ECLI:NL:RBLIM:2017:8595

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3541
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een woonvoorziening op grond van de Wmo door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep

Op 5 september 2017 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak tussen eisers, een echtpaar dat een woonvoorziening had aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep. De eisers hadden een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen na de aankoop van een appartement in Gennep, maar hun aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eisers niet hadden aangetoond dat er op het moment van hun verhuizing geen geschikte woning beschikbaar was die voldeed aan hun beperkingen. De rechtbank stelde vast dat de eisers op 28 februari 2014 de woning hadden gekocht, maar dat zij pas daarna contact hadden opgenomen met de gemeente over de benodigde aanpassingen. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geweigerd de aanvraag voor de woonvoorziening goed te keuren, omdat eisers niet waren verhuisd naar de meest geschikte woning voor hun situatie, zoals vereist door de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Gennep. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees op de verantwoordelijkheid van eisers om aan te tonen dat er geen andere geschikte woningen beschikbaar waren.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB/ROE 15/3541

Uitspraak van de meervoudige kamer van 5 september 2017 in de zaak tussen

[eiser] ,eiser, en
[eiseres], eiseres, te [woonplaats 1] , gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. F. Postma),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep, verweerder

(gemachtigden: mr. C.J.D.C.M. Kamp en [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2015 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) (deels) toegekend.
Bij besluit van 9 juli 2015 (het primaire besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eisers om een woonvoorziening op grond van de Wmo afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2017.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres heeft op 21 mei 1997 een bedrijfsongeval gehad waardoor zij een breuk heeft opgelopen aan haar linker pols. Als gevolg daarvan is Complex Regionaal Pijn Syndroom (CRPS) ontstaan, ook wel Posttraumatische Dystrofie genoemd. Eiseres heeft hierdoor pijn en functieverlies in haar hele lichaam, met name in armen en benen. Zij maakt gebruik van een elektrische rolstoel zowel binnen- als buitenshuis. Eiseres is door haar beperkingen aangewezen op aanpassingen in haar woning.
Eiseres heeft op 24 augustus 2011 een woonvoorziening in het kader van de Wmo aangevraagd bij de gemeente Cuijk, waar zij toen woonde. De indicatieadviseur van Trompetter en van Eeden (advisering bij zorg, wonen en welzijn), heeft destijds geconstateerd dat de aangepaste seniorenwoning van eisers (adres: [adres 1] , te [woonplaats 2] ) niet functioneel aangepast kan worden en dat verhuizen naar een geschikte rolstoeltoegankelijke woning de meest adequate en goedkoopste oplossing is. Eisers zijn in aanmerking gebracht voor een financiële tegemoetkoming ten bedrage van € 2.500,- voor verhuis- en (her)inrichtingskosten. Dit is bij besluit van 19 oktober 2011 aan eisers toegekend.
Op 28 februari 2014 zijn eisers eigenaar geworden van een appartement in de [adres 2] , [project] , te [woonplaats 3] . Eisers hebben dit kenbaar gemaakt aan de gemeente Cuijk. Reden waarom de gemeente Cuijk, bij brief van 18 juni 2014, op basis van gemaakte afspraken in het verleden, is overgegaan tot een toekenning van verhuiskosten ten bedrage van € 4.027,- voor de kosten van een wastafelvoorziening en een keuken in de nieuwe woning (aan de [adres 2] te [woonplaats 3] ).
Eisers hebben vervolgens bij brief van 30 juni 2014 een aanvraag gedaan bij verweerder tot vergoeding van woningaanpassingen aan de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 3] . De aanvraag betreft een bedrag van € 67.149,-. Aan verweerder is een bijdrage gevraagd voor specifieke kosten ten bedrage van € 38.295,- voor de kosten van - kort weergegeven -:
1) automatische deuropener binnentuin;
2) hermontage eigen deuropener van voordeur;
3) hermontage video-systeem;
4) douche-, was- en toiletvoorziening;
5) onder rijdbare keuken en aanverwant;
6) bijdrage in de algemene bouwkundige voorzieningen.
Eisers hebben bij brief van 21 augustus 2014 aanvullend verzocht om vergoeding van de kosten van een automatische binnendeur, factuurbedrag is: € 2.209,46.
2. Bij besluit van 26 januari 2015 (het primaire besluit I) heeft verweerder besloten aan eisers een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing toe te kennen. Het betreft het plaatsen van een automatische deuropener, zodat eiseres zelfstandig de woonruimte kan bereiken van de liftruimte naar de binnentuin waaraan de woning is gelegen. Verder heeft verweerder de aanvraag van 21 augustus 2014, ten bedrage van € 2.209,46 toegekend. Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Op de overige punten uit de aanvraag heeft verweerder niet beslist. Eisers hebben verweerder hiertoe op
13 mei 2015 in gebreke gesteld.
3. Bij besluit van 9 juli 2015 (het primaire besluit II) heeft verweerder (alsnog) besloten de aanvraag van eisers op de andere punten af te wijzen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers zijn verhuisd naar een niet geschikte woning in de gemeente Gennep, nu deze woning niet geschikt is voor het gebruik van een rolstoel. Het was derhalve voorzienbaar dat eiseres bij het gebruik beperkingen zou ondervinden. Verweerder is door eisers niet in de gelegenheid gesteld om voordat de aanpassingen zijn uitgevoerd te beoordelen of deze als het goedkoopst adequaat zijn te achten. Redenen waarom verweerder voor deze kosten geen voorziening heeft verstrekt. Tegen dit besluit hebben eisers (eveneens) bezwaar gemaakt.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften van 21 september 2015, tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
5. Eisers kunnen zich daarmee niet verenigen en voeren in beroep aan dat verweerder niet de juiste Verordening heeft toegepast. Daarnaast heeft verweerder geen aandacht besteed aan een aantal bezwaargronden. Een feitelijke onderbouwing dat er een geschikte woning voor eiseres beschikbaar was ontbreekt. Eisers zijn verder van mening dat artikel 11, vierde lid, onder sub e, van de Verordening 2015 verweerder geen mogelijkheid biedt tot het afwijzen van de aanvraag. Eisers zijn van mening dat zij gekozen hebben voor de meest geschikte woning op dat moment. Zij hebben uitgebreid gezocht naar een geschikte woning maar de door hen gekozen woning was de enige geschikte woning. Eisers stellen zich op het standpunt dat er wel overleg is gevoerd met verweerder. Eisers gingen er van uit dat ook verweerder meende dat de betreffende woning de meest geschikte woning is. Eisers hebben verweerder in maart, mei en juni 2014 mondeling en schriftelijk geïnformeerd. Verweerder heeft geen opmerkingen of bedenkingen gemaakt bij de verrichte aanpassingen en werkzaamheden. Eisers hebben gekozen voor de meest goedkope en adequate aanpassingen aan de woning. Verweerder heeft op geen enkele wijze beschreven, onderbouwd en/of toegelicht welke bouwkundige aanpassingen cliënten niet en welke wel terecht zijn uitgevoerd. Eisers hebben ter onderbouwing van hun standpunt dat er binnen de gemeente Gennep geen beschikbare woningen een verklaring overgelegd van [naam persoon] van Destion waaruit blijkt dat in december 2013 geen seniorenwoningen beschikbaar waren in de gemeente Gennep. Dat er buiten Gennep geen geschikte woningen beschikbaar waren blijkt volgens eisers uit correspondentie van Mooiland Maasland van 20 maart 2012.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers op 28 februari 2014 de woning binnen verweerders gemeente hebben gekocht en dat zij pas daarna contact hebben gezocht met verweerder. Het lag op de weg van eisers om voorafgaand aan het kopen van de woning contact op te nemen met verweerder om in overleg te treden. Door het reeds kopen van een niet geschikte woning is verweerder voor een voldongen feit geplaatst en niet in de gelegenheid gesteld te beoordelen wat voor eisers de goedkoopst compenserende voorziening zou zijn. Het is aan eisers om aan te tonen dat er in de periode voorafgaande aan de aanvraag geen geschiktere woningen voorhanden waren. Eisers zijn hierin niet geslaagd. Verweerder is bovendien niet gebleken dat de woning 147 m2 moet zijn om te kunnen spreken van een geschikte woning.
7. De rechtbank gaat voor de beoordeling uit van het navolgend wettelijk kader.
De Wmo schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verordening regels dienst vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Verweerder heeft daartoe de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Gennep vastgesteld (hierna: de Verordening).
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Verordening komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan cliënt niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen
i. op eigen kracht;
ii. met gebruikelijke hulp;
iii. met mantelzorg;
iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
v. met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of
vi. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.3. van de Wmo genoemde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of
b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen
i. op eigen kracht;
ii. met gebruikelijke hulp;
iii. met mantelzorg;
iv. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of
v. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Ingevolge artikel 10, tweede lid van de Verordening bestaat slechts recht op een maatwerkvoorziening voor zover deze als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, onder d, van de Verordening wordt geen
maatwerkvoorzieningverstrekt indien het een voorziening betreft die de cliënt vóór de datum van het besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld.
Ingevolge artikel 11, derde lid, kan geen
maatwerkvoorzieninggericht op zelfredzaamheid en participatie worden verstrekt indien de voorziening voorzienbaar was en van de cliënt redelijkerwijs verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig maakt.
Ingevolge artikel 11, vierde lid, aanhef en onder e, van de Verordening wordt geen
woonvoorzieningverstrekt indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college. Ingevolge artikel 1 van de Verordening wordt verstaan onder woonvoorziening: enerzijds ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard en anderzijds vergoedingen voor verhuis- en herinrichtingskosten en niet-bouwkundige woonvoorzieningen.
8. Aan de orde is de vraag of verweerder de aanvraag voor de benodigde aanpassing(en) voor de aangekochte woning in Gennep, terecht en op goede gronden heeft afgewezen.
9. Ingevolge artikel 11, vierde lid, aanhef en onder e, van de Verordening wordt geen woonvoorziening verstrekt indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college.
Blijkens de toelichting op dit artikel wordt gedoeld op de situatie dat de cliënt een voorziening aanvraagt nadat deze reeds door de cliënt gerealiseerd of aangekocht is. Omdat verweerder dan geen mogelijkheden meer heeft de voorziening volgens het vastgestelde beleid te verstrekken, wordt in deze situatie de voorziening geweigerd. Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening waar vroegtijdig mee is begonnen uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen verweerder als goedkoopst adequate voorziening beschouwt.
10. De rechtbank stelt het volgende vast. Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting volgt dat eisers op 28 februari 2014 de woning aan de [adres 2] te [woonplaats 3] hebben gekocht. Zonder het verrichten van aanpassingen voor eiseres was de woning niet geschikt en evenmin passend binnen het door henzelf in het geding gebrachte programma van eisen opgesteld door [naam 2] in maart 2012. De rechtbank gaat er verder vanuit dat eisers pas na aankoop van de woning contact hebben gehad met verweerder over de aanpassing(en) van de aangekochte woning aan de [adres 2] te [woonplaats 1]. Op 30 juni 2014 en 21 augustus 2014 hebben eisers vervolgens een aanvraag om woningaanpassing in het kader van de Wmo bij verweerder ingediend.
De rechtbank is van oordeel dat eisers, doordat zij al op 28 februari 2014 tot aankoop van de woning zijn overgegaan, het onderzoek naar een concrete, meer geschikte woning door verweerder ernstig hebben bemoeilijkt. In het onderhavige geval rustte er op verweerder geen onderzoeksplicht meer, nu al tot aankoop van de woning in [woonplaats 4] was overgegaan. Onder de gegeven omstandigheden had het op de weg van eisers gelegen om aan de hand van controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat op dat moment geen passende woning beschikbaar was in de regio. De rechtbank verwijst hiervoor naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraken van 22 oktober 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3490) en 13 april 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2868). Eisers zijn er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd om dat bewijs te leveren. De door eisers in beroep overgelegde verklaring van [naam persoon] van Destion, waaruit blijkt dat in december 2013 geen seniorenwoningen beschikbaar waren in de gemeente Gennep, is hiertoe onvoldoende. Het betreft hier immers een zeer beperkte periode en alleen gericht op de gemeente Gennep, waar eisers niet eerder woonachtig waren. Evenmin blijkt dit uit de verklaring van Mooiland Maasland van 20 maart 2012 nu dit evenzeer een zeer beperkte periode (enkel de periode 13 maart 2012 tot 20 maart 2012) en beperkt gebied betreft, en eisers pas ruime tijd daarna (bijna twee jaar later) tot aankoop van de woning zijn overgegaan. Bovendien blijkt hier specifiek te zijn gekeken naar de afmetingen zoals door eisers als voorwaarden zijn gesteld en niet naar het (door eisers zelf overgelegde) programma van eisen. Hoewel in de onderliggende stukken niet blijkt van andere adequate woningen – in het licht van de beperkingen van eiseres – is de rechtbank met verweerder van oordeel dat er in de regio mogelijk wel woningen beschikbaar waren die met minder grote aanpassingen, en daarmee met minder financiële middelen, geschikt te maken waren voor eiseres.
11. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen en in aanmerking genomen dat verweerder geen schriftelijke toestemming heeft gegeven aan eisers om te verhuizen naar de op dat moment beschikbare meest geschikte woning, is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 11, vierde lid, aanhef en onder e, van de Verordening, zodat verweerder op grond daarvan gehouden was de gevraagde voorziening te weigeren. Aan een bespreking van de overige gronden komt de rechtbank niet toe.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Teeuwissen (voorzitter), en mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. P.J. Voncken, leden, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 5 september 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.