Overwegingen
1. Ter zitting is desgevraagd door de gemachtigde aangegeven dat er in eerste instantie wel beroep is ingesteld namens eiseres en [K.] , maar dat dit achteraf een omissie blijkt te zijn. Het beroep dient te worden beschouwd als enkel namens eiseres ingediend.
2. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
3. Eiseres en haar ex-echtgenoot [K.] zijn op 23 juli 1990 in Turkije getrouwd. Dit huwelijk is per die datum ook in Nederland geregistreerd. Vanaf 29 mei 2002 is hen met tussenpozen een bijstandsuitkering naar de norm van gehuwden toegekend. Eiseres is per 22 december 2008 gescheiden van [K.] . Daarna heeft eiseres een uitkering naar de norm van een alleenstaande ouder, respectievelijk de norm van een alleenstaande ontvangen.
4. Naar aanleiding van anonieme telefonische meldingen op 7 augustus 2009 en
28 september 2009 dat eiseres veel goud zou hebben liggen in een kluis bij de ABN-AMRObank in Roermond en een woning en een bankrekening in Turkije zou hebben, heeft de sociale recherche van de gemeente Roermond een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan eiseres en [K.] verleende bijstand. In dat kader is onder meer dossieronderzoek gedaan en is de Gemeenschappelijke Basis Administratie (GBA) geraadpleegd. Tevens heeft de sociale recherche op 14 oktober 2009 het Internationale Bureau Fraude-Informatie (IBF) verzocht een rechtmatigheidsonderzoek in te stellen naar eiseres en [K.] . Op 16 februari 2010 werd door een medewerker van het IBF per e-mail bericht dat het onderzoek in Turkije was afgerond en dat hieruit was gebleken dat [K.] sinds 28 september 2003 eigenaar is van een woning (inclusief garage) gelegen aan het adres [adresgegevens] . [K.] was ook sinds 6 juni 2002 eigenaar van de bouwgrond (489,84 m²) waarop deze woning (263 m²) is gebouwd. Uit het taxatierapport van 2 februari 2010 blijkt dat de waarde van deze woning op dat moment is getaxeerd op € 34.000,-. Hierop is eiseres, in aanwezigheid van een tolk, op 18 augustus 2010 gehoord (het verslag van het verhoor is opgenomen in het proces-verbaal van 18 augustus 2010) en heeft zij aangegeven de woning op de aan haar getoonde foto te herkennen als de eigendomswoning van [K.] . De woning is gebouwd door haar schoonvader [A.] en op grond die [K.] van zijn vader heeft gekregen.
Haar schoonvader heeft ook de bouw van deze woning gefinancierd. Uit informatie van de Infodesk van de politie blijkt dat eiseres eerder, op 21 juli 2008, heeft verklaard dat zij en [K.] in scheiding lagen en samen in het bezit waren van een woning in Turkije. Deze woning zou [K.] in Turkije nog op naam van de kinderen laten zetten. Uit onderzoek van de sociale recherche is verder gebleken dat eiseres vanaf 22 december 1995 in het bezit was van een safeloket bij de ABN AMRO en dat tijdens een doorzoeking van dit loket diverse sieraden (goudstukken) met een handelsdagwaarde van € 6.897,- zijn aangetroffen. Eiseres heeft desgevraagd verklaard dat zij deze sieraden cadeau heeft gekregen voor haar huwelijk en dat deze sieraden sinds deze tijd in de safe zijn ondergebracht.
5. Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten, die zijn vastgelegd in het rapport van sociaal rechercheur Horsthuis van 24 januari 2012 heeft verweerder eiseres met het primaire besluit te kennen gegeven dat zij – kort samengevat – melding had moeten maken van het bezit van de eigendomswoning in Turkije en de sieraden in de kluis en dat nu zij dat niet heeft gedaan de inlichtingenplicht heeft geschonden op grond van artikel 65 van de Algemene bijstandswet (Abw) en de Wet werk en bijstand (WWB). Haar betoog dat zij niet wist dat zij het bezit van de sieraden had moeten melden en zij [K.] had gezegd dat hij het bezit van de eigendomswoning moest melden, maar dat hij dit heeft geweigerd ontslaat haar niet van haar eigen inlichtingenplicht. Verweerder is niet bekend met de marktwaarden van de bouwgrond en de sieraden gedurende de genoemde perioden van bijstandsverlening. Gelet hierop kan verweerder de vermogenspositie van eiseres gedurende de perioden waarin zij bijstand naar de norm voor gehuwden heeft ontvangen, te weten van 29 mei 2002 tot en met 25 augustus 2002, van 4 juni 2003 tot en met 29 september 2003, alsmede de periode van 21 januari 2004 tot en met 5 augustus 2005 en de periode van 16 augustus 2005 tot en met 27 juli 2006 niet vaststellen op grond waarvan het recht op bijstand over deze perioden wordt ingetrokken en een bedrag ter hoogte van € 41.974,29 bruto wordt teruggevorderd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat het recht op bijstand op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw wordt ingetrokken en de terugvordering op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw en artikel 3 van de Beleidsregel herziening, terugvordering en verhaal Pw 2015 plaatsvindt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan eiseres en [K.] geen inlichtingen hebben kunnen verstrekken.
7. Eiseres stelt in beroep de vraag in hoeverre het geoorloofd is om op basis van anonieme telefonische meldingen een algeheel fraudeonderzoek in te stellen naar het vermogen van een burger. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (uitspraak van 6 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3917) betoogt eiseres dat in het onderhavige geval geen sprake is van relevante, concrete en een voldoende onderbouwde melding. De ontvangen tip geeft immers geen voldoende specifieke informatie over de bezittingen van eiseres in Turkije. In de periode dat de norm alleenstaande voor eiseres gold (bijstandsperiode 8 april 2008 tot 31 augustus 2009) was eiseres gescheiden en was de woning toebedeeld aan [K.] , omdat die woning op naam van [K.] stond. Gelet daarop heeft eiseres geen melding gemaakt van de eigendom. In de bijstandsperiode van 21 januari 2004 tot 27 juli 2006 heeft eiseres wel melding gemaakt van het bezit van de sieraden en aangegeven dat het hier een trouwschat ter waarde van € 1.500,- betreft.
Dit blijkt ook uit het afschrift met nummer 00415 van ABN-AMRO rekening met nummer 42.51.68.743 waarop melding wordt gemaakt van de huur van een safeloket. Eiseres was er niet van op de hoogte dat zij bij elke aanvraag opnieuw melding moest maken van de eigendomswoning en de sieraden. Eiseres vindt het opmerkelijk dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om haar juwelen ook te laten taxeren en trekt de expertise van de taxateur die door verweerder is ingeschakeld in twijfel. Eiseres heeft er bij [K.] op aangedrongen om de eigendom van de woning te melden, maar hij heeft dit geweigerd en haar daarop mishandeld en bedreigd. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een echtscheiding.
8. In reactie op het beroepschrift voert verweerder aan dat de in beslag genomen sieraden in opdracht van de Domeinen Roerende Zaken te Veldhoven door de heer R.W. Silberman van Ouëndag & Silberman zijn getaxeerd. De heer Silberman staat geregistreerd als gerechtelijk deskundige in het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD). Eiseres heeft nooit een verzoek ingediend om een contra-expertise uit te laten voeren, zodat verweerder hiervan niet op de hoogte was. Eiseres heeft op 7 december 2016 schriftelijk verklaard dat zij geen gebruik wil maken van het aanbod om een bod op de sieraden uit te brengen. Dit staat niet in de weg om alsnog een contra-expertise te laten doen op eigen kosten door een deskundige.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. Op grond van het feit dat zowel het bestreden besluit als het primaire besluit zijn genomen na de inwerkingtreding van de Pw, is op grond van artikel 78z, vierde lid, van de Pw het regime van de Pw van toepassing.
11. Ten aanzien van het betoog inzake de anonieme tip ziet de rechtbank, mede gelet op de verklaringen van eiseres zelf, geen aanleiding om de resultaten van het onderzoek buiten beschouwing te laten. Op grond van het bepaalde in artikel 53a van de Pw is verweerder steeds en spontaan bevoegd onderzoek te verrichten ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden en is daartoe geen daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist. Bovendien is de anonieme tip relevant geweest en bevatte hij voldoende concrete informatie (namelijk met betrekking tot de aanwezigheid van vermogen in een kluis, op een bankrekening en in onroerend goed). Deze informatie bood verweerder voldoende grond om de juistheid daarvan te onderzoeken. Het betoog inzake de anonieme tip treft daarom geen doel.
12. De rechtbank leidt uit het bestreden besluit af dat verweerder naar aanleiding van het feit dat op eiseres en [K.] het Turkse huwelijksvermogensregime van toepassing blijkt te zijn de perioden van intrekking en terugvordering (alsnog) heeft beperkt tot de perioden waarin zij en [K.] een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden hebben ontvangen.
De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres in de in geding zijnde perioden - onbetwist - geen melding heeft gemaakt van de eigendomswoning. Dat zij er niets aan kon doen dat [K.] geen melding van de woning wilde maken, doet niet af aan het feit dat eiseres, gelet op het feit dat zij en [K.] gezamenlijk bijstand ontvingen naar de gehuwdennorm, zelf ook verplicht was hiervan melding te maken. Met betrekking tot de sieraden is gebleken dat eiseres hiervan wel melding heeft gemaakt (bij de derde aanvraag om bijstand en binnen de in geding zijnde perioden), maar daarbij een onjuiste waarde van €1.500,- heeft vermeld, terwijl de waarde volgens taxatie € 6.897,- bedraagt. Het betoog dat eiseres niet in de gelegenheid is gesteld om een tegentaxatie te laten verrichten treft geen doel, alleen al omdat gebleken is dat zij daar ook niet om heeft gevraagd. Indien gewenst, zo heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting aangegeven, kan eiseres de bij de Domeinen gedeponeerde sieraden alsnog op eigen kosten laten taxeren. Dat eiseres nadien in 2008 alsnog melding heeft gemaakt van de eigendomswoning doet niet af aan het feit dat zij daarmee te laat was ten aanzien van de inlichtingenplicht die zij had ten tijde van het ontvangen van bijstand naar de gehuwdennorm. Gelet op het voorgaande heeft eiseres haar inlichtingenplicht ten tijde in geding geschonden en heeft verweerder hierdoor bij de vermogensvaststellingen bij de afzonderlijke perioden van bijstandsverlening geen rekening kunnen houden met de waarde van de woning in Turkije en de sieraden. Gelet hierop is verweerder niet in de gelegenheid gesteld/geweest om een correcte vermogenspositie van eiseres te bepalen en was verweerder daardoor verplicht de bijstand in de in geding zijnde perioden op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw in te trekken en op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw terug te vorderen. Van bijzondere omstandigheden om niet tot terugvordering over te gaan is de rechtbank tot slot niet gebleken.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.