In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Limburg op 20 juni 2018 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. F.A.G.M. Vluggen, rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 1 mei 2018 en was gebaseerd op de vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker stelde dat de rechter in een eerdere uitspraak op 1 mei 2018 in een vergelijkbare zaak ten onrechte had aangenomen dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat bevoegd was om vluchten toe te staan op een gedeelte van de luchthaven Maastricht. Deze uitspraak was volgens de verzoeker in strijd met zijn belangen, aangezien de rechter in de huidige zaak nog moest oordelen over een soortgelijke kwestie.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker en de schriftelijke reactie van de rechter beoordeeld. De rechter had in zijn reactie aangegeven dat, hoewel beide zaken betrekking hebben op het gebruik van de volledige baanlengte van de luchthaven, zij van elkaar moesten worden onderscheiden. De wrakingskamer oordeelde echter dat de vrees voor vooringenomenheid van de verzoeker objectief gerechtvaardigd was, omdat de rechter in de eerdere uitspraak een standpunt had ingenomen dat direct van invloed was op de huidige zaak van de verzoeker.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking toegewezen, waarmee de vrees voor partijdigheid van de rechter werd erkend. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd uitgesproken op 20 juni 2018. Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.