Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
(deels voorwaardelijke) tegenverzoeken,
1.De procedure
- het (voorwaardelijk) verzoekschrift met producties 1 tot en met 16;
- het verweerschrift met producties A tot en met U, tevens houdend (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken;
- de aanvullende producties 17 tot en met 31 van Be Well;
- de aanvulling van de gronden van het verzoekschrift door Be Well bij faxbericht van 5 december 2018;
- de nadere toelichting op die aanvulling door Be Well bij e-mailbericht van
- de aanvullende producties A, B, S en V tot en met Z van [verweerder in de (voorwaardelijke) verzoeken, verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] ;
- de door beide gemachtigden overgelegde en voorgedragen pleitnota’s;
- de mondelinge behandeling op 11 december 2018.
2.De feiten
In het (voorwaardelijke) verzoek en de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken
9 oktober 2018 aanwezig, [naam directeur 2] is met ingang van 1 november 2018 ook daadwerkelijk aan de slag gegaan voor Be Well als directeur.
3.Het geschil
In het (voorwaardelijke) verzoek
4.De beoordeling
In de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken
30 november 2018 voortduurt – is ingetreden.
JAR2017/300).
€ 3.600,--, exclusief vakantiebijslag. Uit de Nota van Toelichting op art. 2 uit het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding volgt dat voor de bepaling van de hoogte van deze vergoeding bepalend is de laatste maand voor het [aanvankelijk] einde van de arbeidsovereenkomst. Dit brengt mee dat Be Well een pro rato vergoeding van 8/31 (augustus kent 31 dagen) van € 3.888,-- (het bruto maandloon inclusief vakantiebijslag) aan [verweerder in de (voorwaardelijke) verzoeken, verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] verschuldigd is. Deze vergoeding bedraagt mitsdien € 1.003,35 bruto. Be Well zal worden veroordeeld tot betaling van deze vergoeding aan [verweerder in de (voorwaardelijke) verzoeken, verzoeker in de (deels voorwaardelijke) tegenverzoeken] .
Kamerstukken II2013/14, 33 818, nr. 3, p. 46).
1 november 2018 een nieuwe directeur aan de slag te laten gaan, komt voor risico van Be Well. De arbeidsovereenkomst zal niet op de ‘g-grond’ worden ontbonden.
h-grond niet dient te worden gebruikt voor het repareren van een op één van de benoemde gronden onvoldoend onderbouwd ontslag. Deze h-grond kan op dit moment dus niet ertoe leiden dat verschillende andere gronden, die – gelijk hiervoor geoordeeld – op zich onvoldoende redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst opleveren, dit samengeteld wél doen (Handelingen I, 2013/13, 33818, 32, p. 10).
5.De beslissing
van € 1.003,35 bruto wegens schending van de aanzegverplichting als bedoeld in
art. 7:668 lid 1 BW;
mr. P. Hoekstra, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken.