In deze zaak, die op 16 augustus 2017 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderden eisers toegang tot de crematie van hun (groot)moeder, die op 17 augustus 2017 zou plaatsvinden. De primaire vordering om toegang te verlenen werd afgewezen, omdat de voorzieningenrechter oordeelde dat de weigering van gedaagde om eisers bij de crematie aanwezig te laten zijn, niet onrechtmatig was. Dit was gebaseerd op de vaststelling dat de relatie tussen eisers en de overledene ernstig verstoord was en dat de overledene niet had gewild dat eisers aanwezig zouden zijn bij haar uitvaart. De subsidiaire vordering, die inhield dat eisers voorafgaand aan de crematie afscheid mochten nemen, werd echter toegewezen voor de bloedverwanten van de overledene, omdat zij recht hadden op een laatste afscheid. De voorzieningenrechter legde een dwangsom op aan gedaagde voor het geval hij niet aan de uitspraak voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de zaak.