Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
- de comparitie van partijen op 4 oktober 2018
- de daaraan voorafgaande producties.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna te noemen 'eiseres', en een gedaagde partij die tot 1 november 2017 een eenmanszaak dreef. Eiseres vorderde betaling van een openstaand saldo aan facturen, terwijl gedaagde zich op verjaring beriep. Eiseres stelde dat de verjaring was gestuit door het versturen van sms-berichten. De kantonrechter oordeelde dat, zelfs als het versturen van een sms als een rechtsgeldige stuiting zou worden aangemerkt, niet vaststaat dat de sms gedaagde heeft bereikt. Hierdoor heeft het versturen van de sms niet het beoogde rechtsgevolg gehad.
De procedure begon met een dagvaarding en omvatte een comparitie van partijen op 4 oktober 2018. Eiseres heeft gedaagde diverse keren herinnerd aan de betaling, zowel per sms als per brief. Gedaagde erkende dat er achterstallige betalingen waren, maar betwistte de hoogte van de vordering en stelde dat de verjaring was voltooid. De kantonrechter overwoog dat de verjaringstermijn vijf jaar bedraagt en dat deze kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of erkenning van de vordering.
De kantonrechter concludeerde dat de ondertekening van een brief door gedaagde op 15 februari 2010 als erkenning van de vordering moet worden aangemerkt, maar dat de vordering van eiseres inmiddels was verjaard. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 800,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.