4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
I. De verklaringen van [slachtoffer] en haar letsel
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juni 2013 staat gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat verbalisanten op 31 mei 2013 naar het adres [adres 1] te Kerkrade gingen vanwege de melding dat een zekere [slachtoffer] was mishandeld door haar vriend. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat genoemd adres club [naam club 1] betreft. Ter plaatse werden verbalisanten aangesproken voor [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Hongarije). Zij vertelde dat haar vriend [verdachte] , roepnaam [verdachte] , verblijvende op een camping gelegen aan de [adres 2] te Amstenrade haar geregeld zou mishandelen. Gisteren, 30 mei 2013, was zij ook door hem geslagen, en wel zo hard dat zij een epileptische aanval had gekregen. Verbalisanten zagen meerdere blauwe plekken, vrij oppervlakkig, op beide bovenarmen en benen. Door verbalisanten werd nader onderzoek ingesteld in het ter beschikking staande politiesysteem waarna zij stuitten op de naam: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Hongarije).
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2013 staat gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat er op diezelfde datum een intakegesprek mensenhandel heeft plaatsgevonden met [slachtoffer] . Zij heeft tijdens dit intakegesprek verklaard dat [verdachte] in maart 2013 naar Nederland kwam. Telkens als [slachtoffer] hem bezocht, wilde [verdachte] geld van haar hebben. Als zij [verdachte] geen of te weinig geld gaf, schold hij haar uit, bedreigde hij haar en op een gegeven moment begon hij haar te mishandelen. Dit was meermaals voorgevallen.
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2013 staat gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer] op 15 juni 2013 telefonisch contact heeft opgenomen met verbalisant [verbalisant 1] . [slachtoffer] verklaarde dat zij wederom mishandeld was door [verdachte] , dat ze erg veel pijn had en dat zij aangifte wilde doen van mishandeling. Op zondag 16 juni 2013 arriveerden verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] bij het adres [adres 3] in Vaesrade, gemeente Nuth. [slachtoffer] stond voor deze woning op de stoep. Toen ze in de auto stapte, zagen verbalisanten dat zij langzaam en voorzichtig bewoog. Zij hoorden dat [slachtoffer] zei dat ze overal pijn had en dat zij onder andere gekneusde ribben had. Op zondag 16 juni 2013 werd gestart met het opnemen van de aangifte. Gedurende dit verhoor hoorden verbalisanten dat [slachtoffer] regelmatig klaagde over pijn aan haar ribben en rug. Ook zagen zij dat ze vaak van positie wijzigde op haar stoel en dat zij bedrukt keek.
Uit de brief van de Centrale Huisartsenpost Nightcare B.V. d.d. 15 juni 2013, gericht aan huisarts van [slachtoffer] , volgt dat er op 15 juni 2013 contact met [slachtoffer] is geweest. In de brief staat onder meer, zakelijk weergegeven:
“Gisteren in de rug en op de borst getrapt door de ex partner. Klappen gehad. Borst, ribben en rug doen pijn. Vanaf gisteren drie keer wat bloed gebraakt. Soms wat kortademig. Trauma = matig. Ernst pijn thorax = matig. Provocatie = houdingsafhankelijk.
Beweegt stijf en pijnlijk, alle bewegingen pijnlijk, rechteronderarm 2 hematomen, 1 4x2 cm, 1 1,5x1,5 cm, hematoom en zwelling voorhoofd, hier ook klein wondje, rechts occipitaal zwelling, geen hematoom, pijn en zwelling rond kaak, geen hematoom, soepele buik, geen drukpijn LOB.
Multipele contusies.
Advies, uitleg, pijnstilling middels tramadol, 3x per dag 1 capsule.”
Op 16 juni 2013 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan tegen de verdachte ter zake van mensenhandel, gepleegd op [adres 4] te Amstenrade en andere plaatsen binnen het arrondissement Maastricht in de periode van 1 maart 2013 tot en met 16 juni 2013. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat de verdachte haar heeft geslagen. Volgens [slachtoffer] heeft de verdachte half april geld van haar gestolen. Dit geld was bedoeld voor haar kinderen. Nadat hij dit ontkende, heeft hij [slachtoffer] bijna doodgeslagen. Ze kon hierdoor niet gaan werken. Haar baas zei tegen haar dat ze niet hoefde te komen omdat ze bont en blauw was. Toen de verdachte na drie dagen terugkwam, heeft hij haar weer in elkaar geslagen omdat zij nog geen geld voor hem had verdiend. Zij heeft verklaard dat zij soms meer dan duizend euro in de week verdiende en dat zij alles aan de verdachte moest geven. Als zij het niet zou geven, zou hij haar in elkaar slaan en het toch afpakken. Dat gebeurde soms elke maand en soms elke week. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij meestal op de camping in Amstenrade werd geslagen. De verdachte heeft haar geschopt, geslagen, op haar gespuugd, haar geld afgepakt en haar uitgescholden. Een paar dagen geleden heeft hij haar weer heel erg mishandeld door heel hard in haar borstkas te schoppen. Hij heeft haar op de grond gegooid en in haar rug en nek geschopt. Daarna moest [slachtoffer] bloed spugen.
Op 1 juli 2013 heeft [slachtoffer] verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij door de mishandeling door de verdachte nog pijn aan haar nek en longen heeft.
Op 3 juli 2013 heeft [slachtoffer] verklaard, zakelijk weergegeven, dat de verdachte haar heeft geslagen, geschopt en bedreigd. Als locatie noemt aangeefster de camping Amstenrade. De artiestennamen van [slachtoffer] zijn [werknaam slachtoffer 1] en [werknaam slachtoffer 1] . Op dit moment gebruikt zij de artiestennaam [werknaam slachtoffer 1] en is zij werkzaam in club [naam club 1] in Kerkrade.
Op 8 juli 2013 heeft [slachtoffer] verklaard, zakelijk weergegeven, dat als zij de verdachte het geld niet gaf, hij het toch afpakte. Hij keek stiekem in haar tas en vond dan geld dat zij had achtergehouden. Het ging om 100 euro, soms ook om 500 euro. Hij begon daarna tegen haar te schreeuwen. Vervolgens zette hij dingen hardhandig neer, reageerde hij zich af op spullen en daarna was [slachtoffer] aan de beurt. Zo’n situatie heeft zich zeven of acht keer voorgedaan over de afgelopen maanden, vanaf eind mei van dit jaar tot het moment dat zij niet meer samen waren. Deze mishandelingen vonden allemaal plaats op de camping in Amstenrade. Het geld dat [slachtoffer] verdiende bij [naam club 2] gaf hij uit aan drugs en aan ‘die hoer’. Zij gaf hem elke dag geld om te voorkomen dat hij haar in elkaar zou slaan. Maar [slachtoffer] werd sowieso geslagen. De verdachte heeft ook een geldbedrag van haar gestolen, dat zij aan de kinderen had moeten geven. Het geld zat in een envelop die zij had verstopt en die hij had hij gevonden. Toen heeft hij haar heel erg geslagen. Dat was in april van 2013.
[slachtoffer] en de verdachte zijn ongeveer in april 2013 op de camping in Amstenrade gaan wonen. Zij is daar vertrokken toen hij haar voor het laatst had geslagen. De eerste keer dat de verdachte haar heeft mishandeld is medio april 2013 geweest, op de camping. Zeven of acht keer vond er een mishandeling plaats die te maken had met geld. Hij zei dat hij nog meer geld wilde hebben. Hij zei dan dat hij nog uit wilde gaan met ‘die hoer’, [persoon 1] . [slachtoffer] voelde zich, vanaf de eerste keer dat hij haar mishandelde, gedwongen om haar geld af te staan omdat hij haar mishandelde of dreigde te mishandelen.
II. Tapgesprekken
In het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2013 worden de navolgende tapgesprekken weergegeven, zakelijk weergegeven:
- Op 15 mei 2013 te 14.56.53 uur werd onder gespreksnummer 312 door [slachtoffer] vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ingebeld met [medeverdachte] op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . In dit gesprek zegt [medeverdachte] op een gegeven moment tegen [slachtoffer] dat ze had gehoord dat [verdachte] ook [slachtoffer] in elkaar had geslagen. [slachtoffer] beaamt dit en zegt tegen [medeverdachte] dat dat door de hoeren komt die toen in huis waren en zich lieten neuken, maar inmiddels weg zijn.
- Op 26 mei 2013 te 22.24.45 uur werd onder gespreksnummer 1647 door [verdachte] vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 2] uitgebeld met “ [persoon 1] ” op het telefoonnummer [telefoonnummer 3] . In dit gesprek zegt [verdachte] op een gegeven moment tegen [persoon 1] dat de politie hem bijna had opgepakt. Dat idioot wijf heeft ze erbij gehaald. Ik heb haar onwijs in elkaar gebeukt. [persoon 1] vraagt wat [verdachte] had gedaan. [verdachte] vertelt dat ze de politie had uitgelegd dat ze maar een drugshoertje is dat zijn id-bewijs had gestolen.
- Op 27 mei 2013 te 16.45.23 uur werd onder gespreksnummer 1736 door [slachtoffer] vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ingebeld met [medeverdachte] op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Inhoud van het gesprek:
[slachtoffer] : [
klinkt overstuur] Hoi! Zie je wel, ik let even niet op en dan belt hij meteen zijn [persoon 1] ! Er was dus toch iets!! Ik geef HEM het geld waarvoor IK geneukt heb! [medeverdachte] ! Zeg tegen hem dat hij mijn geld terug moet geven!
[medeverdachte] : [
onverstaanbaar]
[slachtoffer] : Zeg tegen hem dat hij mijn geld terug moet geven! Alsjeblieft!
[medeverdachte] : Ik moet hem dat zeggen?
[slachtoffer] : Als ik het zeg, doet hij het niet! Hij zal mij doodslaan! Hij is tegen de lamp gelopen! Ik ben achter hem aangerend en hoorde elk woord!
[medeverdachte] : Wie?
[slachtoffer] : [persoon 1] , dat kutwijf! Daar gaat mijn geld heen!
[
[verdachte] op de achtergrond bij [slachtoffer] : Laat mij nou! Wat heb je?!]
[slachtoffer] : Geef mijn geld terug, lmi!
[medeverdachte] : Jullie zij wel heftig, verdomme.
[slachtoffer] : Geef terug! Hij rent achter [persoon 1] aan, achter die kuthoer aan! Ik zal die zigeuners meenemen [
opm. tolk: mogelijk: opgeven], al wordt dat mijn dood!
[medeverdachte] : Verdomme, praat toch niet zo’n onzin.., dit is niet niets. Luister, ik bel je zo, ok?
[slachtoffer] : [
tegen [verdachte] op de achtergrond:] [verdachte] , de bakker is hier, niet daar!
[medeverdachte] : Luister, ik bel je zo, ok?
[slachtoffer] : Geef terug...
Verbinding wordt verbroken.
- Op 3 juni 2013 te 23.22.51 uur werd onder gespreksnummer 2392 door [medeverdachte] vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 2] uitgebeld naar [slachtoffer] op het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . In dit gesprek zegt [slachtoffer] met zwakke stem dat ze een hersenschudding heeft gehad en de hele tijd heeft moeten overgeven. Op de vraag van [medeverdachte] of ze aan het werk is, antwoordt [slachtoffer] bevestigend.
- Op 7 juli 2013 te 17.05.25 uur werd onder gespreksnummer 2696 door [verdachte] vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 5] ingebeld naar [medeverdachte] op het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . In dit gesprek zegt [verdachte] onder andere dat [medeverdachte] hem naar Kerkrade moet brengen. Hij is nu bij [persoon 2] . [verdachte] wil het geld ophalen bij [slachtoffer] .
In de weergave van deze tapgesprekken wordt met ‘ [slachtoffer] ’ bedoeld [slachtoffer] en met ‘ [verdachte] ’ wordt bedoeld [verdachte]
.
III. Getuigenverklaringen
Op 24 juni 2013 heeft de getuige [getuige 3] een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij op 16 juni 2013 heeft gebeld met de politie omdat [slachtoffer] in paniek contact had opgenomen en problemen had. [getuige 3] was op dat moment gastvrouw in club [naam club 2] in Linne. Eind januari 2013 kwam [slachtoffer] daar onder de naam ‘ [werknaam slachtoffer 1] ’ werken als prostituee tot ongeveer Pasen 2013. Volgens [getuige 3] zijn [slachtoffer] en [verdachte] ergens in mei 2013 op de camping in Amstenrade gaan wonen. Een paar weken geleden, begin juni, is [slachtoffer] volgens [getuige 3] bij [verdachte] weggeweest. Toen heeft er een handgemeen plaatsgevonden. [getuige 3] heeft toen gezien dat het gezicht van [slachtoffer] , aan haar linkerkant als je voor haar staat, dikker was. [slachtoffer] zei dat [verdachte] haar had geslagen en getrapt. [getuige 3] heeft toen gezien dat [slachtoffer] inderdaad blauwe plekken had op haar benen. [slachtoffer] heeft aan [getuige 3] verteld dat zij was mishandeld omdat zij niet genoegd verdiend had. [slachtoffer] heeft ook aan [getuige 3] verteld dat ze geldproblemen hadden, dat ze drie weken huur achter lagen bij de camping en dat ze verschillende mensen had gevraagd om geld. Ze hadden ook geen eten in de koelkast. Ze vertelde dat ze daarom ruzie hadden gekregen en dat [verdachte] haar toen geslagen en geschopt had. [slachtoffer] is toen bij [verdachte] weggegaan. Daarna was ze weer terug bij hem.
[getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar vervolgens op 15 juni 2013 tegen de avond belde. [slachtoffer] vertelde haar dat ze weg was bij [verdachte] en dat ze door hem was mishandeld. Verder heeft [slachtoffer] haar verteld dat ze ruzie met [verdachte] had gehad, omdat [slachtoffer] zo goed als niks had verdiend. Ook moesten ze die dag definitief weg van de camping omdat ze een betalingsachterstand hadden. Op zondag 16 juni 2013 was [getuige 3] bij [slachtoffer] op bezoek toen deze bij [persoon 3] verbleef. [slachtoffer] lag onder de dekens op de bank en zei ze dat ze pijn had aan haar zij. [persoon 3] was met [slachtoffer] naar het ziekenhuis geweest en bevestigde aan [getuige 3] dat haar ribben gebroken waren en dat zij een inwendige bloeding had.
Op 10 oktober 2013 heeft [getuige 6] een getuigenverklaring afgelegd. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij een aantal Hongaarse prostituees kent, waaronder [werknaam slachtoffer 1] . Hij heeft [werknaam slachtoffer 1] twee dagen na Oud en Nieuw van 2013 leren kennen in [naam club 3] . [werknaam slachtoffer 1] heeft [getuige 6] sms-berichten gestuurd. Een van die berichten had een inhoud van: “
ik ben geslagen door mijn nieuwe vriendje”. De getuige [getuige 6] heeft [werknaam slachtoffer 1] herkend op de foto voorzien van nummer 241512007-31A.Door de politie-eenheid Limburg is gerelateerd, zakelijk weergegeven, dat op de foto’s genummerd 241512007-31A [slachtoffer] staat weergegeven.
IV. De verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft op 21 september 2013 bij de politie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij een relatie met [slachtoffer] heeft gehad.
Overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Uitvoeringshandelingen en medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid zorgvuldig moet worden omgegaan met verklaringen van getuigen c.q. slachtoffers in strafzaken. Met name in mensenhandelzaken is behoedzaamheid op zijn plaats. De betrouwbaarheid van belastende verklaringen van vermeende slachtoffers in mensenhandelzaken kan onder druk staan vanwege wraakgevoelens, het belang dat het slachtoffer heeft bij het verkrijgen van een B8-vergunning of het vooruitzicht op andere voorzieningen als onderdak en hulp bij de opvang van eventuele kinderen. Ook kan de betrouwbaarheid van ontlastende verklaringen van vermeende slachtoffers negatief beïnvloed worden door angst, gevoelens van loyaliteit of vanwege het hanteren van andere normen en waarden dan die welke ten grondslag liggen aan de strafwetgeving over mensenhandel.
[slachtoffer] is door de politie vier keer gehoord. Zij heeft in deze verklaringen onder andere verklaard over (het verloop van) haar relatie met de verdachte. Zij heeft verder verklaard over haar eigen verleden en persoonlijke omstandigheden en over een groot aantal andere personen in haar omgeving, waaronder medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank moet constateren dat op onderdelen aan haar verklaringen – vanwege inconsistenties dan wel gelet op hetgeen overigens uit het dossier naar voren komt – getwijfeld moet worden. Haar verklaringen bevatten ook nogal wat informatie die zij van horen zeggen heeft of lijkt te hebben en die eerder haar interpretatie van bepaalde feitelijke gebeurtenissen lijkt te zijn dan hetgeen feitelijk is gebeurd. [slachtoffer] is ook op de zitting gehoord. Zij is daar niet vrijwillig verschenen maar op een uitgevaardigd bevel medebrenging. Op de zitting wist zij zich op belangrijke punten niet veel meer te herinneren en verklaart zij in andere zin over de handelingen en/of het aandeel van verdachte [medeverdachte] dan zij eerder heeft gedaan. Zij heeft op de zitting echter herhaald dat zij door verdachte is mishandeld en aangegeven dat zij destijds naar waarheid heeft verklaard over het (moeten) afgeven van geld aan verdachte of afpakken van geld door verdachte. Op deze punten worden haar verklaringen ook ondersteund door voldoende objectief steunbewijs. Haar verklaringen over de feitelijke gang van zaken gedurende haar relatie met verdachte zijn op hoofdlijnen consistent. De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het bewijsmiddelenoverzicht, ter zake van een tweetal – door verdachte uitgevoerde – uitvoeringshandelingen voldoende objectief steunbewijs is.
De rechtbank acht de volgende uitvoeringshandelingen wettig en overtuigend bewezen, te weten dat de verdachte:
- [slachtoffer] een aanzienlijk deel van haar verdiensten heeft laten afgeven aan verdachte en
- [slachtoffer] heeft mishandeld.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend (steun)bewijs is dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of meer anderen ter zake ten laste gelegde uitvoeringshandelingen.
Ter zake van de overige in de tenlastelegging genoemde uitvoeringshandelingen is de rechtbank van oordeel dat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank zal de verdachte daarom van de overige uitvoeringshandelingen partieel vrijspreken alsmede van de tenlastegelegde deelneming. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de bewezen verklaarde feiten en omstandigheden uitbuiting in een van de tenlastegelegde varianten van artikel 273f lid 1 Sr opleveren.
I. Ten aanzien de het ten laste gelegde ‘sub 1-variant’
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr wordt gekeken naar drie elementen, te weten 1) een aantal handelingen, 2) een aantal dwangmiddelen en 3) het oogmerk van uitbuiting. Om tot een bewezenverklaring te komen moet er sprake zijn van een of meer handelingen onder uitoefening van een dwangmiddel met het oogmerk van uitbuiting van de ander. Tussen handelingen en dwangmiddelen dient een causaal verband te bestaan in die zin dat de handelingen worden mogelijk gemaakt door het aanwenden van de dwangmiddelen.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Ad 1. Handelingen: werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen
De rechtbank is van oordeel, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en bewezen uitvoeringshandelingen door de verdachte, dat niet kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen in de zin van artikel 273f lid sub 1 Sr. Het is juist [slachtoffer] die verdachte naar Nederland heeft laten komen nadat zij op grond van Internetcontacten amoureuze gevoelens voor hem had gekregen. Reeds om deze reden zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van de aan hem tenlastegelegde ‘sub 1’-variant.
II. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 3-variant’
Artikel 273f lid 1 sub 3 Sr stelt strafbaar het aanwerven of meenemen van iemand, met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. De in de deze ‘sub 3-variant’ omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (Hoge Raad 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309). Ook ten aanzien van deze ‘sub 3-variant’ is de rechtbank van oordeel, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en bewezen uitvoeringshandelingen door de verdachte, dat niet kan worden bewezen dat de verdachte [slachtoffer] heeft aangeworven of meegenomen. Zoals hiervoor overwogen is het juist [slachtoffer] die verdachte naar Nederland heeft laten komen en de overkomst voor hem heeft betaald. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van de aan hem tenlastegelegde ‘sub 3’-variant.
III. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 4-variant’
Waar de gedragingen van artikel 273f lid 1 sub 1 Sr zien op de activiteit die op de uiteindelijke uitbuiting is gericht, heeft sub 4 primair het oog op de uitbuiting zelf (TK 2003-2004, 29 291, nr. 3, pagina 18). Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr ziet allereerst op het met een dwangmiddel iemand dwingen dan wel bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten. De arbeid of dienstverlening hoeft niet al plaats te hebben gevonden. Het gaat er om dat iemand in de feitelijke situatie komt te verkeren waarin deze zich beschikbaar stelt tot het verrichten van die arbeid of arbeid. Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr ziet voorts op het onder de in lid 1 sub 1 genoemde omstandigheden enige handeling ondernemen waarvan de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten. Uitbuiting moet worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van artikel 273f lid 1 sub 4 Sr. Dit betekent dat voor bewezenverklaring van een op artikel 273f lid 1 sub 4 Sr toegesneden tenlastelegging is vereist dat op grond van de omstandigheden van het geval uitbuiting komt vast te staan (Hoge Raad 5 april 2016, ECLLI:NL:HR:2016:554, r.o. 2.4.2 tot en met 2.4.4). Bij gedwongen tewerkstelling in de seksindustrie is, gelet op de aard van het werk, sprake van uitbuiting omdat de lichamelijke integriteit per definitie in geding is.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat er door de verdachte weliswaar geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] , maar dat uit het procesdossier onvoldoende steunbewijs volgt voor het bestaan van een causaal verband tussen dit geweld en het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten door [slachtoffer] . [slachtoffer] was al in de seksindustrie werkzaam voordat zij een relatie met verdachte kreeg en is in die industrie werkzaam gebleven toen zij de relatie met hem verbrak. Om deze reden zal de rechtbank de verdachte ook vrijspreken van de aan hem tenlastegelegde ‘sub 4’-variant.
IV. Ten aanzien van de ten laste gelegde ‘sub 6-variant’
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van het strafrechtelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander geldt dat de verdachte die profijt trekt weet, of behoort te weten, dat uitbuiting plaatsvindt. Uit het opzetvereiste volgt dat de dader zich in ieder geval bewust moet zijn van de relevante omstandigheden waaruit uitbuiting voortvloeit. Er is geen bewijs dat verdachte [slachtoffer] heeft uitgebuit, waarbij hier uitbuiting in het kader van mensenhandel en de seksindustrie wordt bedoeld wat – kort samengevat – inhoudt het dwingen van een ander in de prostitutie of het gedwongen daarin houden. Blijkens het hierboven bij de ten laste gelegde ‘sub 4-variant’ overwogene is daarvan bij [slachtoffer] geen sprake omdat [slachtoffer] reeds in de seksindustrie werkzaam was voordat zij verdachte kende en dat ook is gebleven toen hij weg was, waarbij uit het dossier niet volgt dat zij daarin door verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] onder dwang is terechtgekomen of is gehouden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van de tenlastegelegde ‘sub 6-variant’ van artikel 273f lid 1 Sr.
V. Ten aanzien van het ten laste gelegde ‘sub 9-variant’
Strafbaar ingevolge artikel 273f lid 1 sub 9 Sr, voor zover hier relevant, is degene die een ander met toepassing van een van de dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van prostitutiewerkzaamheden.
Ter zake van het tenlastegelegde bestanddeel ‘dwingen’ in deze ‘sub 9-variant’ overweegt de rechtbank dat uit het bewijsmiddelenoverzicht volgt dat de verdachte [slachtoffer] gedurende enkele maanden meermalen heeft mishandeld en dat de verdachte haar door toepassing van dit geweld heeft gedwongen tot de afgifte van een aanzienlijk deel van de opbrengsten van haar prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte door middel van geweld [slachtoffer] heeft gedwongen om hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde ‘sub 9-variant’ van artikel 273f lid 1 Sr jegens [slachtoffer] heeft gepleegd.
Verweren raadsman
Ter zake van de verweren van de raadsman overweegt de rechtbank dat deze door de bewijsmiddelen zijn weerlegd.
Conclusie ter zake van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, in dier voege dat de verdachte [slachtoffer] met geweld heeft gedwongen hem te bevoordelen uit de opbrengsten van haar seksuele handelingen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode heeft mishandeld. Dienaangaande is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op de verklaringen van [slachtoffer] omtrent de mishandeling op 30 mei 2013, het op 31 mei 2013 door verbalisanten waargenomen letsel van [slachtoffer] , het tapgesprek van 3 juni 2013 tussen [slachtoffer] en ‘ [medeverdachte] ’ en de getuigenverklaring van [getuige 3] , voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [slachtoffer] omstreeks de periode 31 mei 2013 tot en met 2 juni 2013 in Amstenrade heeft mishandeld. Tussen de feiten 1 en 2 is er sprake van eendaadse samenloop.