ECLI:NL:RBLIM:2018:131

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
5992072 \ CV EXPL 17-4324
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot verwijdering van een Canadese populier op verzoek van de vruchtgebruiker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee buren over de verwijdering van een Canadese populier. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Sangers, is vruchtgebruiker van een perceel naast het perceel van de gedaagde partij, die wordt bijgestaan door mr. A. Carli. De eisende partij vordert dat de gedaagde partij de boom verwijdert, omdat deze schade zou veroorzaken aan zijn pand en een gevaar vormt voor de gebruikers van het perceel. De gedaagde partij betwist de claims en stelt dat de deskundigen niet objectief zijn en dat er geen causaal verband is tussen de boom en de gestelde schade.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij ontvankelijk is in zijn vordering, ondanks dat hij geen eigenaar is van het perceel, omdat hij gemachtigd is door de eigenaar. De rechter heeft de deskundigenrapporten van Bouwkundige Adviesbureau Bertram Holten en Groenvisie Mette in overweging genomen, die beide wijzen op de risico's en schade die de boom kan veroorzaken. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verweer en dat de vordering van de eisende partij gegrond is.

De rechter beveelt de gedaagde partij om de boom binnen twee maanden te verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag. Daarnaast wordt de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 1.270,50 aan kosten, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5992072 \ CV EXPL 17-4324
Vonnis van de kantonrechter van 10 januari 2018
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.P.H. Sangers,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A. Carli.
Partijen worden hierna nader aangeduid met [eisende partij] en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] is eigenaar van het perceel [adres gedaagde partij] te [woonplaats gedaagde partij] .
2.2.
Eigenaar van het buurperceel en het daarop gelegen pand aan de [adres buurperceel] te [plaats buurperceel] is [broer eisende partij] , broer van [eisende partij] . [eisende partij] is samen met zijn echtgenote vruchtgebruiker van dit perceel en pand. De eigenaar heeft [eisende partij] gemachtigd hem in rechte te vertegenwoordigen.
2.3.
Op het perceel van [gedaagde partij] staat een Canadese populier met een diameter van ongeveer 1,0 meter, stamomvang van ongeveer 3 meter en een hoogte van tussen de 15 en 20 meter. De populier is naar schatting 50 jaar oud. De (buitenkant van de stam van de) populier bevindt zich op 20 cm van de gevel van voornoemd pand van [adres buurperceel] . Een gedeelte van de voet van de stam en de wortels bevindt zich ook op het buurperceel [adres buurperceel] . Takken van de populier hangen (gedeeltelijk) over het perceel [adres buurperceel] .
2.4.
Op 3 en 6 oktober 2016 heeft Bouwkundige Adviesbureau Bertram Holten in opdracht van [eisende partij] een inspectie uitgevoerd naar de (gevolg-) schade van de belendende begroeiing gelegen naast het pand [adres buurperceel] te [plaats buurperceel] .
De conclusies zijn vastgelegd in het rapport van 26 oktober 2016. De kosten van dit rapport bedragen € 302,50.
2.5.
Op 16 november 2016 heeft Groenvisie Mette in opdracht van [eisende partij] een deskundigenbericht betreffende risico-analyse uitgebracht over de populier.
De kosten van dit onderzoek bedragen € 968,00.
2.6.
Bij brief van 29 november 2016 heeft [eisende partij] [gedaagde partij] verzocht zich binnen twee weken uit te laten of hij zal overgaan tot uitvoering van het door de deskundige Mette gegeven advies, te weten het vellen van de boom, een en ander binnen 6 weken.
2.7.
Via een brief van zijn gemachtigde van 13 januari 2017 heeft [gedaagde partij] hierop gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – [gedaagde partij] te bevelen de Canadese populier volledig te (doen) verwijderen binnen een termijn van 2 maanden of een andere te bepalen redelijke termijn, na het betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, alsmede [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.270,50 inclusief btw aan kosten,
vermeerderd met wettelijke rente, proceskosten en nakosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat [eisende partij] geen eigenaar van het perceel en pand op [adres buurperceel] is, doch vruchtgebruiker. Hij heeft op eigen naam [gedaagde partij] in rechte betrokken. Gelet op het bepaalde in artikel 3:218 BW kan naar het oordeel van de kantonrechter een oproeping van de eigenaar echter achterwege blijven nu deze [eisende partij] tot twee maal toe gemachtigd heeft hem te vertegenwoordigen. Nu ook [gedaagde partij] op dit punt geen verweer heeft gevoerd, acht de kantonrechter [eisende partij] ontvankelijk in zijn vordering.
4.2.
[eisende partij] stelt dat de betreffende boom schade heeft veroorzaakt aan het pand [adres buurperceel] en deze schade in de toekomst groter zal worden. Daarenboven leidt de aanwezigheid van deze boom tot een verhoogd risico en vormt deze een gevaar voor de gebruikers van het perceel van [eisende partij] . [eisende partij] grondt daarmee zijn vordering niet op het bepaalde in artikel 5:42 lid 2 BW - waarin de afstand van een boom tot de erfgrens is geregeld – doch op het bepaalde in artikel 5:37 BW (hinderartikel) jo 6:162 BW (schenden van een zorgplicht dat leidt tot onrechtmatig gedrag). Hij vordert verwijdering van de boom om de onrechtmatige situatie op te heffen.
4.3.
[eisende partij] onderbouwt zijn stellingen en vordering met het onder 2.4 genoemde inspectierapport van Bertram Holten. Daarin staat onder meer:
“De volgende bevindingen (..) zijn visueel zichtbaar en dus geconstateerd:
  • De formaat van de boom is buiten proportie voor deze locatie;
  • Het hart van de boom(stam) is op +- 70cm van het buitenblad geplaatst;
  • Er zijn overhangende takken geconstateerd;
  • De stam en wortels groeien in de gevel;
  • Door de verdrukking treden er gevaarlijke situaties op;
  • Door de wortelgroei treedt er verzakking van de bestrating op;
  • Door de wortelgroei treedt er wateroverlast in de kelder op.
Naast deze zichtbare gebreken is er, op de middel tot langere termijn, ook grote kans op gevolgschade aanwezig.
(..)
  • Doordat de boom in de gevel groeit zal op termijn het buitenblad worden weggedrukt. Zodra de gevel wordt weggedrukt zal water, nog makkelijker, het pand binnentreden waardoor wateroverlast meer zal toenemen. Verder ontstaat er schade aan het metselwerk en mogelijkheid van binnenblad.
  • Doordat de wortels langs de kelder groeien en de stam in de gevel groeit, kunnen op termijn constructieve problemen ontstaan. Doordat de wortels de grond wegnemen en de wortels met en met onder de fundering en in de gevel groeien is de kans op verzakking aanwezig. Hierdoor ontstaan verzakkingen welke van constructieve aard zijn.
(..)”.
4.4.
Daarnaast heeft [eisende partij] boomdeskundige Groenvisie Mette ingeschakeld die in haar rapport onder meer concludeert:
“de urgentie tot handelen is hoog
(..)
deze boom van de 1e grootte bezit onvoldoende stabiliteit om de veiligheid te kunnen waarborgen. De (gestel)takken welke gedeeltelijk (uit)gescheurd zijn, veroorzaken een verhoogd risico op verdere takbreuk. Tevens is een verhoogd risico op windworp, de vorming van adventief wortels duidt op verlies van stabiliteitswortels en/of haarwortels. (..)
In de kroon is een tak uitgebroken, de afgestorven stomp is achtergebleven en heeft eveneens een verhoogd risico op uitbreken.
Tevens is er nog een ‘pechbalk’ geconstateerd bij een gesteltak, welke zich boven het pad bevindt. (..) Hierdoor is een open lengtescheur ontstaan, deze zal zich verder ontwikkelen totdat de tak breekt.
Het regenererend vermogen van deze boom is slecht. Dit is waarneembaar door de weinige scheuten. Zowel de stabiliteit als de vitaliteit is onvoldoende.
Het risico op schade aan derden is hoog, tevens is aannemelijk dat er nog meer wateroverlast en schade in de kelder van het gebouw [adres buurperceel] zal ontstaan.
Mijn advies is om deze populier op korte termijn te vellen. Van belang is dat de werkzaamheden op zodanige wijze worden uitgevoerd dat de vorming van wortelopschot voorkomen wordt en de druk op de muur van het pand opgeheven wordt”.
4.5.
[gedaagde partij] heeft de stellingen van [eisende partij] betwist: hij stelt (samengevat) dat de deskundigen niet objectief zijn en dat er geen causaal verband is tussen de staat van de populier en de gestelde schade. Verder stelt hij dat [eisende partij] onvoldoende bewezen heeft dat de aanwezigheid van de populier een risico vormt en in de toekomst daardoor schade zal optreden.
4.6.
Tegenover de naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gemotiveerde en onderbouwde stellingen van [eisende partij] , heeft [gedaagde partij] enkel blote stellingen geponeerd. Hij heeft zijn verweer niet onderbouwd. Verklaringen van bouw- dan wel bomendeskundigen die verklaren dat de betreffende boom geen gevaar c.q. hinder oplevert, ontbreken. De enige door [gedaagde partij] overgelegde verklaring is afkomstig van de (oud-) huurders van het pand [adres buurperceel] , waarin deze aangeven dat de door [eisende partij] gestelde schade in de kelder niet nieuw is doch al aanwezig was op het moment dat zij de huur opzegden (11 jaar geleden?). Met deze verklaring van deze huurders is echter de oorzaak van de schade niet tegengesproken.
Op de eigenaar van een hoge, boven de huizen uitstekende boom, zoals in casu aan de orde, rust een zorgplicht in die zin dat hij deze boom met een zekere regelmaat laat inspecteren. (ECLI:NL:GHSGR:2007:BB6980 Gerechtshof ’s-Gravenhage, 31-10-2007, C05/1432). Zijdens [gedaagde partij] zijn geen feiten gesteld waaruit zou moeten blijken dat hij aan deze zorgplicht heeft voldaan.
4.7.
[gedaagde partij] stelt verder nog dat de populier niet geveld mag worden omdat deze een natuur- milieu- en cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt. Vanwege deze waarde én het feit dat de boom zo oud is, verwacht [gedaagde partij] geen kapvergunning te krijgen. Verder heeft [gedaagde partij] betoogd dat door de functionele rol van de boom (natuurschoon, schaduw, privacy en woongenot) de woning van [gedaagde partij] in waarde zal verminderen als hij gekapt wordt.
Ook al deze stellingen zijn door [gedaagde partij] niet gemotiveerd onderbouwd, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] ambtshalve nog toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.8.
Gelet op vorenstaande komt de kantonrechter dan ook tot het oordeel dat het verweer tegen het door [eisende partij] gestelde onrechtmatige gedrag van [gedaagde partij] , dient te worden gepasseerd en de vordering tot verwijdering van de boom dient te worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen tot een hieronder nader te noemen maximumbedrag.
5. Met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 1.270,50 ter zake de kosten van het bouwkundig inspectierapport en de risico-analyse van de boom, overweegt de kantonrechter als volgt.
[eisende partij] vordert deze kosten “
om te bewijzen dat sprake is van een risicoboom, waarbij de urgentie tot handelen hoog is” en “
dat al sprake is van schade en dat deze schade alleen maar zal toenemen als niets gebeurd”.Kennelijk grondt [eisende partij] deze vordering op artikel 6:96 lid 2 sub b BW dat bepaalt dat redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid ook als vermogensschade zijn aan te merken.
De verschuldigdheid van deze kosten op deze grond is niet door [gedaagde partij] inhoudelijk tegengesproken.
Nu uit vorenstaande de conclusie volgt dat er sprake is van onrechtmatig gedrag, is [gedaagde partij] ook aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende vermogensschade. De betreffende vordering tot betaling van deze kosten is dan ook toewijsbaar.
6. Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht kan als niet (langer) ter zake doende verder buiten beschouwing blijven.
7. [gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 99,21
  • griffierecht € 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 822,21.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK&T en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
8. De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

9.De beslissing

De kantonrechter
9.1.
beveelt [gedaagde partij] als eigenaar van het perceel [adres gedaagde partij] te [woonplaats gedaagde partij] de Canadese populier volledig te (doen) verwijderen binnen een termijn van 2 maanden, na betekening van dit vonnis,
9.2.
bepaalt dat [gedaagde partij] bij niet-voldoening aan het vorenstaande een dwangsom verbeurt van € 250,00 voor elke dag of deel van een dag dat hij daarmee in gebreke blijft, zulks tot een maximum is bereikt van € 20.000,00,
9.3.
veroordeelt [gedaagde partij] aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 1.270,50 inclusief btw te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
9.4.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 822,21,
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat hij niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisende partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot aan de voldoening,
9.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
9.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: