Op 30 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het huisvesten van 240 arbeidsmigranten in mobilehomes. De vergunninghouder had op 15 oktober 2018 een omgevingsvergunning verkregen voor het bouwen en handelen in strijd met het bestemmingsplan. Verzoekers, die bezwaar maakten tegen dit besluit, stelden dat de vergunninghouder onvoldoende had aangetoond dat er geen mogelijkheden waren voor het huisvesten van arbeidsmigranten in bestaande bebouwing. Tijdens de zitting op 22 november 2018 werd duidelijk dat al een aanzienlijk aantal mobilehomes was gerealiseerd en dat er al arbeidsmigranten in woonden, wat de spoedeisendheid van het verzoek onderstreepte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunninghouder niet voldoende had gemotiveerd dat er geen alternatieven in bestaande bebouwing waren, maar besloot desondanks het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig was en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J.E. Hamers-Aerts, in aanwezigheid van griffier mr. P.M. van den Brekel.