ECLI:NL:RBLIM:2017:2609

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
04 5542310/CV 16-11216
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van een zorgovereenkomst en ontvangsttheorie in civiel recht

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 maart 2017, is een geschil ontstaan tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V. en een gedaagde partij over een zorgovereenkomst. Eiseres vordert betaling van een bedrag van € 3.127,42, bestaande uit een restant hoofdsom, vervallen rente en incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat de verjaring van de vordering is gestuit. De kern van het geschil draait om de vraag op welk moment de verjaring is gestuit, waarbij de gedaagde stelt dat dit gebeurde bij een brief van 25 september 2015, terwijl eiseres aanvoert dat de verjaring al was gestuit bij een brief van 7 maart 2014.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de brief van 7 maart 2014 naar het juiste adres van de gedaagde is verstuurd en dat er geen feiten zijn aangevoerd die erop wijzen dat de gedaagde deze brief niet heeft ontvangen. Hierdoor concludeert de kantonrechter dat de verjaring inderdaad is gestuit op de datum van deze brief. De vordering van eiseres wordt dan ook toegewezen, inclusief de gevorderde rente en incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 918,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5542310 \ CV EXPL 16-11216
Vonnis van de kantonrechter van 22 maart 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij,
gemachtigde M.G. de Jong Gerechtsdeurwaarders- & Incassokantoor,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.H.M. Verstraten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Partijen hebben een zorgovereenkomst gesloten. Gedaagde is aangemeld bij het Zorginstituut Nederland (ZiN).

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert (na eisvermindering) – samengevat – veroordeling van gedaagde tot betaling van € 3.127,42 (opgebouwd uit een (restant)hoofdsom van € 2.516,16 + vervallen rente tot 19 oktober 2016 van € 51,18 + incassokosten van
€ 560,08), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter beantwoording ligt de vraag voor op welk moment de verjaring is gestuit.
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat dit bij brief van 25 september 2015 is gebeurd. Daarnaast heeft gedaagde in dit kader aangevoerd dat hij geen andere aanmaningen heeft ontvangen die vóór deze datum zijn gelegen. Hiertegen heeft eiseres aangevoerd dat reeds bij brief d.d. 7 maart 2014 de verjaring is gestuit. Op die datum heeft eiseres aan gedaagde een specificatie gestuurd van het op dat moment openstaande bedrag. Eiseres heeft ook vóór 7 maart 2014 aanmaningen verstuurd, echter kan zij deze niet overleggen.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Gedaagde betwist de ontvangst van de brief van 7 maart 2014. In dat geval geldt dat een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg meebrengt dat de afzender (lees: eiseres) in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door haar is verzonden naar een adres waarvan zij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde daar door haar kon worden bereikt, en dat de verklaring daar is aangekomen. Een schriftelijke mededeling die de geadresseerde heeft ontvangen op een door deze bij recente contacten met de afzender gebruikt postbusadres, heeft haar in beginsel bereikt als bedoeld in art. 3:37 lid 3; HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4104,
NJ2013/391 (
Centavos/Stichting Nieuwenhuis).
De kantonrechter stelt vast dat de brief d.d. 7 maart 2014 naar het adres is verstuurd waar gedaagde thans nog steeds woonachtig is ( [woonplaats gedaagde partij] , [adres gedaagde partij] ).
Gelet op voormelde uitgangspunten geldt dan in beginsel dat gedaagde deze brief heeft ontvangen. Nu gedaagde geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot een andersluidend oordeel leiden, staat in rechte vast dat gedaagde deze brief heeft ontvangen. Dit betekent dat de verjaring is gestuit bij brief d.d. 7 maart 2014.
De gevorderde hoofdsom na vermindering van eis ligt dan ook voor toewijzing gereed.
Dit geldt eveneens voor de gevorderde rente.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat eiseres voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde incassokosten liggen dan ook voor toewijzing gereed.
4.4.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,74
  • griffierecht 471,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 918,74
4.5.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.127,42, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.516,16 vanaf 19 oktober 2016 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op € 918,74,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: no
coll: sm