ECLI:NL:RBLIM:2017:2083

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 februari 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
5652533 AZ VERZ 17-6
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op h-grond wegens onvindbaarheid van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Teleperformance Nederland en een werknemer, aangeduid als [verweerster]. De werknemer was sinds 18 oktober 2016 onvindbaar en had zonder bericht van verhindering niet meer op het werk verschenen. Teleperformance had herhaaldelijk geprobeerd contact op te nemen met de werknemer, maar zonder succes. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet op de oproep tot de zitting is verschenen en dat er geen bijzondere opzegverboden van toepassing zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en 3, onderdeel h, BW. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 april 2017, zonder toekenning van een transitievergoeding, en de werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten van Teleperformance, die zijn begroot op € 517,00.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5652533 AZ VERZ 17-6
Beschikking van de kantonrechter van 23 februari 2017
MD
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
perfectcall b.V.,h.o.d.n.
Teleperformance Nederland,
gevestigd en kantoor houdend te Zoetermeer,
verzoekende partij,
vertegenwoordigd door dhr. L. Hendrix (HR-Advisor) en mevr. A. Koch (Legal Counsel),
tegen:
[verweerster],
wonend aan de [adres 1] ,
[woonplaats] ,
verwerende partij,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna Teleperformance en [verweerster] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een op 17 januari 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift met producties en begeleidende brief;
- een op 31 januari 2017 ter griffie ontvangen gewaarmerkt afschrift uit de basisregistratie personen;
- de mondelinge behandeling d.d. 14 februari 2017;
- het op 15 februari 2017 ter griffie ontvangen bewijs van aangetekende verzending.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Teleperformance houdt zich bezig met het aanbieden van contact center diensten.
2.2.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is op 9 juli 2015 krachtens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (namelijk: tot 8 juni 2017) bij Teleperformance in dienst getreden als medewerker contact center tegen een maandloon van laatstelijk € 989,22 bruto, exclusief 8%
vakantiebijslag.
2.3.
De tweede alinea van art. 1 van de arbeidsovereenkomst tussen partijen luidt:
“De arbeidsovereenkomst kan tussentijds door ieder der partijen worden opgezegd tegen elke dag van een kalendermaand, met inachtneming van de voor opzegging geldende bepaling en een opzegtermijn conform het burgerlijk wetboek”.
2.4.
Vanaf 18 oktober 2016 is [verweerster] onvindbaar en zonder bericht van verhindering niet meer op het werk verschenen. Op 20 oktober 2016 heeft Teleperformance schriftelijk aan [verweerster] verzocht om binnen drie werkdagen contact op te nemen met zijn
leidinggevende.
2.5.
Op 25 oktober 2016 is dit verzoek nogmaals schriftelijk aan [verweerster] gedaan, waarbij is aangegeven dat het loon wordt opgeschort indien [verweerster] niet reageert.
2.6.
Bij aangetekende brief van 31 oktober 2016 heeft Teleperformance de loonopschorting omgezet in een loonstop en [verweerster] uitgenodigd voor een gesprek met Supervisor dhr. [naam supervisor] op 3 november 2016. Op dat gesprek is [verweerster] zonder bericht van verhindering niet verschenen.
2.7.
Op 4 november 2016 is [verweerster] wederom schriftelijk uitgenodigd voor een afspraak met voornoemde supervisor, ditmaal op 9 november 2016. In die brief is tevens aangekondigd dat, wanneer een reactie van [verweerster] uitblijft, over zal worden gegaan tot indiening van een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter. Ook op deze laatste uitnodiging
is [verweerster] , zonder bericht van verhindering, niet ingegaan.

3.Het verzoek

3.1.
Teleperformance verzoekt om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijk termijn te ontbinden, zonder toekenning van een transitievergoeding, kosten rechtens. Teleperformance verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] op grond van art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel h, BW (andere dan de in art. 7:669 lid 3 onder a tot en met g genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren).

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat de griffier bij brief van 17 januari 2017 aan het adres [adres 2] te [woonplaats] een afschrift van het verzoekschrift heeft verstuurd en daarbij tevens om de verhinderdata van [verweerster] heeft gevraagd. Daarop is geen reactie binnengekomen. Bij brief van 30 januari 2017, eveneens aan het adres [adres 2] te [woonplaats] , is [verweerster] opgeroepen om te verschijnen ter zitting van dinsdag
14 februari 2017 om 13.00 uur. Teleperformance heeft een gewaarmerkt afschrift uit de basisregistratie personen overgelegd. Daaruit blijkt dat van [verweerster] staat ingeschreven op het adres [adres 1] (en dus niet: [adres 2] ) te [woonplaats] . Nadat Teleperformance dit heeft geconstateerd, heeft zij op 30 januari 2017 alle documenten, waaronder de oproepingsbrief en een afschrift van het verzoekschrift, aangetekend verstuurd naar het woonadres waarop [verweerster] staat ingeschreven ( [adres 1] te [woonplaats] ). Dit bewijs van aangetekende verzending is door Teleperformance na afloop van de zitting overgelegd, zodat [verweerster] tijdig in kennis is gesteld van het tegen haar gerichte verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de datum waarop de behandeling van dat verzoek zou plaatsvinden. Op grond daarvan kan tegen de niet verschenen [verweerster] verstek verleend worden.
4.2.
Er gelden geen bijzondere opzegverboden als bedoeld in art. 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat ook een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (ongeacht of daarin wel of geen tussentijdse opzegmogelijkheid is opgenomen) door de kantonrechter op grond van art. 7:671b, onderdeel a, BW in verbinding met art. 7:669 lid 3, onderdelen c tot en met h, BW kan worden ontbonden.
4.4.
[verweerster] heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de “h-grond”, zodat strikt genomen alleen al daarom de ontbinding op die grond kan worden uitgesproken. Daar komt bij dat het vanaf 27 november 2016 door de werknemer op geen enkele wijze reageren op verzoeken van de werkgever om met zijn werkgever in contact te treden en het vanaf die datum zonder enig bericht van verhindering niet meer verschijnen op de werkplek, de arbeidsovereenkomst een lege huls is geworden. Daarmee sluit dit geval aan bij de in de Memorie van Toelichting genoemde voorbeelden die onder de h-grond vallen.
4.5.
Het vorenstaande brengt mee dat er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel h, BW. Het al dan niet kunnen herplaatsen van de werknemer speelt, gelet
op de grond van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, geen rol.
4.6.
Volgens artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW geldt dat voor de ontbindingsdatum rekening dient te worden gehouden met de geldende opzegtermijn, door het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, waarbij de duur van de ontbindingsprocedure in mindering wordt gebracht, met een minimum van één maand. Dit leidt ertoe dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2017 wordt ontbonden.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in art. 7:671b lid 8, onderdeel b, BW en de arbeidsovereenkomst tegen een eerdere datum te ontbinden.
4.7.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat Teleperformance inderdaad geen transitievergoeding als bedoeld in art. 7:673 BW aan [verweerster] verschuldigd is, nu de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet ten minste 24 maanden heeft geduurd.
4.8.
Aangezien er aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen vergoeding wordt verbonden, behoeft Teleperformance niet in de gelegenheid te worden gesteld om haar verzoek in te trekken en kan aanstonds eindbeschikking worden gegeven.
4.9.
[verweerster] dient als de geheel in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten worden aan de zijde van Teleperformance tot op heden begroot op € 517,00 (zijnde € 117,00 griffierecht en € 400,00 salaris gemachtigde).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 april 2017;
5.2.
veroordeelt [verweerster] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Teleperformance gerezen en tot op heden begroot op € 517,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Y.H.G. Erkens en is in het openbaar uitgesproken.