Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De verdere procedure
2.De feiten
3.Het verzoek, het verweer en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken
4.De verdere beoordeling
Procedureel
zijndiensten niet rechtvaardigen. [verweerder, verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] gaat immers volledig voorbij aan het feit dat hij in het gesprek met [naam manager] op
23 februari 2016 is aangesproken op het feit dat hij zijn diensten eerder beëindigde. In de brief van 25 februari 2016, waarbij de inhoud van het gesprek van 23 februari 2016 is bevestigd en waarvan die inhoud als niet weersproken vaststaat, staat immers:
ernstigverwijtbaar handelen van [verweerder, verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] : het herhaaldelijk zonder voorafgaande toestemming van de werkgever voortijdig beëindigen van de dienst na daarvoor mondeling en schriftelijk te zijn gewaarschuwd én het zonder bevoegdheid in beslag nemen van mobiele telefoons van reizigers, terwijl hij wist dat hij daartoe geen bevoegdheid had, maken dat daarvan sprake is. Vanwege dat ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder, verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] kan aan hem ingevolge het bepaalde in art. 7:673 lid 7, onderdeel c, BW geen transitievergoeding worden toegekend. Ook in de tussenbeschikking was dit reeds aangekondigd voor het geval Arriva in de bewijslevering zou slagen.
€ 717,00 (zijnde € 117,00 griffierecht plus € 600,00 aan salaris gemachtigde waarbij
€ 100,00 is inbegrepen voor het bijwonen van de enquête aan de eigen zijde en € 100,00 voor het bijwonen van de contra-enquête).
5.De beslissing
1 februari 2017;