ECLI:NL:RBLIM:2017:6890

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
C/03/227076 / HA ZA 16-619
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsperikelen en verwijzing naar relatief bevoegde rechter in civiele procedure

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg op 19 juli 2017, ging het om een incident betreffende bevoegdheidsperikelen. De eiseres, [A] Beheer B.V., had een vordering ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet bevoegd was ten aanzien van de subsidiaire vordering op grond van artikel 2:15 lid 3 BW. De rechtbank heeft de zaak vervolgens verwezen naar de relatief bevoegde rechter te Rotterdam, zoals ook door de partijen was voorgesteld. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R. Kluin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/227076 / HA ZA 16-619
Vonnis in incident van 19 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats A Beheer B.V.] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
gedaagde in reconventie in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
advocaat mr. G.R.A.G. Goorts,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde sub 1] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats gedaagde sub 2] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MY WAY HOLDING B.V.,
gevestigd te Venlo,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PASSION4GOLF B.V.,
gevestigd te Venlo,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
niet verschenen,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THHK B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema.
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TTK B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. B.M.M. Hepkema.
Eiseres zal hierna [A] Beheer genoemd worden.
Gedaagden sub 1,2,3,5 en 6 zullen hierna gezamenlijk THHK c.s. worden genoemd en ieder afzonderlijk als [gedaagde sub 1] (sub 1.), [gedaagde sub 2] (sub 2.) My Way Holding (sub 3.)
THHK (sub 5.) en TTK (sub 6.).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in incident van 1 maart 2017
  • de akte van [A] Beheer
  • de antwoordakte van THHK c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
[A] Beheer heeft zich bij akte van 29 maart 2017 uitgelaten omtrent de mogelijkheid om de zaak reeds nu (ook voor wat betreft de beoordeling van alle overige vorderingen, waaronder de primaire vordering onder X) in zijn geheel naar de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam te verwijzen. [A] Beheer heeft aangegeven daarmee akkoord te gaan. THHK c.s. heeft zich bij dat standpunt aangesloten.
2.2.
De rechtbank zal de zaak dan ook verwijzen naar de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam in de stand waarin deze zich bevindt.
2.3.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten van dit incident te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering toe,
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Rotterdam, sector burgerlijk recht/handelsrecht (kamer voor andere zaken dan kantonzaken, locatie Rotterdam),
3.4.
wijst partijen op het bepaalde in artikel 221 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017. [1]

Voetnoten

1.type: SS