ECLI:NL:RBLIM:2017:9668

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
03/659067-17, 03/661142-17 (gevoegd) en 01/052659-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ladingdiefstal en vernieling in een cel

Op 5 oktober 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van ladingdiefstal en vernieling. De verdachte, die ten tijde van de zitting gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. R.M.J. van den Boom. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 september 2017. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 03/659067-17 voor de ladingdiefstal en 03/661142-17 voor de vernieling van een cel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een ladingdiefstal had gepleegd uit een vrachtwagen, waarbij parfumartikelen werden weggenomen. De rechtbank baseerde haar oordeel op camerabeelden, getuigenverklaringen en de omstandigheden van de aanhouding van de verdachte. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, maar de rechtbank verwierp dit verweer. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het opzettelijk beschadigen van een celdeur en een celbankje in de gevangenis. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare delicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich geen rekenschap had gegeven van de gevolgen van zijn daden en dat zijn handelen de rechtsorde verstoorde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers: 03/659067-17, 03/661142-17 (gevoegd) en 01/052659-16 (TUL)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 oktober 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
ten tijde van de terechtzitting gedetineerd in PI Limburg Zuid, De Geerhorst, te Sittard.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.M.J. van den Boom, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 september 2017. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 03/659067-17:samen met anderen een ladingdiefstal heeft gepleegd;
parketnummer 03/661142-17:een cel heeft beschadigd/vernield/onbruikbaar gemaakt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het medeplegen van de ladingdiefstal (parketnummer 03/659067-17) alsmede de beschadiging van de cel (parketnummer 03/661142-17) worden bewezenverklaard. Daartoe heeft zij ten aanzien van het bewijs van de ladingdiefstal verwezen naar (i) de aangifte, (ii) de camerabeelden waarop te zien is dat een busje bij de vrachtwagen wordt geparkeerd alsmede dat er dozen uit de vrachtwagen worden geladen, (iii) de bevindingen van de verbalisanten die ter plaatse vier mannen in/bij een Mercedes busje zien en (iv) het gegeven dat de goederen die in het Mercedes busje zijn aangetroffen overeenkomen met de weggenomen lading uit de vrachtwagen. Verdachte wordt enige tijd later in de omgeving van de plaats delict aangehouden en herkend als één van de drie mannen die is weggevlucht. Bovendien zitten zijn schoenen en kleding onder de modder. Verdachte wil geen verklaring geven voor zijn aanwezigheid ter plaatse, terwijl de omstandigheden om een verklaring vragen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ladingdiefstal, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor verdachtes betrokkenheid.
Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – primair aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de vierde persoon betreft, die de verbalisanten hebben zien wegvluchten. Het door de verbalisant gegeven signalement komt niet overeen met de kleding van verdachte en is bovendien te algemeen. Verdachte is bovendien pas uren na de ladingdiefstal op een andere plek aangetroffen. Het aanvullend proces-verbaal van 13 augustus 2017 waarin verbalisant [verbalisant 1] uit het niets en ter extra aanvulling opmerkt dat hij verdachte na zijn aanhouding heeft herkend als de vierde man die is weggevlucht, kan in de visie van de raadsman niet als bewijs worden gebruikt. Immers, deze herkenning had al in een veel eerder stadium door de verbalisant gerelateerd kunnen worden en niet pas nadat de verdediging in de procedure reeds meermalen had aangevoerd dat verdachte niet de vierde persoon betreft.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad slechts sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee medeplegen indien er sprake is van een bijdrage van voldoende gewicht. Duidelijk moet dus zijn wie welke rol heeft gehad. Hier is dat niet het geval. Uit de camerabeelden is slechts af te leiden dat er twee personen betrokken zijn bij het wegnemen van de lading uit de vrachtwagen, terwijl er vier personen door de verbalisanten ter plaatse worden gezien. Het is onduidelijk wat ieders rol is geweest. Uit het dossier volgt op geen enkele wijze dat verdachte een actieve rol heeft gespeeld bij de ladingdiefstal.
Ten aanzien van de onder parketnummer 03/661142-17 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Het onder parketnummer 03/659067-17 ten laste gelegde [1]
Bewijsmiddelen
[naam aangever 1] heeft, mede namens de bedrijven Ou Irjako en Sirowa uit Estland, aangifte gedaan van ladingdiefstal. Aangever heeft verklaard dat hij zijn vrachtwagen met oplegger voorzien van het Estlands kenteken [kenteken 1] (eigendom van Ou Irjako) op 23 februari 2017 omstreeks 17.00 uur had geparkeerd op het Schoorgras te Beringe. Op dat moment waren de vrachtwagen en oplegger nog intact en onbeschadigd. De oplegger was geladen met vijf pallets vol cosmeticaproducten (eigendom van Sirowa). Omstreeks 22.00 uur is aangever gaan slapen. Hij werd omstreeks 01.00 uur wakker gemaakt door de politie. Hij zag dat in de zijkant van de oplegger een groot gat was gesneden in het dekzeil. Dit gat zat aan de zijde van het hekwerk. Het dekzeil was op meerdere plekken gesneden. In de oplegger lag een mes naast de pallet die opengesneden was. Het plastic van de lading was losgesneden en er waren diverse doosjes met parfumartikelen van de pallet weggenomen. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen op 23 februari 2017 omstreeks 23.50 uur de melding om te gaan naar het Schoorgras te Beringe, nabij het aldaar gelegen bedrijf DHL. Vanuit DHL was middels camera’s gezien dat er een diefstal plaatsvond uit een aldaar geparkeerde trekker met oplegger. Er werd gezien dat één persoon in de auto, zijnde een bedrijfsauto, klaar zat en dat een andere persoon goederen vanuit de oplegger haalde en deze in de bedrijfsauto, een soort Vito-bestelbus, deed. Verbalisanten gingen ter plaatse en hoorden onderweg dat de melder zag dat de bestelbus ging rijden in de richting van Meijel. Verbalisanten reden vervolgens het industrieterrein op en zagen een lichtkleurige bestelauto in hun richting komen rijden. Zij lieten het voertuig stoppen. Toen deze op twee meter afstand van hun auto tot stilstand kwam, zagen verbalisanten dat er vanuit de bestelauto, via het bijrijdersportier, drie mannen de auto verlieten en het op een rennen zetten. Eén van de mannen wist te ontkomen door over een ijzeren poort te klimmen. Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft deze verdachte als een persoon die ongeveer 165 á 170 cm groot was en wat kleding betreft een soort joggingbroek, een donkerkleur vest/jas en een donkerkleurige pet droeg. De bestuurder van de bestelbus zat nog in de auto en werd aangehouden. De tweede verdachte sprong over een tuinhek en rende weg richting het industrieterrein. Hij stopte op aanroepen van verbalisant [verbalisant 2] en werd aangehouden. De derde verdachte rende weg richting het industrieterrein en kwam in botsing met het dienstvoertuig van collega verbalisanten. Ook hij werd aangehouden. Verbalisanten hebben voorts geconstateerd dat op de bestelbus middels elastieken twee kentekenplaten met het kenteken [kenteken 2] waren bevestigd, die niet thuishoorden op de betreffende bestelbus. Verbalisant [verbalisant 1] zag vervolgens dat het zeil van de oplegger met het Estlandse kenteken [kenteken 1] aan de rechterzijde op diverse plaatsen was ingesneden. Aan de rechter voorzijde van de oplegger was een gat gecreëerd van 100 bij 100 centimeter. Ter hoogte van dit gat was een pallet met kleinere kartonnen verpakkingen leeggehaald. [3]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden afkomstig van DHL bekeken. Hij relateert daarover dat hierop is te zien dat er op 23 februari 2017 omstreeks 23:41 uur [4] een gesloten busje parkeerde tussen twee geparkeerde vrachtwagens. De verlichting werd vervolgens uitgeschakeld. Voorts is te zien dat de tweede vrachtwagen van achteren werd betreden en men van binnenuit het zeil aan de rechterzijde van de vrachtwagen opensneed. Vervolgens werden er goederen vanuit de vrachtwagen door het gat in het zeil naar buiten toe aangegeven. Na inzoomen werd gezien dat er dozen vanuit de vrachtwagen geladen werden, buiten werden aangepakt en in het busje werden geladen. [5]
In de laadruimte van de inbeslaggenomen betreffende Mercedes Sprinter worden op 24 februari 2017 omstreeks 15:50 uur meerdere dozen van verschillende formaten aangetroffen. Een aantal dozen waren geopend en onlogisch opengesneden. [6] De dozen waren qua vorm en kleur en andere zichtbare kenmerken gelijk aan de dozen welke in de oplegger waren achtergebleven. [7]
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] kregen het signalement door van de voortvluchtige verdachte die zich vermoedelijk nog moest ophouden in de omgeving van de Meijelseweg Omstreeks 02.25 uur zagen zij een Volvo S60 rijden die rechtsaf sloeg de Meijelseweg in. De Volvo gaf een lichtsignaal en keerde. Vervolgens zagen verbalisanten dat er op het trottoir tegenover het perceel Meijelseweg 10 een man stond, welke voldeed aan het genoemde signalement. Deze man stapte rechts achterin de betreffende Volvo. De Volvo werd staande gehouden en de inzittenden werden gecontroleerd. De man rechts achterin voldeed aan het signalement van de voortvluchtige verdachte. Zijn schoenen en broek zaten onder de modder. De man bleek later verdachte te zijn. [8] Bij nader onderzoek werd op de achterbank van de betreffende Volvo een zwart petje aangetroffen. [9]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft aanvullend gerelateerd dat hij de verdachte die door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] in de Volvo S60 op de Meijelseweg te Beringe werd aangehouden, heeft herkend als de persoon die bij de staande houding van de Mercedes Sprinter via de ijzeren poort wist te ontkomen. [10]
Ter terechtzitting van 21 september 2017 heeft verdachte verklaard dat hij die nacht een vriend had gebeld om hem op te halen, omdat hij geen vervoer had. [11]
Overwegingen
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijken de navolgende feiten en omstandigheden:
  • de onderhavige ladingdiefstal is gepleegd in de nacht van 23 op 24 februari 2017 omstreeks 23.50 uur, uit een op het Schoorgras te Beringe geparkeerde vrachtauto (trekker met oplegger);
  • bij de diefstal zijn een aantal dozen met parfumartikelen weggenomen;
  • op de camerabeelden is te zien dat een lichtkleurige gesloten bestelbus parkeert achter de oplegger, dat de oplegger wordt betreden en dat vervolgens de dozen van binnenuit de oplegger door een gat in het dekzeil werden uitgeladen en door een andere persoon in de bestelbus werden geladen;
  • ter plaatse wordt een Mercedes Sprinter koelwagen met het gestolen kenteken [kenteken 2] staande gehouden, waarin zich vier personen bevinden;
  • de bestuurder blijft in de bestelbus zitten, de drie andere mannen verlaten de bestelbus via het bijrijdersportier en vluchten weg, twee daarvan worden ter plaatse nog aangehouden evenals de bestuurder;
  • in de laadruimte van de betreffende Mercedes Sprinter worden dozen afkomstig uit de oplegger aangetroffen;
  • de vierde persoon is ontkomen. Omstreeks 02.25 uur wordt verdachte op de Meijelseweg, gelegen in de nabije omgeving van het Schoorgras, aangehouden, nadat hij in een ter plaatse gekomen Volvo is gestapt.
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vierde ter plaatse weggevluchte persoon betreft. Verdachte is na zijn aanhouding herkend door verbalisant [verbalisant 1] als zijnde de weggevluchte persoon. De rechtbank heeft geen reden om aan deze herkenning te twijfelen, nu (i) verdachte overeenkomt met het eerder door verbalisant [verbalisant 1] gegeven signalement van de weggevluchte persoon, (ii) zijn schoenen en kleding bij zijn aanhouding onder de modder zaten, (iii) hij midden in de nacht in de nabije omgeving van de ladingdiefstal wordt opgepikt door kennissen uit Eindhoven omdat hij geen vervoer had, terwijl (iv) hij geen verklaring wil geven voor zijn aanwezigheid in de omgeving van het industrieterrein.
Het primaire verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Gelet op de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank bovendien van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte en zijn drie medeverdachten betrokken zijn geweest bij ladingdiefstal. Allen zijn bij de diefstal aanwezig geweest. Een van de medeverdachten heeft de Mercedes Sprinter bestuurd. Voorts kan gelet op de camerabeelden worden vastgesteld dat tenminste twee personen dozen uit de oplegger in de bestelbus hebben geladen.
In vereniging
De conclusie dat de ladingdiefstal door de verdachte en zijn medeverdachten in vereniging is gepleegd is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om precies vast te stellen wat de rol is geweest van elk der verdachten bij deze ladingdiefstal. Het feit dat niet precies duidelijk is geworden wat ieders rol is geweest bij de diefstal, staat echter niet aan een bewezenverklaring van het ‘tezamen en in vereniging plegen’ van de ladingsdiefstal in de weg. Op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden moet worden geconcludeerd dat het in deze zaak immers -naar het zich laat aanzien- om een gezamenlijke uitvoering van het delict gaat. Op grond van hetgeen wel bekend is, is moeilijk denkbaar dat de bijdrage van een van de verdachten zich heeft beperkt tot handelingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) of dat een (deel) van de aanwezige verdachten in het geheel geen bijdrage heeft geleverd aan het delict. Verdachte heeft omtrent de hem belastende omstandigheden ook geen verklaring afgelegd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zijn aandeel in het delict van onvoldoende gewicht is geweest om van medeplegen c.q. in vereniging plegen van het delict te kunnen spreken.
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat onder die omstandigheden genoemde feiten en omstandigheden voldoende zijn om te kunnen aannemen dat de bijdrage van verdachte aan de ladingdiefstal van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken. [12]
Bijgevolg wordt ook het subsidiaire verweer van de raadsman verworpen.
3.3.2
Het onder parketnummer 03/661142-17 ten laste gelegde [13]
[naam aangever 2] heeft namens de rechtbank Limburg, locatie Roermond, aangifte gedaan van vernieling, waarin hij heeft verklaard dat verdachte zich op 6 juni 2017 in ophoudcel 9 bevond. Aangever hoorde van collega’s dat verdachte beschadigingen had aangebracht aan de celdeur en aan het houten celbankje. Hij had een metalen bout losgedraaid aan de onderkant van het celbankje en daarmee de celdeur en het bankje bekrast. [14]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij krassen en bloedsporen in de cel heeft gemaakt. Hij heeft de krassen met een bout gemaakt, die hij onder de bank vandaan had gehaald. Verdachte heeft verder verklaard dat hij zijn naam op de muur heeft geschreven, de letters [letters] heeft geschreven en op de deur heeft gekrast. [15]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de cel van de rechtbank Limburg, locatie Roermond heeft beschadigd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
parketnummer 03/659067-17:
in de periode van 23 februari 2017 tot en met 24 februari 2017 in de gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een vrachtwagen (toebehorende aan Ou Irjako) heeft weggenomen parfumartikelen toebehorende aan Sirowa, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
parketnummer 03/661142-17:
op 6 juni 2017 in de gemeente Roermond opzettelijk en wederrechtelijk een celdeur en een zitbankje en een muur dat aan een ander, te weten aan Rechtbank Limburg, locatie Roermond toebehoorde, heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03/659067-17:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot het plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 03/661142-17:opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een ladingdiefstal, waarbij in het holst van de nacht uit de oplegger van een vrachtwagen die op een industrieterrein stond geparkeerd, een hoeveelheid parfumartikelen is buitgemaakt.
Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een ernstige bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Dergelijke feiten verstoren de rechtsorde en brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. Tevens veroorzaakt dit soort handelen gevoelens van angst bij de chauffeurs die in de cabine van hun vrachtwagen slapen. Ook bij deze diefstal lag de chauffeur te slapen in de cabine.
De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Uit het handelen van verdachte spreekt bovendien minachting voor andermans goederen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een ophoudcel. Verdachte heeft – terwijl hij in afwachting was zijn zitting voor de meervoudige kamer – de celdeur en het celbankje bekrast alsmede bloed op de muur van de cel gesmeerd. Verdachte heeft daarmee geen enkel respect getoond voor het eigendom van anderen en schade veroorzaakt.
Met betrekking tot de strafoplegging zijn binnen de zittende magistratuur ten aanzien van ladingdiefstallen oriëntatiepunten ontwikkeld, dienende als hulpmiddel voor een consistent rechterlijk straftoemetingsbeleid (LOVS-oriëntatiepunten). Genoemde oriëntatiepunten geven ten aanzien van een ladingdiefstal, het zwaarste feit waarvoor verdachte thans wordt veroordeeld, als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden. In geval van recidive van vermogensdelicten bedraagt het oriëntatiepunt voor een ladingdiefstal 5 maanden gevangenisstraf.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens zijn strafblad reeds meermalen eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens (lading/auto)diefstallen alsmede dat hij het feit heeft gepleegd terwijl hij in de proeftijd liep van een voorwaardelijk opgelegde straf. Blijkbaar heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Integendeel, terwijl hij in afwachting was van een terechtzitting vanwege de ladingdiefstal, heeft hij een ander strafbaar feit begaan door een cel te beschadigen.
Dit strafblad naast het plegen van nieuwe strafbare feiten tijdens een nog lopende proeftijd in combinatie met hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een hogere straf dan de oriëntatiepunten aangeven in geval van verdachte in de rede ligt.
Alles overwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden.

6.Het beslag

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het volgende voorwerp in beslag is genomen:
- een telefoon van het merk Samsung (910818).
Nu met betrekking tot dit voorwerp niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dient dit te worden teruggegeven aan verdachte.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

Verdachte is bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 27 juni 2016 met parketnummer 01/052659-16 veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 600 euro, subsidiair 12 dagen hechtenis, waarvan 300 euro, subsidiair 6 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 juli 2016.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak voor de ladingdiefstal, waaraan de vordering is gekoppeld, op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot tenuitvoerlegging.
De rechtbank is van oordeel dat nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten de vordering tot tenuitvoerlegging toewijsbaar is. De rechtbank zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijk opgelegde geldboete van 300 euro, subsidiair 6 dagen hechtenis.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte:
- een telefoon van het merk Samsung (910818);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 01/052659-16
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een
geldboeteter hoogte van
300 euro, subsidiair
6 dagen hechtenis, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.A. Wilschut, voorzitter, mr. A.K. Kleine en
mr. C. Wapenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2017 tot en met 24 februari 2017 in de gemeente Peel en Maas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een vrachtwagen (toebehorende aan [naam aangever 1] en/of Ou Irjako) heeft weggenomen parfumartikelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Sirowa, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Landelijke Eenheid, Dienst infrastructuur, Afdeling Opsporing Zuid-Oost, proces-verbaalnummer PL2600-2017013782, gesloten d.d. 6 april 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 257.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2017, pagina 138-140.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d.24 februari 2017, pagina 249-251.
4.Foto 4 bij het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2017, pagina 240, waarvan verbalisant op p. 237 aangeeft dat de tijd lijkt voor te lopen op de werkelijkheid.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2017, pagina 237-238.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2017, pagina 216-218.
7.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2017.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2017, pagina 252-253.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2017, pagina 211-212.
10.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2017.
11.Proces-verbaal ter terechtzitting van 21 september 2017.
12.Vgl. Hoge Raad 6 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1020, ro. 2.4.1. en 2.4.2.
13.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de politie Limburg, Dienst Operationele samenwerking, Afdeling Arrestantentaken, proces-verbaalnummer PL2600-2017090765, gesloten d.d. 14 juni 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 23.
14.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juni 2017, pagina 3-4.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 juni 2017, pagina 15.