over haar problemen thuis. Ze vroeg hem dan wat hij zou doen als vader. De verdachte reageerde daarop heel goed en zei tegen haar dat ze kon appen als er iets was en dat ze met hem kon praten. Bij het [naam jongerenwerk] wisten ook verschillende mensen dat zij met de verdachte over haar problemen sprak.
Vanaf Koningsdag 2016 was er iets veranderd in het contact, volgens het meisje. Iets daarvoor hadden ze al meer appcontact en werden deze berichten flirteriger van aard. Na Koningsdag zat ze bij de verdachte in de auto. Ze stonden stil op een zijweg en spraken over iets wat er thuis was gebeurd, waardoor het meisje boos en verdrietig was.
Ze gaven elkaar een knuffel en zoenden toen ook. De verdachte probeerde haar daarbij met tong te zoenen. Het meisje verklaart dat ze daarvan schrok en zich terug trok. Hierna ontwikkelde de relatie zich verder. Ze hadden dagelijks contact via WhatsApp. Op enig moment heeft de verdachte voorgesteld om Telegram te gaan gebruiken, omdat je dan eerst een code moet invoeren alvorens je de berichten kunt lezen. Dat was namelijk veiliger om het geheim tussen de verdachte en het meisje te bewaren.
Het meisje verklaart dat er in de periode na Koningsdag vaker is gezoend, ook met tong. Op een dag in de zomer of nazomer had ze met de verdachte afgesproken op een wandelpad bij [plaatsnaam] . Het begon zoals altijd, namelijk met praten over haar problemen thuis en zoenen. Op enig moment ging de verdachte echter met zijn hand in haar broek. Hij raakte haar bij haar schaamstreek aan en ging uiteindelijk ook met zijn vinger in haar vagina. Het meisje verklaart dat zij dat op dat moment goed en zelfs fijn vond. Ze had tot dan toe nog geen enkele seksuele ervaring. De volgende stap in hun relatie beschouwt het meisje het kindervakantiewerk 2016. Dat kindervakantiewerk vindt altijd plaats tijdens de eerste twee weken van de zomervakantie. In een van die twee weken, op een vrijdag, was er een vergadering bij het [naam jongerenwerk] . De vrouw van de verdachte was daarbij aanwezig, maar de verdachte zelf niet. Het meisje verklaart dat zij die avond naar zijn huis is gelopen. Dit had ze met de verdachte afgesproken. Ze had de wekker gezet zodat ze wel op de met haar ouders afgesproken tijd naar huis zou gaan. Ze zijn naar de kelder gegaan, die als een soort tweede woonkamer is ingericht. Daar ging de verdachte met zijn mond en hand aan haar vagina en borsten en zij ging met haar hand en mond aan zijn geslachtsdeel. Ze had haar bh los gemaakt, zodat de verdachte er beter bij kon. Hij zat met zijn mond en tong aan haar tepels en aan haar schaamstreek. Hij deed haar broek open en zij deed hem zelf helemaal af. Op de vraag wat de verdachte dan bij haar vagina deed, verklaart ze dat het een combinatie was van mond, handen en tong. Hij likte, zoog, drukte en draaide rondjes. Hij is ook met zijn vingers in haar vagina geweest. Ze vond het fijn. Daarna deed ze dingen bij hem. Ze nam zijn penis in haar mond, bewoog haar hoofd en maakte rondjes met haar tong. Op enig moment trok de verdachte terug en toen ging ook haar wekker. Ze hebben nog een keer gekust en toen is ze naar huis gelopen.
In de rest van de vakantie waren er geen vrijdagactiviteiten bij het [naam jongerenwerk] , maar zagen ze elkaar als het meisje met de honden ging wandelen of foto’s ging maken. Ze spraken dan af via Telegram. Als ze op een stuk liepen waar andere mensen waren, dan liepen ze gewoon als vrienden. Het meisje verklaart dat ze zelfs afspraken waarover ze zouden praten als er mensen langs zouden lopen die ze kenden. Als ze alleen waren, dan zoenden ze of raakten ze elkaar over de kleding aan.
Op de vraag wat er op 23 oktober 2016 is gebeurd, verklaart het meisje als volgt. De dag ervoor was er een feestje geweest bij de verdachte thuis en daarvoor had hij spullen geleend bij het [naam jongerenwerk] , die hij ging terugbrengen. Hij had aan het meisje gevraagd of ze langs kwam. Tegen haar moeder heeft het meisje gezegd dat ze buiten ging fotograferen, maar ze is naar het [naam jongerenwerk] gelopen. De verdachte heeft na het uitladen van de spullen gecontroleerd of er andere mensen waren. Het meisje is via een zijingang naar binnen gegaan en bleef zolang in een lokaal waar geen camera’s hangen. Dit keer is zij bij de verdachte begonnen, zo verklaart ze. Het begon met zoenen en toen heeft ze zijn broek uitgedaan. Ze heeft zijn geslachtsdeel in haar mond genomen en draaide rondjes met haar tong. Daarna heeft de verdachte haar op tafel gezet en heeft met zijn handen en tong aan haar borsten en aan haar vagina gezeten. Het meisje verklaart dat ze aan de verdachte heeft gevraagd of hij een voorbehoedsmiddel bij zich had. Dat bleek niet zo te zijn. Ze verklaart dat haar dat op enig moment niet meer kon schelen en dat ze tegen hem heeft gezegd dat het ook zonder condoom kon. De verdachte heeft haar daarop omgedraaid, is voorover gebukt en op die manier zat hij in haar. Hij stopte daarmee en heeft haar weer op de tafel gezet. Het meisje lag op de tafel en de verdachte zat toen in haar. Haar benen zaten om zijn lichaam heen, haar benen op zijn schouders en zo is het verder gegaan. Op enig moment heeft de verdachte tegen haar gezegd: “je hebt hem helemaal”.
De verdachte kwam bijna klaar en heeft zich toen uit haar teruggetrokken. Met wat hulp van zijn handen is hij klaargekomen. Daarna hebben ze ervoor gezorgd dat ze alles goed achterlieten. Het sperma is weggepoetst met een sponsje en dat sponsje is in de prullenbak gegooid. Ze hebben elkaar nog gekust en geknuffeld. Tussen het gebeuren in de kelder bij de verdachte thuis en de geslachtsgemeenschap bij het [naam jongerenwerk] op 23 oktober is er volgens het meisje nog een keer geweest dat zij in de kelder was bij de verdachte. Die avond was er een voorlichtingsavond op school over de profielkeuze en ze had haar ouders verteld dat deze voorlichting uitliep. Toen is hetzelfde gebeurd als de eerste keer in de kelder bij de verdachte thuis. Het is toen bij orale seks gebleven. [3]
De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie in eerste instantie verklaard dat er geen seksuele handelingen met het meisje hebben plaatsgevonden, maar komt daar in zijn tweede verhoor van terug.
Hij verklaart dat het meisje problemen had en daarvoor bij hem een luisterend oor vond. Ze zag hem als een vaderfiguur. Vanaf een bepaald moment begon het meisje toespelingen te maken als ze bij het [naam jongerenwerk] waren. Zo zei ze dat hij knap was. De verdachte is er in meegegaan en vertelde het meisje dat zij er ook goed uitzag. Hij appte haar dat ze mooi, lekker en lief was. Na het appen kwamen er ook afspraakjes om elkaar te zien. Daar vroeg het meisje ook naar. In het begin waren die afspraakjes onschuldig: ze hielden elkaar vast en kusten elkaar. Wel is er over de kleding gestreeld. De verdachte verklaart dat hij met kussen bedoelt het zoenen met tong. Ze zagen elkaar als het meisje met haar honden wandelde of in de auto van de verdachte. Ze spraken met elkaar af via WhatsApp of via Telegram.
Als de verdachte voorgehouden wordt dat het meisje heeft verklaard dat ze elkaar voor het eerst gekust hebben op Koningsdag 2016, verklaart hij dat hij dit niet meer weet.
Over 23 oktober 2016 verklaart de verdachte dat hij spullen terug ging brengen naar het [naam jongerenwerk] na een verjaardagsfeestje en dat het meisje toen langs is gekomen. Eenmaal in het [naam jongerenwerk] heeft ze de verdachte in zijn kruis gegrepen, is ze op haar knieën gaan zitten en heeft ze de verdachte gepijpt. De verdachte verklaart dat hij haar borsten aanraakte onder haar t-shirt door. Daarna heeft het meisje zich uitgekleed en heeft de verdachte haar vagina betast en gelikt. Vervolgens is ter sprake gekomen dat ze geen condoom hadden. Het meisje heeft hem afgetrokken. Op enig moment stond hij met zijn penis voor haar vagina en hebben ze geprobeerd om zijn penis in haar vagina te stoppen, maar dat ging niet. De verdachte verklaart dat hij een keer of vier een stukje in haar vagina is geweest met zijn penis. De verdachte heeft zichzelf afgetrokken, terwijl het meisje voor hem op de tafel lag. Ze hebben nog getongzoend en uiteindelijk is de verdachte klaar gekomen. Het sperma heeft hij met een sponsje opgeruimd en dat sponsje heeft hij weggegooid.
Desgevraagd verklaart de verdachte in dat tweede verhoor dat er inderdaad meer seksuele contacten zijn geweest. Zo spreekt hij over een keer in de auto, waarbij hij de borsten van het meisje heeft betast en gekust. Ook verklaart hij over een keer bij hem thuis, een avond tijdens het kindervakantiewerk. Hij heeft het meisje toen gestreeld aan haar borsten, vagina en kont. Het meisje heeft hem ook gestreeld. [4]
Ter terechtzitting heeft de verdachte desgevraagd door de voorzitter verklaard dat het klopt dat hij het meisje via het jeugdwerk kende en dat zij elkaar sinds Koningsdag 2016 op een andere manier leerden kennen: die dag hebben zij met elkaar geknuffeld en gezoend met tong. De verdachte verklaarde hier verder over dat hij er niet bij na heeft gedacht en dat het gebeurde in de emoties van het gesprek over de problemen van het meisje.
Vervolgens hebben ze elkaar vaker gezien, maar niet altijd was er sprake van seksuele handelingen. Ze communiceerden via Telegram, om de gesprekken voor anderen verborgen te houden aangezien hierin seksuele opmerkingen werden geplaatst. Gevraagd naar de avond bij hem thuis tijdens het kindervakantiewerk, houdt de verdachte vol dat dit in de keuken was en niet in de kelder. Nadat hem de verklaring van het meisje over de orale seks is voorgehouden, verklaarde de verdachte dat die handelingen wel zijn gebeurd, maar dat hij niet meer weet of die dag orale seks heeft plaatsgevonden of op een andere dag.
Over de geslachtsgemeenschap op 23 oktober bevestigt de verdachte zijn verklaring bij de politie dat hij gedeeltelijk met zijn penis in de vagina van het meisje is geweest. [5]
Zowel de telefoon van het meisje als de telefoon van de verdachte is in beslag genomen.
De verdachte heeft verklaard bijna alle gesprekken op zijn telefoon te hebben gewist, dus ook die met het meisje. Ook het meisje heeft verklaard dat zij om de zoveel tijd haar gespreksgeschiedenis wiste. Daarom heeft ze enkel nog de gesprekken met de verdachte via Telegram vanaf 29 oktober 2016.
Uit het extractierapport blijkt dat de verdachte en het meisje op 29 oktober 2016 nog gesproken hebben over het al dan niet bloeden na een ontmaagding. Op 30 oktober 2016 gaat het gesprek over naaktfoto’s die de verdachte te oud vindt en waarna hij vraagt om nieuwe naaktfoto’s te sturen. Het meisje stuurt daarop een foto, waarna het gesprek erover gaat dat deze foto dan wel buiten het zicht van verdachtes echtgenote opgeslagen moet worden. De gesprekken op 31 oktober 2016 gaan over dat ze het vervelend vinden om de relatie geheim te houden. De verdachte schrijft dat hij wel weet dat het niet kan en niet mag wat hij doet en dat hij bang is dat hij de toekomst van het meisje verknalt. Ruim een half uur later schrijft verdachte aan het meisje dat hij zoiets nooit zou doen met iemand van dertien, maar dat hij het meisje niet uit zijn kop kan krijgen. Dat hij echt om haar geeft en haar niet kwijt wil. Het meisje antwoordt dan dat ze gelukkig bijna veertien is. Op 1 november 2016 spreken beiden af dat het meisje op het politiebureau (verdachtes werk) zal langskomen, maar deze afspraak wordt later door haar afgezegd. [6]
Conclusie
De in de tenlastelegging omschreven feitelijke handelingen acht de rechtbank stuk voor stuk bewezen gelet op voornoemde verklaringen van het meisje en de bekennende verklaring van de verdachte, waaruit volgt dat alle feitelijke handelingen hebben plaatsgevonden, al laat verdachte soms in het midden wanneer. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat er geen sprake was van een voltooid binnendringen/inbrengen van de penis in de vagina van het meisje. De verdachte en het meisje hebben namelijk beiden verklaard dat de verdachte met zijn penis de vagina van het meisje is geweest. Of dat slechts met een gedeelte van de penis is gebeurd of dat deze in zijn geheel is ingebracht, is volstrekt irrelevant voor de vraag of hij met zijn penis in de vagina is geweest.
Het gaat hier om seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen de destijds 47-jarige verdachte en een destijds 13-jarig meisje. Naar het oordeel van de rechtbank hebben deze handelingen, gelet op het leeftijdsverschil tussen beiden en haar minderjarigheid, een ontuchtig karakter en zijn de handelingen daarmee strafbaar. Deze handelingen zijn simpelweg in strijd met de sociaal-ethische norm. Dat uit vorenstaande bewijsmiddelen volgt dat er geen sprake is geweest van dwang doet niets af aan het ontuchtige karakter van de seksuele handelingen.
Voor de vraag wanneer de ontuchtige handelingen hebben plaatsgehad, overweegt de rechtbank dat er vanaf Koningsdag handelingen hebben plaatsgevonden die als ontuchtig aangemerkt dienen te worden. Die dag is namelijk volgens beiden voor het eerst getongzoend. Deze tongzoen had naar het oordeel van de rechtbank gelet op het voorgaande onmiskenbaar een ontuchtig karakter. De verdachte heeft ter terechtzitting ook bekend dat die dag getongzoend is, waardoor de rechtbank het verweer daarover van zijn raadsman verwerpt.
De aard en intensiteit van de seksuele handelingen is in de maanden daarna toegenomen: van het betasten en strelen van de geslachtsdelen, naar orale seks en uiteindelijk ook geslachtsgemeenschap op 23 oktober 2016, waarna het seksuele contact is geëindigd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op tijdstippen in de periode van 27 april 2016 tot en met 1 november 2016 te [plaatsnaam] met benadeelde (volledige gegevens zie pag. 24 procesdossier), geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die benadeelde voornoemd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar
- die benadeelde gezoend en die benadeelde getongzoend en
- met zijn handen de borsten en billen en vagina van die benadeelde betast en gestreeld en
- zijn penis laten betasten en aftrekken door die benadeelde en
- zijn penis in de vagina van die benadeelde gebracht en
- zijn vinger(s) in de vagina van die benadeelde gebracht en
- zijn penis in de mond van die benadeelde gebracht en
- is hij, verdachte, met zijn tong over de vagina van die benadeelde gegaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. [naam 1] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 29 maart 2017 een rapport uitgebracht.
Zij heeft vastgesteld dat er sprake is van een ziekelijke stoornis bij de verdachte, namelijk een posttraumatische stressstoornis (hierna te noemen: ptss). Die stoornis was weliswaar ook aanwezig tijdens het tenlastegelegde, maar de psycholoog stelt dat een causaal verband tussen de ptss en een zedendelict niet voor de hand ligt. Wel heeft de ptss impact op het algehele functioneren van de verdachte en daarom heeft de psycholoog onderzocht of er sprake kan zijn van een globaal verband. Daarbij heeft zij overwogen dat de verdachte zich door de ptss chronisch onveilig voelde. Hij heeft hierop gereageerd met zijn gebruikelijke copingstijl, namelijk zich inzetten en anderen helpen. Wie helpt, voelt zich namelijk doorgaans sterker dan degene die geholpen wordt. Het zou kunnen dat de verdachte daarbij in toenemende mate over zijn eigen grenzen is gegaan. Het toestandsbeeld van angst, negativiteit, vervreemding en algeheel onbehagen –voortvloeiend uit de ptss– kan bovendien hebben geleid tot identificatie met het slachtoffer. Ook dat kan drempelverlagend hebben gewerkt voor het tenlastegelegde. De psycholoog heeft echter ook overwogen dat de verdachte als politieman erin was getraind en ervan was doordrongen om gezonde grenzen in het contact met vrouwen en meisjes in acht te houden. Volgens informatie van referenten was de verdachte hier ook goed toe in staat. Een globaal verband blijft aldus speculatief en kan onvoldoende worden onderbouwd.
Ondanks dat de verdachte leefde onder chronische psychisch belastende omstandigheden en chronisch onder druk stond, adviseert de psycholoog de verdachte vanwege het ontbreken van een causaal of globaal verband tussen de ptss en het zedendelict als toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank zal de psycholoog [naam 1] in haar advies volgen.. Haar rapport is immers uitgebracht in het kader van deze strafzaak. Het door de raadsman ter terechtzitting ingebrachte rapport van een psychiater, die in een arbeidsrechtelijke kwestie in opdracht van de Nationale Politie heeft gerapporteerd, mist deze specifieke strafrechtelijke invalshoek en bovendien is de psychiater inconsistent in zijn conclusies. Enerzijds stelt hij immers dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte in de betreffende maanden verminderd of niet oordeelsbekwaam is geweest. Anderzijds stelt hij dat het handelen verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend ten gevolge van de psychische schade die verdachte eerder in en door de dienst heeft opgelopen. Zijn conclusies legt de rechtbank daarom naast zich neer.
De verdachte is dus strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Gedurende die proeftijd dient de verdachte zich te houden aan een contactverbod met het meisje en deze voorwaarde dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Dat het meisje niet conform kalenderleeftijd oogde of overkwam, doet, voor zover dit al waar is, niet ter zake. Seks met een minderjarige is hoe dan ook strafbaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het meisje niet conform kalenderleeftijd oogde en zich ook niet zo gedroeg. Ze heeft ook ingestemd met de seksuele handelingen. Er was voorts geen sprake van een vooropgezet plan bij de verdachte en ook heeft hij zijn hoedanigheid als politieagent niet misbruikt.
Verdere factoren die de raadsman van belang acht, zijn:
  • de duur van de periode: voor 23 oktober 2016 is er alleen getongzoend en over de kleding heen gestreeld;
  • de relatie slachtoffer-dader: beiden waren vrijwilliger bij het [naam jongerenwerk] ;
  • het aantal slachtoffers: verdachte heeft enkel met het meisje seksuele handelingen verricht;
  • de aard van de seksuele handelingen: er was orale seks, maar er is geen sprake geweest van een voltooid binnendringen met de penis in de vagina van het meisje;
  • de verdachte moet verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Gelet op deze factoren pleit de raadsman voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest. Daaronder dient wat hem betreft ook de periode te vallen waarin de verdachte onder elektronisch toezicht heeft gestaan in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Daarnaast pleit de raadsman voor oplegging van een taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich opgeworpen als vertrouwenspersoon van het meisje, dat indertijd vaak overhoop lag met haar ouders. De verdachte heeft de hechte vertrouwensband gedurende enkele maanden laten uitgroeien tot een seksuele relatie. Na één tongzoen op Koningsdag volgden al gauw meer tongzoenen en kwam het tot het strelen van de geslachtsdelen. Vervolgens was er sprake van orale seks en uiteindelijk ook van geslachtsgemeenschap. In al die maanden heeft de verdachte geen enkele keer op de rem getrapt. Integendeel, de seksuele handelingen gingen steeds een stapje verder. Bovendien heeft hij alle moeite gedaan om deze verboden relatie voor de rest van de wereld verborgen te houden. Een verboden relatie, omdat de wet seksuele handelingen tussen een 47-jarige man en een 13-jarig meisje per definitie strafbaar stelt.
De strafwet beschermt (de belangen van) jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het meisje geschonden. Dit wordt niet anders nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat het meisje zelf met de relatie instemde en deze relatie op dat moment kennelijk ook fijn vond. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen omdat jeugdigen de impact van het handelen nog niet kunnen overzien. Het was verdachte die zich dit als volwassene, en meer nog als politieagent, had moeten realiseren en de grenzen van zijn (vertrouwens)relatie met het meisje duidelijk had moeten afbakenen. Uit de appberichten blijkt nota bene dat hij zich heel goed realiseerde dat zijn relatie met het meisje verboden is, maar hij heeft niet naar zijn verantwoordelijkheid gehandeld. Een verantwoordelijkheid waarvan hij zich tijdens zijn werk als politieagent juist altijd zo bewust was, getuige de referenteninformatie die de psycholoog bij voormalige collega’s heeft ingewonnen.
Tijdens haar spreekrecht ter terechtzitting heeft het meisje verteld dat zij de geheime wereld met de verdachte een tijdlang als enige veilige wereld heeft beschouwd. Ze voelde zich door zijn positieve aandacht en mooie woorden speciaal. Ze heeft de verdachte in vertrouwen genomen en voelde zich door hem gehoord. Hij nam haar serieus en gaf haar goede adviezen.
Achteraf voelt ze zich echter enorm misbruikt, doordat ze het gevoel heeft gekregen dat de verdachte juist op haar kwetsbaarheid heeft ingespeeld en haar daarmee in zijn val heeft gelokt.
De rechtbank is niet ontgaan dat dit gevoel wellicht samenhangt met de opstelling van de verdachte nadien. Nadat de relatie aan het licht kwam en tot een abrupt einde kwam, lijkt de verdachte zich namelijk vooral bezig te hebben gehouden met
damage control. Voor zichzelf welteverstaan. De rechtbank valt in dit verband op dat het meisje zich daarentegen in eerste instantie juist heel veel zorgen maakte om de gevolgen voor de verdachte, toen men haar op school de relatie had laten opbiechten. Het is een schrijnende gedachte dat een dertienjarig meisje zich in eerste instantie vooral om het welzijn van een zevenenveertigjarige man bekommert en de schuld bij zichzelf legt, terwijl haar werkelijk geen enkele blaam treft. Kennelijk had de verdachte haar goed doordrongen van het feit dat ze niets mocht zeggen. Dat ze zich uiteindelijk zo open en kwetsbaar heeft opgesteld verdient juist alle lof.
De vraag dringt zich op welke straf passend is.
Bij de bepaling van de op te leggen straf let de rechtbank op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De ernst van het handelen van de verdachte wordt naar het oordeel van de rechtbank met name bepaald door de zeer jonge leeftijd van het meisje en de manier waarop er - onder verantwoordelijkheid van de verdachte - van een vertrouwensrelatie langzaam is toegewerkt naar een seksuele relatie. Ook de omstandigheid dat de verdachte een goede bekende van het gezin was, weegt voor de rechtbank mee; hij heeft ook het door de ouders van het meisje in hem gestelde vertrouwen geschonden.
De verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd en excuses gemaakt aan het meisje. Hoewel het pleidooi van de raadsman soms anders deed vermoeden, blijkt uit verdachtes eigen woorden wél dat hij de schuld volledig bij zichzelf legt. Hoewel het inzicht bij de verdachte pas is gekomen toen door toedoen van anderen een einde aan de relatie is gemaakt, lijkt hij het verwerpelijke van zijn handelen nu wel in te zien. De verdachte heeft geen strafblad en niet is gebleken dat hij het delict heeft gepleegd vanuit een speciale voorkeur voor jonge meisjes. Hij is geen pedofiel, zo heeft de psycholoog vastgesteld. Het lijkt erop dat de gelegenheid van hem een dader heeft gemaakt. Hierbij past wel de kanttekening dat hij na Koningsdag deze gelegenheden ook welbewust zelf creëerde. Ook de psycholoog en de reclassering schatten het risico op recidive laag in.
Gelet op het lage recidiverisico, is vergelding het meest prominente strafdoel.
De ernst van het feit maakt dat volgens de rechtbank geen andere straf passend is dan een gevangenisstraf. Ook de wetgever heeft dit tot uitdrukking gebracht door het geldende taakstrafverbod bij seks met minderjarigen.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, wanneer zij kijkt naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Vaak is dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf veelal gelijk aan het voorarrest in combinatie met een forse taakstraf. Hoewel de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat hier enkel een gevangenisstraf past, is de eis van de officier van justitie - afgezet tegen andere zaken en de daaraan verbonden bijzonderheden - te hoog. Voorts betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat de verdachte al enkele maanden ernstig in zijn bewegingsvrijheid beperkt is geweest, doordat hij in het kader van zijn schorsing een enkelband moest dragen. Deze periode kan niet in mindering gebracht worden op de op te leggen gevangenisstraf, omdat de wet daar geen basis voor biedt en hiervoor ook voor het overige in het recht geen steun te vinden is. [7] De rechtbank kan er echter wel bij haar strafoplegging rekening mee houden en zal dit doen door een deel van de passend geachte gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Aan dat voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank ook het door het meisje gewenste contactverbod verbinden. Dit betekent dat de verdachte gedurende de proeftijd, die de rechtbank op twee jaren stelt, geen direct of indirect contact mag leggen met het meisje. Gelet op het feit dat het de verdachte verboden wordt om überhaupt contact te leggen met het meisje, ziet de rechtbank er geen meerwaarde in om aanvullend nog een straatverbod aan de verdachte op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Gedurende die proeftijd is het de verdachte verboden om direct of indirect contact op te nemen met het meisje.
De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk strafdeel dadelijk uitvoerbaar te laten zijn. Een dergelijk bevel kan de rechtbank, blijkens de tekst van het daarop ziende artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, bij uitspraak alleen doen indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op hetgeen over de verdachte is gerapporteerd door de psycholoog en gelet op de opstelling van de verdachte, acht de rechtbank dat echter niet zo te zijn. De rechtbank zal artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht daarom niet toepassen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.477,18 ter zake van het tenlastegelegde feit.
Dit bedrag bestaat uit € 477,18 voor de gemaakte reiskosten en € 5.000,00 als vergoeding wegens immateriële schade, voor zover die immateriële schade thans vast staat.
Daarnaast wordt namens het meisje de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door mr. Oehlen ter terechtzitting nader toegelicht. Zij heeft benadrukt dat niet alleen het feit op zichzelf een forse psychische impact op het meisje heeft, maar dat ook de opstelling van de verdachte erg kwetsend en schadelijk is voor het meisje. Getuige de verklaringen van zijn echtgenote en van vrienden, draagt de verdachte het beeld uit dat het dertienjarige meisje hem heeft verleid, op seks uit is geweest om hem vervolgens aan de schandpaal te nagelen. Gelet op de inhoud van die verklaringen is het zelfs de vraag of verdachtes naasten er wel van op de hoogte zijn dat het niet alleen maar om een zoen ging. Omdat hij gelet daarop ogenschijnlijk naar de buitenwereld geen verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn daden en zich als slachtoffer opstelt, is het meisje bang voor hem. Haar vertrouwen is onherstelbaar geschonden.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar en vordert tevens de verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de materiële schade niet betwist. Wel is hij in verweer gekomen tegen de opgevoerde immateriële schade. In dat verband heeft hij aangevoerd dat het blijkens berichten op
social mediahelemaal niet zo slecht gaat met het meisje. Zo blijkt dat zij nog steeds vaak verblijft bij het [naam jongerenwerk] , de plek waar de seksuele handelingen met de verdachte hebben plaatsgevonden. Het is een symptoom van ptss dat de plaats gemeden wordt waar de traumatische gebeurtenis heeft plaatsgevonden en dat is bij het meisje kennelijk niet het geval. Dat het meisje ptss heeft, is onvoldoende onderbouwd en wordt door de verdachte bij gebrek aan wetenschap ontkend.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat het gevorderde bedrag aan smartengeld te hoog is naar Nederlandse maatstaven, heeft de raadsman verwezen naar een aantal uitspraken uit de ANWB Smartengeldgids. Onder verwijzing naar die uitspraken heeft de raadsman zich vervolgens op het standpunt gesteld dat niet gebleken is van een bijzonder ernstige (vergelijkbare) normschending noch van bijzondere gevolgen voor het slachtoffer. Hij verzoekt de benadeelde partij daarom niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering en te bepalen dat zij haar vordering enkel bij de civiele rechter kan aanbrengen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het meisje is komen vast te staan dat zij door het hiervoor bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. Nu de verdachte ter zake van dat feit tot een straf veroordeeld zal worden, kan zij in beginsel worden ontvangen in de vordering die haar ouders namens haar hebben ingediend.
Materiële schade
De rechtbank acht het bedrag voor reiskosten genoegzaam onderbouwd en zal dit zonder meer toewijzen, nu ook de verdediging deze kosten niet heeft betwist. Dit betreft een bedrag van € 477,18.
Immateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat de vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade ex artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek slechts in beperkte gevallen toewijsbaar is.
De Nederlandse wet kent immers een restrictief stelsel ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding bestaat slechts:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade die het meisje stelt te hebben geleden, valt onder categorie b.
Uit het eerste lid onder b van voormeld artikel volgt dat voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, indien de benadeelde (onder meer) in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Vanwege de gestelde impact op haar persoonlijke levenssfeer wordt het meisje op dit moment psychisch behandeld. Uit een schriftelijke verklaring van de behandelend psychologe begrijpt de rechtbank dat de diagnose ptss is gesteld. De verdediging heeft aangevoerd dat deze diagnose onvoldoende is onderbouwd en heeft de diagnose als zodanig betwist dan wel het causaal verband betwist tussen de huidige problematiek en het zedendelict.
De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op voornoemd uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. [8] Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet eens nodig. [9]
Los van het gegeven dat het voor het toekennen van smartengeld in zedenzaken niet per definitie nodig is dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, is de rechtbank van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat met het door de verdachte gepleegde zedendelict een ernstige inbreuk is gemaakt op de integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het meisje, waardoor zij in haar persoon is aangetast. Zij heeft immers seks gehad met de verdachte, terwijl zij daarvoor veel te jong was. Zij zag de verdachte als een soort vertrouwenspersoon en dat vertrouwen is ernstig aangetast. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vergoeding van immateriële schade (smartengeld) aan het meisje wettelijk gezien mogelijk is.
Aan de rechter komt een grote discretionaire bevoegdheid toe wanneer het gaat om de begroting van de immateriële schade, maar dit bedrag wordt begrensd door het concrete bedrag zoals door de benadeelde partij is gevorderd, zoals dat geldt voor elke civiele vordering die op geld is gewaardeerd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het gevorderde bedrag eigenlijk als voorschot moet worden beschouwd op de door het meisje geleden immateriële schade. Het is echter een misverstand dat de strafrechter een schadebedrag bij wijze van voorschot kan toewijzen. Dit is voorbehouden aan de voorzieningenrechter. Voor het deel van de vordering dat de strafrechter inhoudelijk beoordeelt, geeft hij een definitieve vaststelling behoudens hoger beroep. Indien in de toekomst blijkt dat er nog andere schade is ontstaan als rechtstreeks gevolg van het onrechtmatig handelen van de verdachte, dan moet het meisje zich tot de civiele rechter wenden om vergoeding te verkrijgen voor die (later) ontstane schade.
Namens het meisje is ter onderbouwing van het door haar gevorderde bedrag verwezen naar een uitspraak in de ANWB-Smartengeldgids. De verdediging heeft daar weer andere uitspraken uit de ANWB-Smartengeldgids tegenover gezet. Met de verdediging en de raadsvrouw van het meisje is de rechtbank van oordeel dat de in die gids aangehaalde jurisprudentie zeer casuïstisch is en zich nauwelijks leent voor rechtsvergelijking. De raadsvrouw van het meisje heeft voorts aansluiting gezocht bij de genormeerde bedragen van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven in de op deze casus van toepassing zijnde letselcategorie. Dit betreft letselcategorie 3 (€ 5.000,00) en die wordt toegekend wanneer sprake is van eenmalig seksueel binnendringen, bijvoorbeeld met geweld of door een ouder persoon bij een persoon onder de twaalf jaren.
Gelet op de aard van deze specifieke casus, dit specifieke delict en de impact die het delict heeft op het leven van het meisje, komt de rechtbank aansluiting bij deze categorie ook redelijk voor. Zij zal daarom het gevorderde bedrag van € 5.000,00 geheel toewijzen.
Conclusie
In totaal acht de rechtbank een bedrag van € 5.477,18 toewijsbaar. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 1 november 2016 tot aan de dag van volledige voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.Het beslag

De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen worden met uitzondering van een gsm van het merk Samsung en een computer van het merk Dell teruggegeven aan de rechtmatige eigenaar, omdat geen rechtsregel zich hiertegen verzet. Er is geen eigenaar bekend van het schuursponsje en het schoonmaakdoekje, dus deze goederen moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Op de gsm van het merk Samsung en de computer van het merk Dell, die overigens niet aan de verdachte toebehoorden, zijn tijdens het onderzoek afbeeldingen aangetroffen die naar hun aard als kinderporno kunnen worden aangemerkt. Daarom gelast de rechtbank dat deze twee goederen worden onttrokken aan het verkeer.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36b, 36d, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarde, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a. dat de verdachte, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] ;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , wonende te [plaatsnaam] , te betalen € 5.477,18, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 1 november 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 5.477,18, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 62 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 november 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 GSM van het merk SAMSUNG, Sm-G901f, goednummer 863287;
  • 1 computer van het merk Dell, goednummer 863297;
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan [naam 2] , wonende aan de [adres verdachte] :
  • 1 GSM van het merk Samsung, Sm-G900f, goednummer 863286;
  • 1 computer van het merk Samsung, Np-R510, goednummer 863298;
  • 1 computer van het merk Samsung, Np3007a, goednummer 863295;
- gelast de bewaring van de volgende in beslag genomen voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende:
  • 1 schuurspons, goednummer 1091835;
  • 1 schoonmaakdoekje, goednummer 1091838.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. I.C.A. Wilschut, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 augustus 2017.
Buiten staat
Mr. I.C.A. Wilschut is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 april 2016 tot en met
1 november 2016 te [plaatsnaam] , in elk geval in de gemeente [plaatsnaam] , althans in Nederland, met benadeelde (volledige gegevens zie pag. 24 procesdossier), geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die benadeelde voornoemd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar (telkens) meermalen, althans eenmaal,
- die benadeelde gezoend en/of die benadeelde getongzoend, althans zijn tong in de mond van die benadeelde gebracht, en/of
- met zijn handen de borsten en/of billen en/of vagina van die benadeelde betast en/of gestreeld en/of
- zijn penis laten betasten en/of aftrekken door die benadeelde en/of
- zijn penis in de vagina van die benadeelde gebracht en/of
- zijn vinger(s) in de vagina van die benadeelde gebracht en/of
- zijn penis in de mond van die benadeelde gebracht en/of
- is hij, verdachte, toen en daar (telkens) meermalen, althans eenmaal, met zijn tong over de vagina van die benadeelde gegaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Oost-Brabant, Afdeling Zeden Eindhoven, proces-verbaalnummer 2016243067, gesloten d.d. 11 januari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 178.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 1 november 2016, pagina’s 16 tot en met 23, in samenhang bezien met de persoonsgegevens in het proces-verbaal van verhoor van de getuige [slachtoffer] d.d. 3 november 2016, pagina 24 en haar vordering als benadeelde partij, waaruit haar geboortedatum blijkt.
3.Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [slachtoffer] d.d. 3 november 2016, pagina’s 24 tot en met 33.
4.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 3 november 2016, pagina’s 169 tot en met 173.
5.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 juli 2017.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2017 in samenhang bezien met het bijgevoegde extractierapport, pagina’s 61 tot en met 95.
7.HR 30 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD4875.
8.Hoge Raad d.d. 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519.
9.Hoge Raad d.d. 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721.