4.3.1Feiten 1, 3 en 4
4.3.1.1
Vooraf
Verdachte wordt onder meer verdacht van belaging van zijn ex-vriendin [slachtoffer 1] (feit 1), bedreiging jegens haar (feit 3) en belaging van haar toenmalige vriend (feit 4). Hoewel dit afzonderlijk ten laste gelegde feiten zijn, hangen zij in zoverre met elkaar samen dat zij de impact van de verschillende ten laste gelegde feiten versterken. Zo maakt de ten laste gelegde bedreiging onderdeel uit van de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] en is de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 2] naar het oordeel van de rechtbank ook van belang voor de beoordeling van de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] . Omgekeerd is ook de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 1] voor de beoordeling van de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 2] van belang. Om die reden bespreekt de rechtbank de bewijsmiddelen voor deze 3 feiten hierna allemaal tezamen onder 4.3.1.2, waarna de rechtbank aan ieder feit afzonderlijk een bewijsoverweging zal wijden. De feiten 2 en 5 bespreekt zij daarna.
4.3.1.2
De bewijsmiddelen: wat is er gebeurd?
Contact 13 oktober 2015 – 22 maart 2016 – aangifte [slachtoffer 1]
Op 24 maart 2016 heeft [slachtoffer 1] aangifte en klacht gedaan van belaging door haar ex-vriend [verdachte] , zijnde verdachte.Zij verklaarde dat zij op haar verjaardag, 28 september 2015, haar relatie met verdachte heeft verbroken, omdat zij inmiddels haar nieuwe vriend [slachtoffer 2] had leren kennen. Verdachte kon dit echter niet accepteren en bleef vervolgens contact met haar zoeken. Meer concreet maakte zij melding van de volgende momenten waarop verdachte contact met haar of haar nieuwe vriend heeft opgenomen:
Op 13 oktober 2015 verscheen verdachte onverwachts op haar werk;
Op 14 oktober 2015 ontving haar vriend [slachtoffer 2] van verdachte een op onderdelen seksueel getint bericht via Facebook;
Op 16 oktober 2015 ontving haar vriend [slachtoffer 2] hetzelfde bericht van verdachte in briefvorm op zijn werk. Deze brief is bij de aangifte gevoegd als bijlage 1. In de brief beschrijft verdachte seksuele handelingen, die tussen hem en [slachtoffer 1] zouden hebben plaatsgevonden. Voorts schrijft hij dat hij bijna drie jaar een relatie met [slachtoffer 1] heeft gehad en nog zeer veel van haar houdt, dat zij de vrouw van zijn dromen is en dat [slachtoffer 2] zuinig op haar moet zijn;
Op 17 oktober 2015 belde verdachte haar om 16:09 uur en 16:10 uur. Vervolgens zag zij dat verdachte haar omstreeks 17.45 uur tegemoet kwam rijden in zijn auto. Daarop heeft zij zich omgedraaid en is zij teruggereden naar haar woning. Daarop zag zij dat verdachte tankte bij het tankstation nabij haar woning;
Op 18 oktober 2015 omstreeks 14:45 uur stond verdachte ineens in haar woonkamer. Verdachte wist haar toen te vertellen dat zij de avond ervoor bij haar nieuwe vriend was;
Op 3 november 2015 ontving zij een e-mail van verdachte, die aan de aangifte is toegevoegd als bijlage 2. In de e-mailrefereert verdachte aan de nieuwe vriend van [slachtoffer 1] , die hij ook [slachtoffer 2] noemt, en schrijft hij zaken als ‘
ik zie duidelijk dat je verder bent gegaan’. ‘
Ik bemerk ook dat het voor jou veel gemakkelijker is om mij te vergeten, daar jij mij alleen voor de seks hebt gebruikt en je dit gemakkelijker kunt vervangen, omdat je nu weer een nieuwe partner hebt’;
Op 5 november 2015 verscheen verdachte omstreeks 10:55 uur weer onverwachts op haar werk;
Op 12 november 2015 ontving [slachtoffer 1] om 18:25 uur een telefoontje vanuit een anoniem nummer op haar huistelefoon. Ze hoorde dat ze verdachte aan de telefoon had. Verdachte vertelde dat hij teleurgesteld was dat ze hem niet gefeliciteerd had met zijn verjaardag, waarop zij heeft aangegeven dat ze geen contact meer met hem wilde en de verbinding heeft verbroken. Vervolgens werd ze om 18:31 uur en om 22:00 uur anoniem gebeld door verdachte. Ze heeft toen aangegeven dat de maat echt vol was en de verbinding verbroken;
Op 27 november 2015 belde verdachte meermaals, waarna [slachtoffer 1] hem een sms stuurde, die aan de aangifte is toegevoegd als bijlage 3. In het berichtschreef ze “
Ik heb aangifte gedaan bij de politie wegens stalking tegen je. Laat mij, [slachtoffer 2] en mijn vrienden met rust, anders heeft het verdere consequenties voor je. Ik wil je niet zien, horen of lezen.”Hierop reageert verdachte drie minuten later met het bericht “
Ik stalk je niet. Ik zal de berichten laten lezen Facebook etc whats app dat wij een relatie hadden. Ik zie het proces binnen vallen dan.”
Op 4 december 2015 meldde ze nogmaals bij de politie dat verdachte contact met haar blijft zoeken. Per die datum heeft zij vervolgens een brief gestuurd, zowel per gewone post als aangetekend, inhoudende dat verdachte geen contact meer mag zoeken;
Op 17 februari 2016 belde verdachte haar. Ze heeft niet opgenomen;
Op 18 februari 2016 belde verdachte haar. Ze heeft niet opgenomen;
Op 22 februari 2016 zag ze omstreeks 16.10 uur verdachte in zijn auto door de straat van haar tijdelijke onderkomen rijden.
Verdachte heeft ter terechtzitting ten aanzien van de contactmomenten onder d), e), g) en h) expliciet bekend dat deze hebben plaatsgevonden.Ook ten aanzien van de overige contactmomenten volgt uit het dossier dat verdachte deze contactmomenten bevestigt. Zo is tijdens de doorzoeking van verdachtes woning op 29 maart 2016 zijn computer in beslag genomen. Op die computer werd een document gevonden met de bestandsnaam “bezwaarschrift 26 januri 2016.docx”.Het 26 pagina’s tellende bezwaarschrift maakt onderdeel uit van het dossier.In dit bezwaarschrift heeft verdachte zelf de volgende contactmomenten beschreven:
a. Op 13 oktober 2015 heeft verdachte eerst het kenteken van de nieuwe vriend van [slachtoffer 1] , dat hij de zaterdag ervoor had genoteerd, laten checken. Daarna heeft hij dit telefonisch aan [slachtoffer 1] willen opbiechten en toen dit niet lukte, is hij naar haar werk gegaan
;
d) Op 17 oktober 2015 belt verdachte haar, maar ze nam de telefoon niet op. Hij kwam
rond 19:00 uur bij haar aangereden, want hij wilde bij haar langs gaan;
e) Op 18 oktober 2015 is hij rond 15:00 uur weer bij haar langs gegaan. Hij liep toen de oprit op en kwam binnen. Hij moest van [slachtoffer 1] vertrekken;
f) Op 3 november 2015 stuurde hij [slachtoffer 1] een e-mail;
g) Op 5 november 2015 was er nog een ontmoeting op haar werk;
h) Op 12 november 2015 is er telefonisch contact geweest;
i. i) Op 27 november 2015 heeft hij [slachtoffer 1] meermaals opgebeld om te vragen hoe het met haar ging. Hij belde eerst naar haar telefoon, die bleef overgaan. Daarna heeft hij haar op haar huistelefoon gebeld, waarna hij eerst [slachtoffer 1] ’ dochter en daarna haar nieuwe vriend sprak. Vervolgens ontving verdachte van [slachtoffer 1] een sms.
Tijdens zijn verhoor bij de politie op 29 maart 2016, 11:35 uur heeft verdachte nog over het contactmoment op 13 oktober 2015, weergegeven onder a), verklaard dat [slachtoffer 1] toen iets had gezegd in de trant van ‘wij zullen nooit geen vrienden meer zijn’.
Tijdens zijn verhoor bij de politie op 30 maart 2016, 10:45 uur heeft verdachte voorts verklaard,dat het hem op 12 oktober duidelijk was geworden dat de relatie over was en [slachtoffer 1] niets meer met hem te maken wilde hebben. Verder verklaarde hij dat hij:
en c) de brief, bijgevoegd als bijlage 1 bij het verhoor [
de rechtbank: dit betreft dezelfde brief als de brief die als bijlage 1 bij de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 24 maart 2016 is gevoegd]zelf heeft geschreven en eerst op 14 oktober 2015 op Facebook naar [slachtoffer 2] heeft gestuurd en op 16 oktober 2015 nogmaals naar diens werk. Dit laatste deed hij, omdat hij geen ontvangstbevestiging had gekregen en hij dus niet zag of het bericht was aangekomen.
Tijdens zijn verhoor bij de politie op 30 maart 2016, 14:18 uur heeft verdachte voorts verklaard,dat hij:
k) Op 17 februari 2016 [slachtoffer 1] heeft gebeld, omdat hij wilde vragen hoe het met haar
ging;
l) Op 18 februari 2016 [slachtoffer 1] heeft gebeld, omdat hij wilde vragen hoe het met haar
ging;
Op 22 februari 2016 in Arcen langs haar tijdelijke onderkomen is gereden.
In de aangifte van 24 maart 2016 verklaarde [slachtoffer 1] voorts dat zij op 21 maart 2016 twee vreemde telefoontjes ontving op de vaste lijn van haar werkgever [werkgever] , te weten het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .Het eerste telefoontje werd door een collega van haar opgenomen, maar niet naar haar doorverbonden omdat zij op dat moment in bespreking was. Het tweede telefoontje werd wel naar haar doorverbonden, nadat haar voor- en achternaam werd gevraagd. In het display zag [slachtoffer 1] het volgende telefoonnummer staan: [telefoonnummer 2] . Ze hoorde vervolgens een donkere stem, die voor haar gevoel vervormd werd door een computer. Wat er gezegd werd was moeilijk te verstaan, maar ze hoorde ‘
Ik heb een bericht voor je’en mogelijk ‘
Ik ga het drie keer herhalen’. Ze raakte hiervan zo in paniek dat ze de verbinding heeft verbroken. Vervolgens heeft zij met een collega geprobeerd het telefoonnummer terug te bellen, maar dat ging direct naar de voicemail.
Eén dag later, op 22 maart 2016, ontving [slachtoffer 1] van hetzelfde mobiele telefoonnummer ( [telefoonnummer 2] ) meerdere gesproken berichten op het vaste telefoonnummer van haar werk, zo verklaarde zij op 24 maart 2016. Ze zag dat er op de nummerherkenning ‘anoniem’ in het Engels stond. Ze heeft de telefoon opgenomen en hoorde het gesproken bericht. Toen het bericht werd herhaald, heeft ze direct haar eigen mobiele telefoon erbij gepakt om het gesproken bericht op te nemen. Alle collega’s op kantoor schrokken zich rot omdat de inhoud van de berichten beangstigend was en de telefoon constant bleef overgaan. [slachtoffer 1] hoorde dat er gezegd werd dat de veiligheid van haar en haar kinderen niet gegarandeerd kon worden. Deze zin bleef haar bij, omdat haar kinderen en zij hiermee volgens haar bedreigd werden.
De opname heeft [slachtoffer 1] naar de politie gestuurd.De politie heeft de opname beluisterd en letterlijk weergegeven wat daarop te horen is, te weten onder andere:
14:00 uur Ik kan je niet de veiligheid garanderen voor jou en je 2 dochters als hij geen medewerking zal blijven geven zoals afgesproken vooral
14:01 uur we zien jou en je 2 dochters als ballast voor onze kip met gouden eieren. Wij bekijken het zakelijk blijkbaar nam hij dit voor lief. Wij hebben jou en jij
14:01 uur en je dochters deze keer gespaard. Let je de volgende keer op als je de ganzen naar buiten laat.
De politie relateerde in een aanvullend proces-verbaal dat door de geautomatiseerde berichten wordt vermeld dat de gesproken berichten afkomstig zijn van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De berichten kwamen aan op het nummer [telefoonnummer 1] , welk nummer overeenkomt met het nummer dat op het visitekaartje van [slachtoffer 1] staat.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij degene is geweest die de gesproken berichten op 22 maart 2016 heeft gestuurd.Hij wilde [slachtoffer 1] waarschuwen voor haar nieuwe vriend [slachtoffer 2] en een wig tussen hen drijven. Omdat hij moeilijk uit zijn woorden kwam, koos hij ervoor sms-berichten te sturen.
De politie heeft nader onderzoek gedaan naar de telefoontjes die op 21 maart 2016 met hetzelfde telefoonnummer ( [telefoonnummer 2] ) zijn gepleegd, door van dit telefoonnummer de historische gegevens op te vragen.Uit het proces-verbaal dat hieromtrent is opgemaakt, volgt dat op 21 maart 2016 vijf keer verbinding is gemaakt tussen enerzijds het nummer [telefoonnummer 2] en anderzijds het nummer [telefoonnummer 1] , te weten om 11:12:49 uur (54 seconden), 11:30:45 uur (83 seconden), 11:32:27 uur (46 seconden), 12:48:30 uur (14 seconden), 15:09:16 uur (9 seconden). De eerste 2 keer is het nummer [telefoonnummer 2] de beller, de laatste 3 keer is dit nummer de gebelde. Het nummer [telefoonnummer 2] zat op de genoemde tijdstippen in een telefoon met IMEI [nummer 1] , hetgeen een toestel blijkt te zijn, dat niet bij verdachte is aangetroffen. In de periode daar vlak aan voorafgaand, namelijk van 3 maart 2016 tot en met 15 maart 2016, zat het nummer in een toestel met IMEI [nummer 2] ,hetgeen de bij verdachte aangetroffen zwarte Samsung betreft.
Op basis van de aangifte en de verklaringen van verdachte acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat alle door [slachtoffer 1] in haar aangifte genoemde contactmomenten met verdachte hebben plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de twee telefoontjes die [slachtoffer 1] op 21 maart 2016 op haar werk ontving, nu deze afkomstig zijn van het telefoonnummer dat zowel in de periode vóór (3 tot en met 15 maart 2016) als één dag later (22 maart 2016) bij verdachte in gebruik was en er geen aanwijzingen zijn dat het nummer juist van 16 maart 2016 tot en met 21 maart 2016 bij een ander in gebruik is geweest, terwijl het ook ging om gelijksoortige gesproken sms berichten bedoeld voor [slachtoffer 1] .
Concluderend betekent dit dat verdachte in de periode van 13 oktober 2015 tot en met 22 maart 2016:
- Minimaal 10 keer naar [slachtoffer 1] heeft gebeld;
- Twee keer haar toenmalige vriend [slachtoffer 2] schriftelijk heeft benaderd;
- Vijf keer bij haar woning of werk is langs geweest/langsreden;
- Haar één e-mail heeft gestuurd;
- Haar op 21 en 22 maart 2016 meerdere gesproken sms-/spraakberichten heeft gestuurd.
Contact oktober 2015 – maart 2016 – aangifte [slachtoffer 2]
Op 3 mei 2016 werd [slachtoffer 2] , de toenmalige partner van [slachtoffer 1] , als getuige gehoord in onder meer de belagingszaak van [slachtoffer 1] tegen verdachte.Hij verklaarde toen over de volgende incidenten:
naar schatting 3 à 4 weken nadat hij [slachtoffer 1] had leren kennen, heeft verdachte het kenteken van zijn auto opgevraagd. Hier kwam hij achter toen hij door de leasemaatschappij werd gebeld met een verzoek dat hem deed vermoeden dat verdachte hier achter zat.
en c) in diezelfde periode heeft hij van verdachte een Facebookbericht ontvangen. Hetzelfde bericht ontving hij daarna in briefvorm ook op zijn werk. De inhoud van het bericht is als bijlage 2 aan het verhoor gevoegd
[de rechtbank: dit betreft dezelfde brief als de brief die als bijlage 1 bij de aangifte van [slachtoffer 1] van 24 maart 2016 is toegevoegd].
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 30 maart 2016, 10:45 uur hierover verklaard,dat hij:
en c) de brief, bijgevoegd als bijlage 1 bij het verhoor [
de rechtbank: dit betreft dezelfde brief als de brief die als bijlage 2 bij het verhoor van [slachtoffer 2] is gevoegd]zelf heeft geschreven en eerst op 14 oktober 2015 op Facebook naar [slachtoffer 2] heeft gestuurd en op 16 oktober 2015 nogmaals naar diens werk. Dit laatste deed hij, omdat hij geen ontvangstbevestiging had gekregen en hij dus niet zag of het bericht was aangekomen.
Verdachte heeft voorts ter terechtzitting over het incident onder n) verklaard dat het klopt dat hij het kenteken van [slachtoffer 2] ’s auto heeft bevraagd.In het eerder genoemde bezwaarschriftheeft verdachte verklaard dat het bevragen van het kenteken van [slachtoffer 2] op 13 oktober 2015 plaatsvond.
Tijdens het onderzoek werden meerdere digitale goederen van verdachte inbeslaggenomen en onderzocht, waaronder twee telefoons (een witte en zwarte Samsung). De politie heeft gerelateerd dat uit het onderzoek aan de witte Samsung is gebleken dat er op 25 februari 2016 een gemiste oproep werd ontvangen van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] met contactnaam “ [verdachte] ”. Deze oproep was door de gebruiker verwijderd. Op 26 februari 2016 werden, zo relateert de politie, meerdere sms-berichten vanaf de witte Samsung verzonden naar bovengenoemd nummer.Tevens werden in de computer van verdachte twee cookies aangetroffen van de website [internetsite] . Op deze website werd ingelogd met de gebruikersnaam “ [verdachte] ”. Via deze website kon een GPS Tracker gevolgd worden.Uit het onderzoek aan de computer van verdachte bleek vervolgens dat er meer dan 100 registraties aanwezig waren van de website [internetsite] , eveneens ingelogd met de gebruikersnaam “ [verdachte] ”.
Op 20 juni 2016 heeft [slachtoffer 2] aangifte en klacht gedaan van belaging door verdachte.Hij refereerde aan zijn eerdere getuigenverhoor van 3 mei 2016 en verklaarde voorts het volgende:
Op 4 juni 2016 heeft de politie hem per e-mail een overzicht gestuurd met daarin data en locaties die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Het gaat daarbij om 13 data gelegen tussen 27 februari 2016 en 17 maart 2016 [
de rechtbank verwijst naar pagina 384 en 385 van het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal voor het overzicht van de data]. [slachtoffer 2] had deze data en tijdstippen vergeleken met zijn agenda en geconstateerd dat deze overeenkwamen met de afspraken in zijn agenda. De agenda is als bijlage aan de aangifte gehecht. [slachtoffer 1] en hij waren zich doodgeschrokken. Het zoveelste incident was en de impact op hun dagelijks leven groot is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard over het incident onder o) dat het juist is dat hij [slachtoffer 2] ’s auto via een GPS tracker heeft gevolgd. Hij vertrouwde [slachtoffer 2] niet en wilde diens gangen nagaan.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte:
- Op 13 oktober 2015 het kenteken van de auto van [slachtoffer 2] heeft bevraagd, teneinde aan zijn NAW-gegevens te komen (n);
- [slachtoffer 2] twee keer een brief heeft gestuurd (b en c);
- [slachtoffer 2] ’s auto van 27 februari 2016 tot en met 17 maart 2016 door middel van een GPS-tracker heeft gevolgd (o).
Contact 13 maart 2017 – 17 maart 2017 – aangifte [slachtoffer 1]
Op donderdag 16 maart 2017 heeft [slachtoffer 1] opnieuw aangifte gedaan.Zij verklaarde onder meer dat zij maandagavond 13 maart 2017 omstreeks 19:05 uur in de woonkamer stond, toen haar oudste dochter huilend en overstuur naar haar toe kwam gelopen en vertelde dat ze had gehoord dat iemand buiten haar naam en de naam van haar zusje aan het roepen was. [slachtoffer 1] ging mee naar boven. De eerste keer hoorde zij niets, maar toen haar dochter haar nog eens riep en zij boven kwam luisteren, hoorde ze duidelijk dat er geroepen werd: ‘
Waarom maak je mijn leven kapot?’ Ze herkende direct de stem van verdachte, daar was geen twijfel over mogelijk, verklaarde ze. Haar kinderen waren helemaal overstuur. Zij heeft daarop 112, haar vader en de onderbuurvrouw gebeld. Om 19:57 uur hoorde ze vervolgens dat haar mobiele telefoon ging. Ze nam de telefoon op en hoorde ‘
[slachtoffer 1] ’en wat onduidelijk gebrabbel. Ze zette haar telefoon direct op de luidspreker en hoorde dat verdachte zei: ‘
Ik wil met je praten’,
‘Alsjeblieft’en ‘
Neem contact op’. Hij zei dit als drie losse zinnen met pauzes daartussen. Ze hoorde direct aan zijn stem dat het verdachte was. Ze merkte wel dat hij met iets andere stem praatte, maar ze herkende direct dat hij het was. Haar vader zat op dat moment naast haar.
Op 20 maart 2017 verklaarde de onderbuurvrouw van [slachtoffer 1] – [naam 1] – dat zij maandagavond 13 maart 2017 een man hoorde schreeuwen en dat er onder andere geschreeuwd werd: ‘
[naam 2] ’, ‘
[slachtoffer 1] , kom nou, Ik wil alleen met je praten’, ‘
[slachtoffer 1] , waarom maak je mijn leven kapot’en ‘
Ik heb niks fout gedaan’. Tevens verklaarde [naam 1] dat ze de dochters van [slachtoffer 1] hoorde gillen en huilen en dat een dochter zei: ‘
oh mama, dat vind ik eng.’
Eveneens op 20 maart 2017 verklaarde de vader van [slachtoffer 1] dat hij op maandagavond 13 maart 2017 op verzoek van zijn dochter naar haar toe was gegaan.Zijn dochter vertelde dat ze de politie had gebeld, maar dat de politie had gezegd dat ze van ver moest komen en dat het nog even zou duren voordat de politie zou arriveren. Hij zag dat zijn dochter een oproep kreeg van een Duits telefoonnummer. Nadat zijn dochter haar telefoon op luidspreker had gezet, hoorde hij zoiets van ‘
neem contact met mij op’.
Uit onderzoek van de politie volgt dat de afstand tussen enerzijds de woning van [slachtoffer 1] in Arcen en anderzijds het plaatsje Straelen in Duitsland met de auto in 11 minuten, met de fiets in 22 minuten en lopend in 1,16 uur is af te leggen.
Op 27 maart 2017 verklaarde [slachtoffer 1] in een aanvullend verhoor over nog een incident met verdachte.
Ze verklaarde dat ze op 17 maart 2017 met haar nieuwe vriend, [naam 3] , en nog een vriendin bij een poppodium (Grenswerk) te Venlo was.Verdachte was er ook. Ze verklaarde dat hij bij het langslopen op geïrriteerde toon “
[slachtoffer 1]” zei en haar vervolgens achtervolgde. Ze heeft de situatie aan de beveiliging gemeld. Verdachte heeft de gehele avond vlak bij hen gestaan en ervoor gezorgd dat hij goed zicht op haar had.
Beveiliger [getuige 1] verklaarde op 22 maart 2017 dat zij op 17 maart 2017 van 22:00 uur tot 06:00 uur werkzaam was als beveiliger bij Grenswerk te Venlo.Zij verklaarde dat een vrouw haar meldde dat ze werd lastiggevallen door een man. Ze hield hem vervolgens in de gaten. Op een gegeven moment kwam de vrouw die haar had aangesproken naar haar toe en tikte haar aan. De vrouw gaf aan dat ze ging roken. Ze zag dat de man die haar lastig viel nog geen minuut later ook het balkon verliet. [getuige 1] is toen via het balkon richting de rokersruimte gelopen om daar van een afstand te kijken wat er ging gebeuren. Ze zag dat de lastige man ongeveer 3 meter van de vrouw af stond en haar bleef aankijken. Ze zag dat de vrouw die haar had aangesproken weer naar beneden liep de zaal in. Ze heeft toen een collega ook het signalement van de lastige man doorgegeven, waarna ze samen deze man in de gaten hebben gehouden. Ze zag dat de man die ze in de gaten hield op het balkon stond en via de linkerzijde naar beneden wilde. Ze zag dat de vrouw op de trap of op het balkon stond, aan de linkerzijde. Ze wilde voorkomen dat de man via deze zijde naar beneden liep en is toen via de trap naar boven gelopen. Ze keek de lastige man recht in zijn ogen aan en hij liep vervolgens via de andere trap naar beneden. Ze zag dat hij schrok. Verder verklaarde ze nog dat de man de vrouw de hele tijd op afstand bleef aankijken, volgen.
De rechtbank acht gelet op voorgaande bewijsmiddelen allereerst wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 13 maart 2017 heeft geroepen bij de woning van [slachtoffer 1] . De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij uit de verklaring van beveiliger [getuige 1] over het niet expliciet als gedachtestreepje ten laste gelegde incident op 17 maart 2017, opmaakt dat verdachte ook op die datum nog steeds actief de nabijheid van [slachtoffer 1] zocht. Waar het immers door de aangiften die er tegen verdachte lagen en de ophanden zijnde strafzaak voor de hand zou liggen dat verdachte bij een toevallige ontmoeting met [slachtoffer 1] laatstgenoemde zou proberen te ontwijken, volgt uit de getuigenverklaring van [getuige 1] duidelijk dat het verdachte is die telkens [slachtoffer 1] ’ nabijheid zoekt en haar volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt vervolgens dat zij bij het roepen bij haar woning de stem van verdachte duidelijk heeft herkend. De rechtbank heeft geen reden om aan deze herkenning te twijfelen. Het roepen naar de kinderen en de gekozen bewoordingen ‘
, waarom maak je mijn leven kapot’– woorden die ook de onderbuurvrouw heeft gehoord – passen in het beeld van verdachte, die in zowel 2015 als 2016 in een e-mail en diverse telefoontjes en spraakberichten [slachtoffer 1] ’ aandacht vraagt en haar ook in 2017 (zie hiervoor) kennelijk nog niet heeft kunnen loslaten.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] op 13 maart 2017 heeft gebeld. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt duidelijk dat zij de stem van verdachte heeft herkend, ondanks dat de beller met een iets andere stem praatte. Bovendien geldt ook hier dat de gekozen bewoordingen, “
ik wil met je praten’en ‘
neem contact met mij op’– laatstgenoemde bewoordingen zijn ook door de vader van [slachtoffer 1] gehoord – in de lijn zijn met eerdere berichten van verdachte richting [slachtoffer 1] .
4.3.1.3
Bewijsoverweging feit 1: is er sprake van belaging van [slachtoffer 1] ?
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de hiervoor beschreven en in de tussenconclusies vastgestelde handelingen van verdachte te kwalificeren zijn als belaging van [slachtoffer 1] in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Van eeninbreukop de persoonlijke levenssfeer is sprake indien de persoon in kwestie de storing niet wenst, hetgeen betekent dat de contacten dienen te geschieden zonder (impliciete) toestemming. Hoewel dit niet betekent dat vereist is dat het slachtoffer voorafgaand aan de gedragingen nadrukkelijk kenbaar moet hebben gemaakt geen contact meer te willen (zie HR 2 juni 2015,NJ 2015/280), moet naar het oordeel van de rechtbank wel op enig moment duidelijk zijn gemaakt dat de vormen van contact die in een relatie gebruikelijk zijn, niet langer gewenst zijn. [slachtoffer 1] heeft in haar eerste aangifte van belaging verklaard dat zij verdachte op haar verjaardag duidelijk heeft gemaakt dat zij niets meer met hem wilde. Nu [slachtoffer 1] zelf nadien ook heeft verklaard dat ze zich kon voorstellen dat verdachte dit niet begreep – de relatie was immers al vaker uitgegaan –, gaat de rechtbank niet uit van 28 september 2015, maar van 12 oktober 2015 als de dag waarop het verdachte duidelijk was dat [slachtoffer 1] zijn contact niet meer wenste, zoals hij, zoals hiervoor opgenomen, ook zelf bij de politie heeft verklaard.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen voorts vast dat verdachte in de periode van 13 oktober 2015 tot en met 17 maart 2017 op een zeer indringende wijze met [slachtoffer 1] ’ privéleven bezig is geweest. Zo heeft/is hij:
- in 2015 en 2016 meermalen en in 2017 eenmaal naar [slachtoffer 1] gebeld, ‘gewoon’, maar ook anoniem;
- in 2015 een e-mail naar haar gestuurd;
- in 2015 meermaals en in 2016 eenmaal bij haar werk en woning langsgegaan. Ook later, in maart 2017, is hij nog een keer bij haar woning langsgegaan, waarbij hij ook de kinderen angst heeft aangejaagd door hun namen te roepen;
- op 21 maart smsjes gestuurd en op 22 maart 2016 bedreigende smsjes gestuurd, die [slachtoffer 1] als geautomatiseerde berichten moest afluisteren.
Daarnaast heeft hij zich in diezelfde periode ook verder met haar privéleven bemoeid, doordat hij:
- op 13 oktober 2015 het kenteken van haar vriend heeft bevraagd om zo achter zijn NAW-gegevens te komen;
- in 2015 2x een brief heeft gestuurd naar haar vriend;
- in 2016 gedurende enkele weken de auto van haar vriend heeft gevolgd;
Tot slot heeft verdachte in maart 2017 [slachtoffer 1] ’ aanwezigheid actief gevolgd tijdens een feest, waar zij met haar nieuwe vriend en een vriendin aanwezig was.
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, komt naar voren dat verdachte over een lange periode op een zeer belastende en indringende wijze heeft geprobeerd met [slachtoffer 1] in contact te komen en haar aandacht heeft geëist, waarbij hij zich ook actief met haar liefdesleven heeft bemoeid door haar vriend berichten te sturen en te volgen. Door zo te handelen, heeft verdachte kennelijk willen bewerkstelligen dat [slachtoffer 1] haar nieuwe relatie zou beëindigen en bij hem zou terugkeren én heeft hij [slachtoffer 1] en haar gezin en vriend angst aangejaagd en hun gevoel voor veiligheid ernstig aangetast. Weliswaar volgen de contactmomenten elkaar sinds november 2015 niet meer in de frequentie van het begin op, maar verdachte blijft wel terugkeren op wisselende momenten en de intensiteit waarmee hij dit doet en de impact die dat heeft is groot. Al met al heeft verdachte daarmee een aanmerkelijke en zeer nare verstoring van het persoonlijke leven van het slachtoffer teweeg gebracht, die naar het oordeel van de rechtbank de conclusie rechtvaardigt dat er sprake is van belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 1 bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
4.3.1.4
Bewijsoverweging feit 3: is er sprake van bedreiging?
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 22 maart 2016 door middel van sms-berichten naar het werk van [slachtoffer 1] de zinnen heeft gestuurd ‘
Ik kan je niet de veiligheid garanderen voor jou en je twee dochters als hij geen medewerking zal blijven geven zoals afgesproken’en ‘
wij hebben jou en je dochters deze keer gespaard. Let je de volgende keer op als je de ganzen naar buiten laat.’ De bewoordingen zijn op zichzelf bedreigend en ze hebben [slachtoffer 1] ook vrees aangejaagd. Nu deze bewoordingen kennelijk refereren aan de brand die ruim een maand eerder in de woning van [slachtoffer 1] heeft gewoed, leveren deze bewoordingen naar het oordeel van de rechtbank bedreigingen
gericht tegen het leven op.
Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 3 bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
4.3.1.5
Bewijsoverweging feit 4: is er sprake van belaging van [slachtoffer 2] ?
Zoals eerder al onder tussenconclusie II geconcludeerd, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
- Op 13 oktober 2015 het kenteken van de auto van [slachtoffer 2] heeft bevraagd, teneinde aan zijn NAW-gegevens te komen (n);
- [slachtoffer 2] twee keer een brief heeft gestuurd (b en c);
- Zijn auto van 27 februari 2016 tot en met 17 maart 2016 door middel van een GPS-tracker heeft gevolgd (o).
De rechtbank is ook hier van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer zodanig zijn geweest, dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Daarbij heeft te gelden dat de impact van de bewezenverklaarde, rechtstreeks op [slachtoffer 2] betrekking hebbende, gedragingen vergroot werd door de bewezen verklaarde eerdere gedragingen van verdachte, die zich rechtstreeks op [slachtoffer 1] hebben gericht.
Waar het onrechtmatig navragen van een kenteken en het sturen van een seksueel getinte brief naar het werk van [slachtoffer 2] al een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] opleverde, geldt dit nog meer voor het volgen van iemand door middel van een GPS-tracker. Een GPS-tracker heeft immers tot doel om te beschikken over de wetenschap waar een bepaald persoon zich op een bepaald moment bevindt. In dit geval heeft de observatie bijna 3 weken (26 februari 2016 – 17 maart 2016) in beslag genomen. Het gedurende deze periode kunnen observeren van de gangen van een persoon betitelt de rechtbank als een observatie met een zéér hoge intensiteit, die grote inbreuk maakt op iemands persoonlijke levenssfeer. Dat [slachtoffer 2] van het volgen op dat moment niets heeft gemerkt, doet daaraan niets af. Het kon leiden tot angst en gevoelens van onveiligheid en heeft dat ook gedaan op het moment dat [slachtoffer 2] ermee bekend werd. Door het willens en wetens inzetten van de GPS-tracker en het over een periode van bijna drie weken stelselmatig volgen van [slachtoffer 2] , nam verdachte de inbreuk die dat met zich meebracht op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] voor lief, waarmee zijn opzet op die inbreuk is gegeven. Het hieromtrent gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
Ten laste is gelegd dat de GPS-tracker aan of onder de auto van [slachtoffer 2] was bevestigd. Het komt uit het dossier niet duidelijk naar voren hoe verdachte de GPS-tracker heeft gebruikt. Verdachte heeft ter terechtzitting wel bekend dát hij de GPS-tracker heeft ingezet, maar hij ontkent dat hij deze onder de auto van [slachtoffer 2] heeft geplaatst. Omdat het dossier hiertoe verder geen bewijsmiddelen bevat, zal de rechtbank verdachte hiervan partieel vrijspreken.
Gelet hierop acht de rechtbank het ten laste gelegde onder feit 4 bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.