ECLI:NL:RBLIM:2018:1098

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
C/03/203830 / HA ZA 15-157
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bewijsopdracht non-conformiteit paard

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.G. Reddingius, en gedaagden Washington Events B.V. en een tweede gedaagde partij. De zaak betreft een geschil over de non-conformiteit van een paard dat door eiseres is aangeschaft. Eiseres stelt dat het paard niet geschikt was voor deelname aan internationale concoursen vanwege gedrags- en transportproblemen. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen getuigenverhoren gelast om de claims van eiseres te onderzoeken. Tijdens deze verhoren zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de echtgenoot van eiseres, dierenartsen en medewerkers van Washington Events. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eiseres en haar echtgenoot niet geloofwaardig zijn, aangezien uit de getuigenverklaringen blijkt dat het paard wel degelijk aan wedstrijden heeft deelgenomen en geen significante transportproblemen vertoonde. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet heeft aangetoond dat het paard ten tijde van de koop behept was met zodanige gebreken dat het niet geschikt was voor deelname aan concoursen. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die zijn begroot op € 12.944,04. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Y.J.C.A. Roeffen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/203830 / HA ZA 15-157
Vonnis van 7 februari 2018
in de zaak van
[eisende partij],
wonende te [woonplaats eisende partij] ,
eiseres,
advocaat mr. W.G. Reddingius te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WASHINGTON EVENTS B.V.,
gevestigd te Maarheeze,
2.
[gedaagde partij sub 2],
wonende te [woonplaats gedaagde partij sub 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. S.A. Wensing te Coevorden.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en Washington Events en [gedaagde partij sub 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 mei 2016
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 oktober 2016
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 oktober 2017
  • de producties van [gedaagde partij sub 2]
  • de conclusie na getuigenverhoor van 15 november 2017
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor van 13 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 18 mei 2016 is bepaald dat een getuigenverhoor zal plaatsvinden om [eisende partij] toe te laten tot het haar bij tussenvonnis van 13 januari 2016 opgedragen bewijs van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat:
het paard [naam paard] ten tijde van de veiling een zodanig transportgebrek of zodanig gedrag vertoonde (als beschreven onder rechtsoverweging 4.6. van voormeld tussenvonnis) te weten dat het paard:
( a) ‘piaft’ in de stal en op de poetsplaats waarbij het paard met zijn voor- of achterbenen tegen de stalwand of deur slaat, wat verwondingen aan de benen en beschadigingen aan de stal en haar inrichting kan veroorzaken,
( b) ‘automutilatie’ gedrag vertoont, waarbij het zichzelf bijt op het moment dat iemand de rechterkant (specifiek de borst) van het paard verzorgt en
( c) naar mensen en voorwerpen bijt.)
dat het paard niet geschikt was voor deelname aan internationale concoursen op hoog niveau.
2.2.
In het kader van de bewijslevering ten aanzien van het standpunt van [eisende partij] zijn als getuigen de volgende vier personen gehoord: [getuige 1] , echtgenoot van [eisende partij] (hierna [getuige 1] ), [getuige 2] , dierenarts (hierna [getuige 2] ), [getuige 3] , klinisch etholoog (hierna [getuige 3] ) en [eisende partij] , partijgetuige. Getuige dr. [X] is niet verschenen. In contra-enquête zijn de volgende vijf getuigen gehoord: [gedaagde partij sub 2] , partijgetuige, zijn dochter [getuige 4] , [getuige 5] , dressuurruiter en medewerker Washington Events (hierna [getuige 5] ), [getuige 6] , ruiter in dienst bij Washington Events (hierna [getuige 6] ), [getuige 7] , directrice Washington Events (hierna [getuige 7] ).
2.3.
[eisende partij] heeft de rechtbank verzocht haar beslissing [eisende partij] niet toe te staan dierenarts dr. [X] alsnog te horen te heroverwegen. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding nu de getuige bij het eerste verhoor in oktober 2016 verstek heeft laten gaan en [eisende partij] bij de opgave verhinderdata voor het tweede getuigenverhoor voor een periode van zes maanden de hele periode als verhindering van de getuige heeft opgegeven met uitzondering van 7, 14 en 21 november 2017 na de middag. Kennelijk was de getuige bereid voor de rechtbank Limburg te worden gehoord maar maakt dit vervolgens feitelijk onmogelijk. Het had op de weg van [eisende partij] gelegen maatregelen te treffen, althans zij had de rechtbank kunnen verzoeken maatregelen te treffen om te zorgen dat de getuige (binnen redelijke termijn) kon worden gehoord, hetgeen zij om haar moverende redenen heeft nagelaten. De rechtbank blijft bij haar conclusie dat er met het opgeven van drie beschikbaarheidsdata (en dus 177 verhinderdata) in een periode van zes maanden geen reële mogelijkheid is geboden de getuige te horen en acht het in strijd met de goede procesorde om behandeling van de zaak om die reden nog langer aan te houden.
2.4.
Zodanig transsportgebrek dat het paard niet geschikt was voor deelname aan internationale concoursen op hoog niveau
2.4.1.
[eisende partij] heeft tijdens haar verhoor op 5 oktober 2016 verklaard dat [naam paard] bij haar in [plaatsnaam stal] staat. Afhankelijk van zijn psychologische staat zijn er dagen dat zij hem kan berijden en sommige dagen longeert zij hem. Zij heeft verklaard dat zij geen wedstrijden met hem rijdt. De enige keer dat zij hem na de levering op 7 november vervoerd heeft is naar de kliniek van dr. [getuige 2] . Daarna heeft ze wel diverse keren geprobeerd hem te transporteren, maar dat is niet gelukt.
[eisende partij] heeft voorts verklaard dat [getuige 6] haar heeft verteld dat zij in juli 2013 met [naam paard] naar een wedstrijd wilde en dat hij toen gek werd in de vrachtwagen. Ze had daarna gebeld met de vorige ruiter, mevrouw [mevrouw Y] , die haar vertelde dat er sprake was van een transportprobleem. [mevrouw Y] had de voorbenen van [naam paard] vastgebonden waarna hij was gevallen. Daarna kon hij niet meer vervoerd worden. [getuige 6] zei volgens [eisende partij] dat het probleem was opgelost, als je er een ander paard naast zette zou het wel gaan. Volgens [eisende partij] was [naam paard] op 7 november toen hij werd thuisgebracht hysterisch.
2.4.2.
[getuige 1] heeft tijdens zijn verhoor op 5 oktober 2016 verklaard dat de situatie van het paard onveranderd is. Zijn gedrag is gevaarlijk, geeft kopstoten en stampt. Voorts heeft hij verklaard dat [getuige 6] hem en [eisende partij] de dag na de veiling waarop zij [naam paard] hadden gekocht heeft verteld dat het paard een transportongeluk had gehad. Degene die vóór [getuige 6] het paard had gereden had zijn benen vastgebonden tijdens het transport waardoor hij was gevallen. De enige manier om hem te vervoeren was volgens [getuige 6] met een pony ernaast. Washington Events heeft echter desgevraagd medegedeeld dat het probleem was opgelost. [getuige 1] heeft verklaard dat het paard wel de vrachtwagen op loopt, maar vervolgens woest wordt. Hij word dan gek, trapt en stampt.
2.4.3.
Ten aanzien van de verklaringen van [getuige 1] en [eisende partij] overweegt de rechtbank als volgt. Uit door de wederpartij overgelegde stukken blijkt (onbetwist) dat [naam paard] op het moment dat [eisende partij] en [getuige 1] werden gehoord al minstens 4 maal in juli en augustus 2016 op wedstrijden op verschillende plaatsen in Duitsland was verschenen waar hij dressuurproeven had gelopen in onder meer de klasse Intermediaire I, Intermediaire II en Prix St. Georges.
Bij conclusie na enquête stelt [eisende partij] dat zij, zij het met zeer veel moeite, het paard naar Duitsland heeft vervoerd en het daar heeft achtergelaten. Ook daar werden volgens haar transportproblemen geconstateerd, maar men heeft hem (zonder haar toestemming) op kleine wedstrijden uitgebracht. Hij hoefde dus niet vanuit België naar de wedstrijden in Duitsland te worden gebracht. Later hebben de Duitsers hem, volgens [eisende partij] geconfronteerd met hetzelfde probleem, teruggestuurd naar haar, waarna hij met een gespecialiseerd transport naar de Verenigde Staten is gebracht. Uit het door de wederpartij overgelegde en niet betwiste wedstrijdoverzicht blijkt dat [naam paard] tussen 10 juli 2016 en 22 januari 2017 14 keer aan de start is verschenen op wedstrijden in Duitsland onder amazone [naam amazone] . Uit de conclusie na enquête van [eisende partij] volgt dat [naam paard] in de periode dat hij daar wedstrijden liep in Duitsland verbleef. Dat betekent dat [eisende partij] op 5 oktober 2016 tijdens haar getuigenverhoor niet naar waarheid heeft verklaard. [naam paard] verbleef op dat moment niet in [plaatsnaam stal] en was na de levering nog meerdere keren vervoerd. Bovendien liep hij wedstrijden, zij het niet met [eisende partij] in het zadel. [eisende partij] heeft belangrijke informatie achtergehouden en zelfs in strijd met de waarheid verklaard. De verklaring van [eisende partij] acht de rechtbank derhalve ongeloofwaardig. Ook de echtgenoot van [eisende partij] , [getuige 1] , heeft verzuimd de rechtbank van de gewijzigde situatie op de hoogte te stellen en ook zijn verklaring acht de rechtbank daarom ongeloofwaardig.
2.4.4.
[getuige 2] heeft verklaard dat het paard in juli 2014 bij haar op de kliniek is geweest. Het paard werd gebracht in een trailer en was geëxciteerd, nerveus en bezweet toen hij eraf kwam. Er stond ook een ander paard of pony op de trailer. Toen hij is opgehaald is hij voor het transport verdoofd.
2.4.5.
[getuige 3] heeft ten aanzien van het transport niets verklaard.
2.4.6.
[gedaagde partij sub 2] heeft in contra-enquête verklaard dat zijn dochter [getuige 4] met [naam paard] als junior bij het Britse team heeft gereden en later bij de Young Riders en dat zij zonder problemen met het paard het hele land heeft doorkruist. Bij het Britse team werd hij met een grote vrachtwagen vervoerd. Toen zijn dochter naar de universiteit ging heeft [mevrouw Y] het paard gereden en op concoursen uitgebracht. Van transportproblemen weet hij niets.
2.4.7.
[getuige 4] heeft verklaard dat [naam paard] in de tijd dat zij hem reed (vanaf 2005) altijd in een (grote of kleine) vrachtwagen werd vervoerd en dat dat nooit problemen heeft opgeleverd. Hij werd soms alleen en soms met andere paarden vervoerd. Hij had een vriendelijk karakter en gedroeg zich normaal op de vrachtwagen. Voor zover zij weet sloeg hij niet op de vrachtwagen. [mevrouw Y] heeft haar nooit gezegd dat [naam paard] gedrags- of transportproblemen had.
2.4.8.
[getuige 6] heeft verklaard dat zij [naam paard] ongeveer zes maanden voor de veiling op stal kreeg. Zij reed hem op wedstrijden. Hij werd dan per tweepaards vrachtwagen vervoerd, ook alleen. Dat ging normaal. Als hij moest wachten stommelde of krabde hij wel eens. Hij kwam normaal van de wagen af en zij kon daarna gewoon proeven met hem rijden. Er is hem nooit iets kalmerends gegeven voor het transport. Zij weet niets van een transportongeval. Er is haar nooit door iemand verteld dat zijn voorbenen waren vastgebonden waardoor hij gevallen was. Hij kon zonder probleem alleen vervoerd worden.
2.4.9.
[gedaagde partij sub 2] heeft bij akte stukken ingebracht waaronder een uitdraai van de site Rimondo.com waaruit blijkt dat [naam paard] in 2016 en 2017 heeft deelgenomen aan 14 wedstrijden op verschillende plaatsen in Duitsland. Voorts heeft [gedaagde partij sub 2] Facebook berichten ingebracht van [getuige 1] , [eisende partij] en het Anglo European Studbook USA waaruit blijkt dat [naam paard] in februari 2017 onder zijn stamboeknaam [stamboeknaam paard] de Global Grand Prix of Florida heeft gewonnen.
2.4.10.
De rechtbank overweegt dat noch uit de conclusies en de producties, noch uit de getuigenverklaringen met redelijke mate van zekerheid blijkt dat [naam paard] ten tijde van de koop behept was met een zodanig transportprobleem dat het paard niet geschikt was voor deelname aan internationale concoursen op hoog niveau. Enkel partijgetuige [eisende partij] en haar echtgenoot [getuige 1] verklaren over dit probleem. Hun verklaringen worden door de rechtbank niet geloofwaardig geacht. Uit de overige verklaringen blijkt enkel dat hij wel eens onrustig was op de vrachtwagen, in die zin dat hij wel een schraapte of stampte, maar niet dat dit op enigerlei wijze een belemmering vormde voor het deelnemen aan internationale concoursen op hoog niveau. Uit het feit dat [naam paard] zowel voor de veilingkoop als daarna (met succes) aan (internationale) wedstrijden heeft deelgenomen leidt de rechtbank af dat het paard kennelijk te vervoeren was en dat dit niet dermate grote problemen opleverde dat dit een belemmering vormde voor deelname aan de wedstrijden.
2.5.
Zodanige gedragsproblemen dat het paard niet geschikt was voor deelname aan internationale concoursen op hoog niveau
2.5.1.
Ten aanzien van de gestelde gedragsproblemen heeft [getuige 2] verklaard dat zij [naam paard] in juli 2014 in haar kliniek heeft onderzocht. Zij constateerde dat sprake was van stereotypie. Het gedrag dat het paard vertoonde was hoofdschudden, tong uitsteken en likken aan dingen (orale stereotypie) en rondlopen in de box (locomotorische stereotypie). Tevens had hij maagzweren. Of de stereotypieën in oktober/november 2013 al aanwezig zijn geweest kan zij niet zeggen.
2.5.2.
[getuige 3] heeft [naam paard] gezien op 15 juli 2014. Zij verklaart dat hij stereotype gedrag vertoonde in zijn box: scheppende bewegingen met zijn hoofd volgens een vast patroon en zijn tong uitsteken alsof hij water oplepelt. Op de poetsplaats maakte hij de hoofdbewegingen ook en ging hij met open mond naar zijn borst. Hij was nogal happerig, maar niet echt agressief. Ook vertoonde hij piaf-achtig gedrag op de plaats. Er was sprake van een volwassen stereotypie, het gedrag gebeurde out of context, er was geen aanleiding. Het gedrag was hetzelfde als op de video’s die [eisende partij] haar had laten zien van april en mei 2014 en van 8 november 2013. [eisende partij] heeft het paard in het bijzijn van [getuige 3] niet opgezadeld en niet gereden.
2.5.3.
[getuige 6] heeft verklaard dat [naam paard] toen hij bij haar op stal kwam een normaal karakter had. Hij was lief, mooi, werkwillig, geen rare dingen, geen gebruiksaanwijzing. Hij was niet druk op stal maar normaal. Hij heeft haar nooit gebeten of geslagen. Hij was echt super lief. Het verbaast haar dat er wordt gesuggereerd dat hij gevaarlijk is.
2.5.4.
[getuige 4] heeft verklaard dat hij een vriendelijk karakter had en dat hij haar nooit gebeten of geslagen heeft. Ook [mevrouw Y] heeft haar nooit gezegd dat [naam paard] gedragsproblemen had.
2.5.5.
[getuige 5] heeft verklaard dat indien een paard niet acceptabel gedrag vertoont dit door de veilingcommissie wordt gemeld, omdat zij zo’n paard niet kunnen verkopen. Met betrekking tot [naam paard] waren er geen bijzonderheden. Er is nooit iets afwijkends gemeld.
2.5.6.
[getuige 7] heeft verklaard het paard op stal gezien te hebben. Er viel niets op, heel normaal gedrag.
2.5.7.
De rechtbank overweegt dat noch uit de conclusies en de producties, noch uit de getuigenverklaringen met redelijke mate van zekerheid blijkt dat [naam paard] ten tijde van de koop behept was met een zodanig gedragsprobleem dat het paard niet geschikt was voor deelname aan internationale concoursen op hoog niveau. Twee deskundigen verklaren dat het paard stereotype gedrag vertoonde, doch zelfs als kan worden vastgesteld dat dat gedrag ten tijde van de koop reeds aanwezig was (hetgeen wordt tegengesproken door de getuigen in contra-enquête), blijkt uit de verklaringen niet dat dit hem ongeschikt maakte voor deelname aan concoursen op hoog niveau. Noch [getuige 2] noch [getuige 3] heeft het gedrag van het paard geobserveerd tijdens het opzadelen en rijden.
2.5.8.
Verder overweegt de rechtbank nog dat [eisende partij] op de vraag op welke manier de gestelde gedragsproblemen zouden leiden tot ongeschiktheid van [naam paard] voor deelname aan internationale concoursen op hoog niveau geantwoord dat hij de gedragsproblemen tijdens het vervoer vertoont en daardoor bij aankomst op de wedstrijd zo gek zal zijn dat hij niet te rijden is. Uit het feit dat hij in 2016 en 2017 in Duitsland en de Verenigde Staten (met succes) is uitgebracht op dressuurwedstrijden volgt naar het oordeel van de rechtbank reeds dat deze stelling niet (meer) juist is.
2.5.9.
Gezien het bovenstaande concludeert de rechtbank dat [eisende partij] niet geslaagd is in het aan haar opgedragen bewijs.
2.6.
Verdere beoordeling
2.6.1.
In het vonnis van 13 januari 2016 heeft de rechtbank reeds bepaald dat de vorderingen jegens Washington Events zullen worden afgewezen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat nu [eisende partij] niet binnen bekwame tijd geklaagd heeft eventuele stalgebreken niet kunnen leiden tot ontbinding van de koopovereenkomst. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat, als het al zo is dat ketamine bepaalde gebreken kan verdoezelen, dit niet betekent dat de door [eisende partij] gestelde gebreken toen – of eerder – al aanwezig waren.
2.6.2.
[eisende partij] is in haar conclusie na enquête op enkele punten ingegaan op hetgeen in het tussenvonnis van 13 januari 2016 is overwogen. Voor zover zij hiermee beoogt een nadere toelichting te verschaffen op punten waarop in het tussenvonnis reeds een bindende eindbeslissing is gegeven is de rechtbank van oordeel dat deze tardief is en zal zij deze derhalve buiten beschouwing laten. Voor zover uit de stellingen van [eisende partij] zou moeten worden begrepen dat zij de rechtbank verzoekt om terug te komen van de bindende eindbeslissingen ziet de kantonrechter daartoe op grond van de maatstaf van Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800 geen aanleiding.
2.6.3.
De vorderingen van [eisende partij] zullen worden afgewezen.
2.6.4.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij sub 2] worden begroot op:
- griffierecht 3.864,00
- getuigenkosten 1.080,04 (£ 950,00)
- salaris advocaat
8.000,00(4 punten × tarief € 2.000,00)
Totaal € 12.944,04
2.7.
De rechter, ten overstaan van wie de comparitie is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen om organisatorische redenen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Washington Events en [gedaagde partij sub 2] tot op heden begroot op € 12.944,04,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.J.C.A. Roeffen en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: