In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 november 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, naar aanleiding van een steekincident dat plaatsvond op 22 mei 2016 op een markt in Keulen, Duitsland. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Knecht, vorderde schadevergoeding van gedaagde, die door het Amtsgericht Köln was veroordeeld voor een gevaarlijke lichaamsschade aan eiser. Gedaagde, bijgestaan door advocaat mr. M.F.J.M. van Rooy, voerde verweer op basis van noodweer en eigen schuld van eiser. De rechtbank oordeelde dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld door eiser met een mes in de nek te steken, en dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank verklaarde gedaagde aansprakelijk voor de schade die eiser had geleden en veroordeelde hem tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding van € 5.000,-, alsook tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiser tot schadevergoeding toewijsbaar was, en dat de schade nader moest worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. De rechtbank concludeerde dat gedaagde niet kon aantonen dat er sprake was van noodweer of noodweer-exces, en dat de onrechtmatige daad aan hem kon worden toegerekend.