ECLI:NL:RBLIM:2017:9673

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
03/659070-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ladingdiefstal met taakstraf als sanctie

Op 5 oktober 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van ladingdiefstal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 september 2017, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie voerde aan dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van parfumartikelen uit een vrachtwagen. Dit bewijs bestond uit camerabeelden, aangiftes en verklaringen van verbalisanten. De verdediging betwistte de betrokkenheid van de verdachte en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor zijn rol in de diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten in vereniging hebben gehandeld en dat de bijdrage van de verdachte aan de ladingdiefstal van voldoende gewicht was om te spreken van medeplegen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte samen met anderen in de nacht van 23 op 24 februari 2017 parfumartikelen heeft weggenomen uit een vrachtwagen in Peel en Maas. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur, in plaats van een gevangenisstraf, omdat er geen eerdere veroordelingen waren en de verdachte uitzicht had op werk. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 9, 22c, 22d, en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659070-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.F.T.M. Heutink, advocaat kantoorhoudende te Gennep.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 september 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen een ladingdiefstal heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het medeplegen van de ladingdiefstal kan worden bewezenverklaard. Daartoe heeft zij ten aanzien van het bewijs van de ladingdiefstal verwezen naar (i) de aangifte, (ii) de camerabeelden waarop te zien is dat een busje bij de vrachtwagen wordt geparkeerd alsmede dat er dozen uit de vrachtwagen worden geladen, (iii) de bevindingen van de verbalisanten die ter plaatse vier mannen in/bij een Mercedes busje zien en (iv) het gegeven dat de goederen die in het Mercedes busje zijn aangetroffen overeenkomen met de weggenomen lading uit de vrachtwagen. Verdachte wordt aangehouden terwijl hij wegrent uit de Mercedes Sprinter. Verdachte heeft geen geloofwaardige verklaring gegeven voor zijn aanwezigheid, terwijl de omstandigheden om een verklaring vragen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van medeplegen van de ladingdiefstal, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor verdachtes betrokkenheid.
Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte vanaf het begin af aan consistent heeft verklaard over zijn aanwezigheid in de Mercedes Sprinter. Hij is bij een bekende genaamd [naam] in de auto gestapt, niet wetende wat er aan de hand was. Op de betreffende parkeerplaats zijn zij gestopt en is [naam] uitgestapt en verdwenen. Vervolgens kwam de politie. Er is nagelaten om naar aanleiding van deze verklaring nader onderzoek te doen. Het enkele feit dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij als bestuurder van de Mercedes Sprinter is opgetreden, maakt de verklaring van verdachte niet meteen ongeloofwaardig. Immers kan medeverdachte zijn redenen hebben om niet naar waarheid te verklaren. Verdachte kan enkel worden verweten dat hij in de Mercedes Sprinter heeft gezeten, maar dat is onvoldoende om hem aan te merken als medepleger van de ladingdiefstal.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
[naam aangever] heeft, mede namens de bedrijven Ou Irjako en Sirowa uit Estland, aangifte gedaan van ladingdiefstal. Aangever heeft verklaard dat hij zijn vrachtwagen met oplegger voorzien van het Estlands kenteken [kenteken 1] (eigendom van Ou Irjako) op 23 februari 2017 omstreeks 17.00 uur had geparkeerd op het Schoorgras te Beringe. Op dat moment waren de vrachtwagen en oplegger nog intact en onbeschadigd. De oplegger was geladen met vijf pallets vol cosmeticaproducten (eigendom van Sirowa). Omstreeks 22.00 uur is aangever gaan slapen. Hij werd omstreeks 01.00 uur wakker gemaakt door de politie. Hij zag dat in de zijkant van de oplegger een groot gat was gesneden in het dekzeil. Dit gat zat aan de zijde van het hekwerk. Het dekzeil was op meerdere plekken gesneden. In de oplegger lag een mes naast de pallet die opengesneden was. Het plastic van de lading was losgesneden en er waren diverse doosjes met parfumartikelen van de pallet weggenomen. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen op 23 februari 2017 omstreeks 23.50 uur de melding om te gaan naar het Schoorgras te Beringe, nabij het aldaar gelegen bedrijf DHL. Vanuit DHL was middels camera’s gezien dat er een diefstal plaatsvond uit een aldaar geparkeerde trekker met oplegger. Er werd gezien dat één persoon in de auto, zijnde een bedrijfsauto, klaar zat en dat een andere persoon goederen vanuit de oplegger haalde en deze in de bedrijfsauto, een soort Vito-bestelbus, deed. Verbalisanten gingen ter plaatse en hoorden onderweg dat de melder zag dat de bestelbus ging rijden in de richting van Meijel. Verbalisanten reden vervolgens het industrieterrein op en zagen een lichtkleurige bestelauto in hun richting komen rijden. Zij lieten het voertuig stoppen. Toen deze op twee meter afstand van hun auto tot stilstand kwam, zagen verbalisanten dat er vanuit de bestelauto, via het bijrijdersportier, drie mannen de auto verlieten en het op een rennen zetten. Eén van de mannen wist te ontkomen door over een ijzeren poort te klimmen. De bestuurder van de bestelbus zat nog in de auto en werd aangehouden. De tweede verdachte sprong over een tuinhek en rende weg richting het industrieterrein. Hij stopte op aanroepen van verbalisant [verbalisant 2] en werd aangehouden. De derde verdachte rende weg richting het industrieterrein en kwam in botsing met het dienstvoertuig van collega verbalisanten. Ook hij werd aangehouden. Verbalisanten hebben voorts geconstateerd dat op de bestelbus middels elastieken twee kentekenplaten met het kenteken [kenteken 2] waren bevestigd, die niet thuishoorden op de betreffende bestelbus. Verbalisant [verbalisant 1] zag vervolgens dat het zeil van de oplegger met het Estlandse kenteken [kenteken 1] aan de rechterzijde op diverse plaatsen was ingesneden. Aan de rechter voorzijde van de oplegger was een gat gecreëerd van 100 bij 100 centimeter. Ter hoogte van dit gat was een pallet met kleinere kartonnen verpakkingen leeggehaald. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 september 2017 verklaard dat hij op het industrieterrein in de Mercedes Sprinter zat, toen de anderen riepen: ‘rennen, politie’.
Overwegingen
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijken de navolgende feiten en omstandigheden:
  • de onderhavige ladingdiefstal is gepleegd in de nacht van 23 op 24 februari 2017 omstreeks 23.50 uur, uit een op het Schoorgras te Beringe geparkeerde vrachtauto (trekker met oplegger);
  • bij de diefstal zijn een aantal dozen met parfumartikelen weggenomen;
  • op de camerabeelden is te zien dat een lichtkleurige gesloten bestelbus parkeert achter de oplegger, dat de oplegger wordt betreden en dat vervolgens de dozen van binnenuit de oplegger door een gat in het dekzeil werden uitgeladen en door een andere persoon in de bestelbus werden geladen;
  • ter plaatse wordt een Mercedes Sprinter koelwagen met het gestolen kenteken [kenteken 2] staande gehouden, waarin zich vier personen bevinden;
  • de bestuurder blijft in de bestelbus zitten, de drie andere mannen verlaten de bestelbus via het bijrijdersportier en vluchten weg, twee daarvan, waaronder verdachte, worden ter plaatse nog aangehouden evenals de bestuurder;
  • in de laadruimte van de betreffende Mercedes Sprinter worden dozen afkomstig uit de oplegger aangetroffen.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en zijn drie medeverdachten betrokken zijn geweest bij de ladingdiefstal. Allen zijn bij de diefstal aanwezig geweest. Een van de medeverdachten heeft de Mercedes Sprinter bestuurd. Voorts kan gelet op de camerabeelden worden vastgesteld dat tenminste twee verdachten dozen uit de oplegger in de bestelbus hebben geladen.
In vereniging
De conclusie dat de ladingdiefstal door verdachte en zijn medeverdachten in vereniging is gepleegd is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om precies vast te stellen wat de rol is geweest van elk der verdachten bij deze ladingdiefstal. Dit staat echter niet aan een bewezenverklaring van het tezamen en in vereniging plegen van de ladingdiefstal in de weg. Op basis van de vast te stellen feiten en omstandigheden moet worden geconcludeerd dat het in deze zaak immers -naar het zich laat aanzien- om een gezamenlijke uitvoering van het delict gaat. Op grond van hetgeen wel bekend is, is moeilijk denkbaar dat de bijdrage van een van de verdachten zich heeft beperkt tot handelingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) of dat een (deel) van de op de plaats delict aanwezige verdachten in het geheel geen bijdrage heeft geleverd aan het delict, zoals verdachte heeft gesteld.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 september 2017 verklaard dat hij door ene [naam] werd opgehaald in een Mercedes bestelbus. Zij zijn naar Venlo gereden en bij een tankstation stapten twee andere onbekende jongens in. Vervolgens zijn zij op het industrieterrein gestopt en is [naam] uitgestapt om te plassen. Verdachte is in de bestelbus blijven zitten en heeft niet gezien wat de rest deed. Ineens stapten de mannen weer in en riepen ‘rennen, politie’.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Zo heeft medeverdachte [medeverdachte] , die als bestuurder is aangehouden, verklaard dat de Mercedes Sprinter van zijn vader is en dat hij er die dag vanaf 15:00 uur de gehele tijd in heeft gereden. Voorts bevat het dossier geen enkele aanwijzing dat er in de Mercedes Sprinter nog een vijfde persoon zou zijn meegereden.
Nu verdachte geen geloofwaardige verklaring heeft gegeven omtrent de hem belastende omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden voldoende zijn om te kunnen aannemen dat de bijdrage van verdachte aan de ladingdiefstal van voldoende gewicht is geweest om van medeplegen c.q. in vereniging plegen te kunnen spreken. [4]
Bijgevolg wordt het bewijsverweer van de raadsman verworpen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 23 februari 2017 tot en met 24 februari 2017 in de gemeente Peel en Maas tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen (toebehorende aan Ou Irjako) heeft weggenomen parfumartikelen toebehorende aan Sirowa, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot het plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de gevorderde straf aangevoerd dat deze enkel is gebaseerd op de omvang van het strafblad, hetgeen onjuist is.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een ladingdiefstal, waarbij in het holst van de nacht uit de oplegger van een vrachtwagen die op een industrieterrein stond geparkeerd, een hoeveelheid parfumartikelen is buitgemaakt.
Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een ernstige bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Dergelijke feiten verstoren de rechtsorde en brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. Tevens veroorzaakt dergelijk handelen gevoelens van angst bij de chauffeurs die in de cabine van hun vrachtwagen slapen. Ook bij deze diefstal lag de chauffeur te slapen in de cabine.
De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en heeft slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Uit het handelen van verdachte spreekt bovendien minachting voor andermans goederen.
Met betrekking tot de strafoplegging zijn binnen de zittende magistratuur ten aanzien van ladingdiefstallen oriëntatiepunten ontwikkeld, dienende als hulpmiddel voor een consistent rechterlijk straftoemetingsbeleid (LOVS-oriëntatiepunten). Genoemde oriëntatiepunten geven ten aanzien van een ladingdiefstal als uitgangspunt een gevangenisstraf van 3 maanden.
De rechtbank acht geen omstandigheden aanwezig om van dit uitgangspunt af te wijken. In het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten met politie en justitie in aanraking is geweest en het feit dat verdachte uitzicht heeft op een baan, ziet de rechtbank evenwel aanleiding verdachte geen gevangenisstraf op te leggen maar een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis. De rechtbank ziet gezien de ernst van het feit en de hoogte van het oriëntatiepunt van de LOVS – anders dan de officier van justitie – geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.A. Wilschut, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. C. Wapenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2017 tot en met 24 februari 2017 in de gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrachtwagen (toebehorende aan [naam aangever] en/of Ou Irjako) heeft weggenomen parfumartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Sirowa, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst infrastructuur, Afdeling Opsporing Zuid-Oost, proces-verbaalnummer PL2600-2017013782, gesloten d.d. 6 april 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 257.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2017, pagina 138-140.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d.24 februari 2017, pagina 249-251.
4.Vgl. Hoge Raad 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1020, ro. 2.4.1. en 2.4.2.