In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen de vennootschappen Europeenne Fret Express S.A.S. en AXA France S.A. aan de ene kant, en BCW Transport B.V. aan de andere kant, met betrekking tot aansprakelijkheid voor schade aan een lading frisdrank die verloren is gegaan tijdens het vervoer. De feiten van de zaak zijn als volgt: Europeenne heeft in maart 2015 de opdracht gekregen om 28 pallets frisdrank van Rodgau in Duitsland naar Londen te vervoeren. Deze opdracht is uitbesteed aan BCW, die op zijn beurt het vervoer heeft aangeboden via een vrachtuitwisselingssysteem. Een Poolse vervoerder, DREM, heeft zich aangemeld voor het vervoer, maar de lading is verloren gegaan na ontvangst in Rodgau. BCW heeft DREM aansprakelijk gesteld, maar DREM heeft de aansprakelijkheid afgewezen en beweerde dat de vervoersdocumenten vervalst waren.
Europeenne en AXA hebben vervolgens BCW aangeklaagd voor schadevergoeding, omdat AXA als verzekeraar van Europeenne een schikking had getroffen met Highwood, de opdrachtgever van Europeenne, en een bedrag van € 12.954,00 had betaald voor de verloren lading. De kantonrechter heeft geoordeeld dat BCW niet als opvolgend vervoerder kan worden aangemerkt en dus niet aansprakelijk is voor de schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat BCW geen partij was bij de vervoerovereenkomst en dat de aansprakelijkheid voor de schade bij Europeenne ligt, die als hoofdvervoerder fungeerde. De rechtbank heeft de vordering van Europeenne en AXA tot schadevergoeding toegewezen, met inachtneming van de gemaakte kosten en rente.
De kantonrechter heeft BCW veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 13.865,62 aan Europeenne en AXA, inclusief proceskosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Los op 21 juni 2017.