Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
f212.340,00 bruto (inclusief 8% vakantiebijslag). Verder luidt die arbeidsovereenkomst, voor zover hier relevant, als volgt:
5 februari 2015 hebben [naam President DFI] en [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] , ten behoeve van die voorgenomen verkoop, management presentaties in Parijs verzorgd.
3.Het verzoek, het verweer en de tegenverzoeken
esverzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
22 maart 2016 (GHDHA:2016:715);
4.De beoordeling
Tijdigheid verzoek DES
functievan [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] als uniek moet worden gekwalificeerd. Indien er immers sprake is van een unieke functie, leidt dit ertoe dat er niet aan afspiegeling wordt toegekomen. In dit verband zal als eerste de uniciteit van de functie die [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] tot 1 augustus 2015 bekleedde worden beoordeeld: de functie van Vice President Finance & Control DFI (ook wel aangeduid als Director Finance DFI). Daarna zal de uniciteit van de functie van Vice President Finance DFI, die [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] van
1 augustus 2015 tot en met 31 december 2015 bekleedde, worden beoordeeld.
functies, niet van medewerkers (zie art. 13 Ontslagregeling en de toelichting op dat artikel). Niet relevant zijn de persoonlijke kenmerken van de executives die deze functies vervullen. Met andere woorden: ervaring, opleidingsniveau, capaciteiten en arbeidsverleden van [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] zijn niet relevant voor het antwoord op de vraag of de functie van Vice President Finance & Control DFI uitwisselbaar is met overige functies binnen de DFI en de DSM-groep. De door [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] als productie 19 en 22 bij verweerschrift overgelegde namenlijsten zijn om die reden niet van belang voor de
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Uit de hiervoor weergegeven overwegingen volgt dat de verwijten die [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] aan DES maakt niet zijn komen vast te staan. De verzochte billijke vergoeding ontbeert een grondslag en wordt derhalve afgewezen.
€ 147.051,-- bruto bedraagt. Dit bedrag zal hierna worden toegewezen.
e-mailbericht van 3 juli 2015 overgelegd waarin hij vraagt om bevestiging van die change in control bonus: ‘Heb je nog met [naam lid Raad van Bestuur DSM] [ [naam lid Raad van Bestuur DSM] ] gesproken over de CIC [change in control] bonus’? Noch uit dit e-mailbericht, noch anderszins, volgt dat hij expliciet om uitbetaling van die bonus heeft verzocht. Verder gaat [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] eraan voorbij dat om aanspraak te kunnen maken op wettelijke rente, (betalings)verzuim vereist is. Door [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] is niet toegelicht of en zo ja per wanneer dat het geval is. Het hier bedoelde e-mailbericht van [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] kan bezwaarlijk als ingebrekestelling worden gezien. De wettelijke rente over de change in control bonus kan daarom pas worden toegewezen vanaf 28 december 2016, de dag waarop het verweerschrift, tevens houdende tegenverzoeken, ter griffie is ontvangen en waarin [verweerder, tevens verzoeker in de tegenverzoeken] uitdrukkelijk aanspraak op betaling van die change in control bonus heeft gemaakt.
5.De beslissing
1 juli 2017;
€ 244.898,-- bruto;
€ 147.051,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;