In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap KNAPP BENELUX B.V. en de werknemer, [werknemer]. De werkgever, KNAPP, verweet de werknemer ernstig verwijtbaar handelen, waaronder fraude met een leaseauto en het maken van valse afspraken voor privéaangelegenheden. De werknemer heeft verweer gevoerd en stelde dat de rechtbank onbevoegd was en dat de verwijten ongegrond waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op 1 november 2012 in dienst trad en als Manager Customer Service werkte. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:671b lid 1 BW, met als argument dat de werknemer zich niet gedroeg zoals van een goed werknemer verwacht mag worden. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat de verwijten van de werkgever niet voldoende onderbouwd waren, behalve het verwijt van privégebruik van de leaseauto.
De kantonrechter oordeelde dat het privégebruik van de leaseauto, ondanks dat dit niet was toegestaan, niet zodanig ernstig was dat het recht op een transitievergoeding verviel. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 september 2017, en de werknemer kreeg recht op een transitievergoeding van € 7.199,00 bruto. De kantonrechter wees het verzoek om een billijke vergoeding af, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.