6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft, na een conflict over het tonen van een vervoersbewijs in de trein, het slachtoffer, de conducteur, met een mes in zijn buik gestoken. Hoewel vaststaat dat het slachtoffer zich ook niet geheel onbetuigd heeft gelaten tijdens het conflict, kan dit het handelen van de verdachte absoluut niet rechtvaardigen. Verdachtes handelen heeft er namelijk bijna toe geleid dat het slachtoffer het conflict met de dood moest bekopen.
Het slachtoffer heeft ter zitting verklaard dat het hele incident een enorme impact op zijn leven en op dat van zijn gezin heeft gehad. Hij wordt dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het incident. Al is het maar omdat zijn lichaam blijvend wordt ontsierd door een groot litteken.
Echter, nu het handelen van verdachte hem als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend, is oplegging van een gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, niet aan de orde. Oplegging van de maatregel van TBS is daarentegen wel mogelijk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het PBC rapport blijkt dat de verdachte als gevolg van zijn gebrekkige ontwikkeling en persoonlijkheidsstoornis problemen zal blijven houden om het gedrag van anderen te begrijpen en situaties te overzien, waardoor zijn wantrouwen wordt gevoed. Zijn vaardigheden om met stressvolle situaties om te gaan blijven beperkt. Hij zal sneller dan anderen geneigd zijn om met impulsief gedrag en agressie te reageren. Hij blijft gevoelig om bij sterk oplopende spanning kortdurend de grip op de realiteit te verliezen. Deze factoren afzonderlijk verhogen het risico op recidive. De factoren versterken elkaar.
Uit het rapport blijkt tevens dat de verdachte tijdens zijn verblijf in de penitentiair inrichting, in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum en in het Pieter Baan Centrum vaker agressief is geweest en het merendeel van de tijd ook in isoleercellen heeft verbleven.
Om gewelddadige recidive te voorkomen heeft de verdachte vooral een veilige, overzichtelijke en gestructureerde omgeving nodig, waarin hij niet wordt overvraagd en waarin hij in zijn eigen taal (Litouws) aangesproken kan worden. Vanwege zijn beperkte leerbaarheid zal een behandeling zich niet moeten richten op het verwerven van inzicht, maar veeleer op het - door middel van veel herhaling - aanleren van nieuw gedrag en copingvaardigheden en het leren omgaan met stressvolle situaties. Behandeling als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf (of maatregel) is niet haalbaar, omdat de verdachte zich vanwege zijn beperkingen en gebrek aan ziekte-inzicht niet aan voorwaarden kan houden. In een dergelijk kader kan het recidiverisico ook onvoldoende worden teruggebracht. De deskundigen adviseren daarom een TBS met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande en gelet op de daarvoor gegeven redenen, van oordeel dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Het recidiverisico kan enkel worden teruggebracht door oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging. De rechtbank realiseert zich dat oplegging van deze maatregel op praktische problemen stuit. Zo spreekt de verdachte geen Nederlands en eigenlijk alleen Litouws en zal hij tijdens een behandeling steeds aangewezen zijn op de bijstand van een tolk. Ook zal de verdachte niet in aanmerking komen voor resocialisatie in de Nederlandse maatschappij door middel van verloven. Het strafbare feit zal namelijk consequenties hebben voor zijn verblijf in Nederland. Bovenstaande omstandigheden dienen echter te worden afgewogen tegen het belang van de samenleving om te worden beschermd tegen het gevaar dat van de verdachte uitgaat, gelet op het recidiverisico. De rechtbank ziet dan ook geen andere mogelijkheid om de maatschappij te beschermen dan door het opleggen van de TBS-maatregel met dwangverpleging.
De maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren. De rechtbank overweegt in dit verband nog als volgt.
Gelet op de problemen waarop de praktische uitvoerbaarheid van de TBS-maatregel stuit (taalbarrière en gebrek aan resocialisatiemogelijkheden), is een behandeling in een Nederlandse TBS-kliniek een farce. De rechtbank benadrukt daarom dat de tenuitvoerlegging van de TBS-maatregel in het kader van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) zo spoedig mogelijk dient te worden overgedragen naar Litouwen. Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat een snelle overdracht mogelijk zou moeten zijn. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de officier van justitie zich hiertoe zal inspannen, zodat een vordering tot verlenging van de opgelegde maatregel in Nederland niet meer aan de orde hoeft te komen.