Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[handelsnaam],
1.De procedure
- het verzoekschrift d.d. 12 december 2017 met bijlagen 1 tot en met 18
- de nagekomen bijlagen van de zijde van [verzoeker] , genummerd 19 en 20, en de nadien nog op 5 februari 2018 van die zijde ontvangen bijlagen 21 tot en met 26
- het op 26 januari 2018 ontvangen verweerschrift met bijlagen 1 tot en met 14
- de mondelinge behandeling ter zitting van 6 februari 2018, waar beide partijen in persoon zijn verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigden, en waar partijen de respectieve standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigde van [verzoeker] aan de hand van een pleitnota.
2.De feiten
gedaagde drijft, in de vorm van een eenmanszaak, een onderneming waarin hij met name meubilair (tafels) produceert;
- eiser is, in ieder geval met ingang van 1 januari 2015, werkzaam in opdracht van gedaagde, in die vorm, dat eiser elders, bij derden, werkzaamheden verricht welke vervolgens door gedaagde bij die derden in rekening worden gebracht, terwijl gedaagde deze werkzaamheden, als werkgever van eiser, verloont en aan eiser uitbetaalt;
- het aan eiser toekomende loon wisselt naar omvang van periode tot periode, afhankelijk van de door eiser feitelijk verrichte werkzaamheden en de opgave van de door hem daaraan bestede uren;
- gedurende 3 weken in de maand augustus 2016 is er sprake geweest van een bedrijfssluiting (bouwvakvakantie) bij de derde partij, waarbij eiser op dat moment zijn werkzaamheden verrichtte; gedurende deze 3 weken heeft eiser geen loon van gedaagde ontvangen;
- eiser heeft zich op 13 oktober 2016, met ingang van de volgende dag, 14 oktober 2016, ziek gemeld bij een medewerker van het bedrijf ( [naam medewerker] ), waarbij eiser op dat moment zijn werkzaamheden verrichtte; na deze ziekmelding heeft eiser geen loon meer ontvangen, behoudens een bedrag van uiteindelijk en in totaal
eiser en gedaagde zijn broers van elkaar.
Betreft: de heer [verweerder]
[verzoeker] mij heeft gevraagd om zijn broertje [verweerder] een kans te geven in mijn bedrijf. Ik was ervan op de hoogte dat [verzoeker] , [verweerder] op basis van een 0 uren oproepcontract op zijn loonlijst had staan, [verzoeker] had me al verteld dat ik er kort op moest zitten. Ivm verleden, maar vertelde er ook bij dat [verweerder] graag in de aanleg van tuinen werkte en hier ook als hij zin had, goed in was, maar dat hij hier zelf geen werk in had. Ik zei die uitdaging graag aan te willen gaan en dacht toen nog dat ik dit wel geregeld zou krijgen. Niet wetende wat me nog