ECLI:NL:RBLIM:2017:4484

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
03/720048-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • Th.A.J.M. Provaas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid rechter-commissaris bij onderzoek aan inbeslaggenomen smartphone in strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, gedateerd 8 mei 2017, wordt de bevoegdheid van de rechter-commissaris besproken in het kader van een vordering van de officier van justitie tot het onderzoeken van een inbeslaggenomen smartphone. De zaak betreft een strafrechtelijk onderzoek waarbij de officier van justitie, mr. S.B.C. Nicolaes, namens zijn collega, mr. A. Kemp, een verzoek indient om onderzoek te verrichten aan de smartphone van de verdachte. De rechter-commissaris heeft op 25 april 2017 de vordering ontvangen en overweegt dat het belang van het onderzoek zich ertegen verzet dat de verdachte op de hoogte wordt gesteld van de vordering, aangezien het strafrechtelijk onderzoek nog in volle gang is.

De Hoge Raad heeft in een eerder arrest (ECLI:NL:HR:2017:584) richtlijnen gegeven over het doen van onderzoek aan in beslag genomen elektronische gegevensdragers. De rechter-commissaris stelt vast dat er sprake is van een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, wat betekent dat de officier van justitie toestemming moet vragen voor het onderzoek. De rechter-commissaris concludeert dat de vordering van de officier van justitie toewijsbaar is, gezien de aard van de zaak, die verband houdt met verdenkingen van zedenmisdrijven en ambtsmisdrijven, en de relevante informatie die mogelijk op de smartphone aanwezig is.

Uiteindelijk verklaart de rechter-commissaris zich bevoegd om op de vordering te beslissen en wijst de vordering van de officier van justitie toe, waarmee het onderzoek aan de smartphone kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken
RC-nummer :
parketnummer : 03/720048-17

Beschikking d.d. 8 mei 2017 ex artikel 181 Sv

De rechter-commissaris heeft op 25 april 2017 een vordering om onderzoek in te stellen ontvangen van de officier van justitie mr. S.B.C. Nicolaes namens officier van justitie
mr. A. Kemp in de zaak tegen:
naam : xxx
voornamen : xxx
geboren op : xx
woonplaats : xx
adres : [adres]
inhoudende: xx
- dat er onderzoek wordt verricht aan het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een smartphone van het merk i-Phone, xxx
), waarbij op voorhand is te voorzien dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend zal zijn,
- dat dit onderzoek op grond van artikel 177 Sv door tussenkomst van de officier van justitie wordt opgedragen aan de politie;
- dat het belang van het onderzoek zich ertegen verzet dat op dit moment melding wordt gedaan van de vordering en beslissing aan de verdachte. Dit gezien het feit dat het strafrechtelijk onderzoek nog in volle gang is.
In het verlengde hiervan maakt de vordering van de officier van justitie er tevens gewag van dat “verdachten er nog niet van op de hoogte zijn dat er een onderzoek loopt.” Nu de verdachte in deze zaak de enige verdachte is en onder leiding van (ondergetekende) rechter-commissaris de woning van verdachte is doorzocht, is van “verdachten” (meervoud) derhalve (vooralsnog) geen sprake en moet het ervoor worden gehouden dat verdachte er wél van op de hoogte is dat dat er een onderzoek loopt.

Overwegingen rechter-commissaris

Toetsingskader
De Hoge Raad heeft op 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:584) uitspraak gedaan over het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan in beslag genomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken. Ook de vordering van de officier van justitie verwijst naar dit arrest.
In het arrest wordt door de Hoge Raad uiteengezet in welke gevallen het onderzoek aan een in beslag genomen elektronische gegevensdrager of geautomatiseerd werk door de politie zelf kan plaatsvinden en wanneer daarvoor toestemming van de officier van justitie of de rechter-commissaris nodig is. Het arrest gaat alleen over onderzoek aan voorwerpen die door opsporingsambtenaren zelfstandig in beslag zijn genomen.
In het arrest worden door de Hoge Raad drie situatie onderscheiden:
1) Er wordt
een niet meer dan beperkte inbreukgemaakt op de persoonlijke levenssfeer van degene onder wie de gegevensdrager in beslag is genomen. In dat geval is de opsporingsambtenaar op grond van het bepaalde in de artikelen 95 of 96 Sv zelfstandig bevoegd. Hiervan kan sprake zijn als het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde opgeslagen of beschikbare gegevens.
2) Er wordt een
meer dan beperkte inbreukgemaakt op de persoonlijke levenssfeer. In dat geval is een bevel van de officier van justitie vereist, ingevolge het bepaalde in de artikelen 141 jo 148 jo 95 of 96 Sv.
3) Er is sprake van een
voorzienbare zeer ingrijpende inbreukop de persoonlijke levenssfeer. In dat geval dient een door de rechter-commissaris te verrichten onderzoekshandeling te worden gevorderd, conform het bepaalde in de artikelen 181 jo 104 jo 177 Sv.
De Hoge Raad gebruikt dit criterium hier als een zwaardere variant van de ‘meer dan een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer’. Een handvat voor de invulling van dat criterium wordt in het arrest niet gegeven. Wel is duidelijk dat het om een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker van de gegevensdrager moet gaan.
Daarbij wordt kennelijk
nietgedoeld op de enkele omstandigheid dat met daartoe bestemde apparatuur en/of software
alleop een smartphone en/of de bijbehorende SIM-kaart opgeslagen of beschikbare gegevens worden uitgelezen waardoor (volledig) inzicht wordt verkregen in contacten, oproepgeschiedenis, berichten en foto's. Dat levert in beginsel alleen een meer-dan-beperkte-inbreuk op (zie r.o. 2.7.2. van het arrest), die onder het regime van de officier van justitie valt. Er moet dus kennelijk méér bij komen. Denkbaar is dat hierbij
de aard van de gegevensvan belang is. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de gevallen waarin uit het voorafgaand onderzoek is gebleken dat de gebruiker van het apparaat veelvuldig spreekt over zijn medische situatie en via het apparaat gegevens uitwisselt over zijn medische toestand met derden (medische uitslagen e.d.).
Van de officier van justitie kan in een dergelijk geval verwacht worden dat hij/zij in de vordering uiteenzet welke meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt voorzien.
Indien er geen sprake lijkt van een voorzienbare, meer dan beperkte inbreuk, zal de rechter-commissaris zich onbevoegd verklaren om over de vordering te beslissen, omdat de bevoegdheid in dat geval bij de officier van justitie zelf ligt.
De vordering
In het onderhavige geval heeft de officier van justitie in de vordering vermeld welke meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte wordt voorzien bij het onderzoek van zijn smartphone. Zo heeft de officier van justitie overwogen dat in de smartphone “bepaalde foto’s, afbeeldingen en andere bestanden kunnen worden aangetroffen, waarvan de kennisneming (…) een zeer ingrijpende inbreuk in de privacy van de verdachte met zich zou kunnen brengen.” In het licht van de aard van de zaak
– het betreft in deze een verdenking van een of meer zedenmisdrijven en van een of meer ambtsmisdrijven, door zowel de regionale als de landelijke pers reeds bestempeld als de zaak van ‘de seksdeurwaarder’ – is de rechter-commissaris van oordeel dat onderzoek aan de betreffende smartphone een
voorzienbare zeer ingrijpende inbreukop de persoonlijke levenssfeer meebrengt, zodat de rechter-commissaris zich bevoegd acht om op de vordering van de officier van justitie te beslissen en de vordering, gelet op de relevantie van het onderzoek aan de smartphone met het oog op de waarheidsvinding, zal worden toegewezen.

Beslissing

De rechter-commissaris:
verklaart zich bevoegd om op de vordering te beslissen;
wijst de vordering van de officier van justitie toe.
mr. Th.A.J.M. Provaas.