Overwegingen
1. Eiser was werkzaam als inspecteur bij de directie Arbeidsmarktfraude, onderdeel van de Inspectie SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voorts is eiser lid geweest van de motorclub de Goodfellas, Chapter Heerlen (hierna: Goodfellas ) van mei 2014 tot en met februari 2015.
2. Op 24 februari 2015 heeft eiser een gesprek gehad met [naam teamleider] , zijn teamleider, teneinde hem op de hoogte te brengen van het feit dat zijn directe collega’s eiser hadden aangesproken over zijn lidmaatschap bij Goodfellas . De collega’s hadden eiser meegedeeld dat zij het vertrouwen in hem zouden verliezen als eiser zijn lidmaatschap niet zou opzeggen. Volgens deze collega’s had Goodfellas geen goede pers en was deze motorclub niet goed voor eiser. De teamleider bevestigde aan eiser dat zijn collega’s hem hierover hadden ingelicht. Tevens heeft de teamleider aan eiser gezegd dat [naam 2] , het waarnemend hoofd van het Regionaal Informatie en Expertisecentrum Limburg (RIEC), hem had gevraagd of eisers lidmaatschap bij Goodfellas wel verstandig was. Aan eiser is meegedeeld dat er geen enkel onderzoek naar hem wordt verricht en dat er op dat moment geen enkele rechtspositionele gevolgen kunnen worden getrokken. De teamleider heeft verder zijn zorgen geuit over de onrust die is ontstaan in de samenwerking tussen eiser en zijn collega’s. De teamleider en eiser hebben vervolgens afgesproken dat eiser gaat nadenken over het inschakelen van een vertrouwenspersoon en over het volgend gesprek met zijn collega’s.
3. Naar aanleiding van signalen afkomstig van het RIEC, het Team Criminele Inlichtingeneenheid (TCI) van de directie Opsporing (Inspectie SZW) en de collega’s van eisers team, heeft op 28 april 2015 een gesprek plaatsgevonden met eiser, waarbij is aangegeven dat de hiervoor genoemde bronnen (afzonderlijk van elkaar) signalen hebben afgegeven aan de directeur Arbeidsmarktfraude ( mr. drs. [directeur] ) dat eiser contacten heeft met zogenaamde Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s) ook wel 1% Motorclubs genoemd. Eiser is geconfronteerd met een proces-verbaal van 9 april 2015 van TCI Inspectie SZW, die via een informant met betrekking tot de periode van februari tot en met maart 2015 de volgende informatie over eiser heeft ontvangen: “SZW medewerker [naam 3] bekleedt een bestuursfunctie binnen een motorclub genaamd [naam subvereniging] . Hij is Roadcaptain van de HOG-Chapter en is ook lid van de MC Goodfellas Heerlen . [naam 3] onderhoudt meerdere banden met 1% Motorclubs. [naam 3] laat zich in het openbaar uit over zijn werk als AMF ambtenaar en heeft verteld over acties die gingen plaatsvinden.”. Deze informatie is volgens de TCI niet afkomstig van eisers collega’s. Eiser heeft tijdens het gesprek te kennen gegeven dat hij deze melding van de TCI niet kan plaatsen en dat hij geen contacten heeft met leden van een OMG c.q. personen met een criminele achtergrond. De directeur Arbeidsmarktfraude heeft vervolgens aan eiser meegedeeld dat – gelet op de binnengekomen signalen – er voldoende aanleiding is om een onderzoek op te starten door een externe partij om de omvang, aard en ernst van de vermoede integriteitsschending vast te laten stellen. De directeur Arbeidsmarktfraude heeft daarop eiser met onmiddellijke ingang geschorst. Ook is eiser de toegang ontzegd tot de dienstgebouwen.
4. De resultaten van het feitenonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 7 september 2015, opgesteld door twee externe deskundigen, te weten de heren [deskundige 1] en [deskundige 2] , beiden werkzaam voor de Dienst Justitiële Inrichtingen. Voor het onderzoek hebben de twee deskundigen onder meer de leidinggevende van eiser gehoord, vijf anonieme getuigen (collega’s van eiser) en is eiser zelf twee keer gehoord. Voorts hebben de twee deskundigen de door verweerder overhandigde stukken (TCI proces-verbaal, Manager-Medewerker verslagen), de diensttelefoon, de rittenregistratie, het I-net, de politie- en/of strafrechtelijke gegevens en de sociale media onderzocht. Door de externe deskundigen worden in het onderzoeksrapport onder meer de volgende conclusies getrokken:
- Eiser is lid van de Harley Davidson Owner Group (HOG) Chapter, waarvan hij automatisch lid is geworden bij aanschaf van zijn Harley Davidson. Vanwege de grote invloed van de motordealer bij de HOG Chapter heeft een aantal leden het [naam subvereniging] opgericht. Eiser is penningmeester van het [naam subvereniging] . Eiser is geen roadcaptain van de HOG Chapter. Zijn lidmaatschap van Goodfellas Chapter Heerlen heeft eiser per 1 maart 2015 beëindigd. Het is echter niet uitgesloten dat eiser nog steeds contact heeft met de leden van Goodfellas . Op 17 april 2015 is zijn auto gezien bij café [café 1] te Voerendaal op een moment dat leden van Goodfellas daar aanwezig waren voor een vergadering.
- Niet gebleken is dat eiser kennis draagt van een eventuele criminele achtergrond van leden van Goodfellas Chapter Heerlen . Wel is het aannemelijk dat eiser kennis heeft van de criminele achtergrond van leden van het Chapter Valkenburg en/of Rotterdam van de Goodfellas .
- Op de open dag van Goodfellas Rotterdam in 2014 staat eiser afgebeeld op foto’s met leden van de Goodfellas . Ook waren die dag leden van OMG’s, zoals Sathudarah, aanwezig. Het is bij de Infocel OMG Limburg bekend dat er leden van OMG Satudarah op de clubavonden van de Goodfellas Chapter Heerlen in café [café 1] in Voerendaal zijn geweest. Het is daarom aannemelijk dat eiser contacten heeft gehad met leden van OMG’s. De aard van deze contacten is incidenteel geweest. Niet gebleken is dat eiser zich structureel ophoudt met leden van erkende OMG’s.
- Niet naar voren is gekomen dat eiser gesproken heeft met andere leden van Goodfellas / OMG’s over de aard van zijn werk en zijn werkzaamheden c.q. informatie heeft gewisseld over operationele zaken. Niet valt uit te sluiten dat eiser informatie die hem in zijn werk bekend is geworden, bijvoorbeeld vanuit zijn contacten met gemeente en/of politie, bewust of ongewild heeft gedeeld met contacten binnen de motorclubs waarin hij actief is (geweest).
- Uit de getuigenverklaringen valt op te maken dat eiser naar zijn collega’s toe veel heeft verteld over zijn lidmaatschap bij Goodfellas , zijn contacten met de leden van Goodfellas en de activiteiten die hij heeft ondernomen met de contacten uit de motorclub (zoals het bijwonen van de open dag van Goodfellas Rotterdam in 2014, nieuwjaarsreceptie en een reis naar Kroatië). De collega’s kregen de indruk dat eiser verkeerde in kringen die het niet zou nauw namen met wet- en regelgeving. De informatie van de RIEC en TCI sluit daarop aan. Eiser daarentegen verklaart dat zijn rol en betrokkenheid veel geringer is dan uit de informatie van de getuigen blijkt. Voorts blijkt uit de getuigenverklaringen van eisers collega’s dat eiser bij zijn werkzaamheden bij de Inspectie SZW motorclubs ontziet en dat eiser in een aantal gevallen heeft gezegd bepaalde inspecties niet uit te willen voeren (‘geen motorclub pesten’). Eiser heeft overigens ontkend dergelijke uitlatingen te hebben gedaan. De collega’s van eisers ervaren hierdoor dat zij niet in volledige vrijheid over de inhoud van hun werk kunnen spreken in aanwezigheid van eiser en zij voelen zich niet veilig op het moment dat de Inspectie SZW controles moet uitvoeren bij personen die gelieerd zijn aan motorclubs.
5. Bij brief van 24 september 2015 heeft verweerder aan eiser laten weten dat hij voornemens is om eiser per 1 november 2015 ontslag te verlenen. Eiser heeft op dit voornemen zijn zienswijzen gegeven. Bij het primaire besluit is met ingang van 15 januari 2016 aan eiser ontslag verleend wegens primair ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt anders dan op grond van ziels- en lichaamsgebreken (artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het ARAR), subsidiair op andere gronden (artikel 99, eerste lid, van het ARAR). Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser – in afwijking van het advies van de Adviescommissie Bezwaren Personeel SZW van 19 mei 2016 voor wat betreft de primaire ontslaggrond – ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering.
6. Verweerder stelt zich op het volgende standpunt. Aan het opstarten van het onderzoek naar de integriteit van eiser heeft een deugdelijke aanleiding ten grondslag gelegen, te weten de signalen die de directeur Arbeidsmarktfraude heeft ontvangen dat eiser contacten zou hebben met OMG’s. Verweerder heeft verwezen naar de circulaire ongewenste privécontacten rijksambtenaren van 23 juli 2013 (Staatscourant 2013, nr. 21530; hierna: de circulaire), die volgens verweerder als bekend mag worden verondersteld, omdat deze circulaire in de Staatscourant is gepubliceerd en hieraan aandacht is besteed op intranet.
Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat eiser lid is geweest van Goodfellas Chapter Heerlen. Volgens verweerder zijn er contacten tussen Goodfellas Heerlen en OMG’s en daarmee zijn er mogelijk ook contacten geweest tussen eiser en OMG’s. Verder staat naar de mening van verweerder vast dat eiser een foto van de Hells Angels heeft ge”liked” op zijn facebook account en is hij bevriend op facebook met [naam 4], een lid van Goodfellas Chapter Valkenburg aan de Geul en eigenaar van een tabakswinkel in Heerlen, waar tijdens een controle een flesje GHB en een hoeveelheid wiet is aangetroffen. Eiser had volgens verweerder kunnen en moeten weten dat het niet gewenst is om lid te zijn van Goodfellas , zeker nu deze motorclub contacten onderhoudt met OMG’s. Eiser had hier afstand van moeten nemen, nu hij ambtenaar en inspecteur is. Verweerder vraagt zich af of eiser informatie over zijn werk met derden zou hebben gedeeld. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat eiser over een nieuwjaarsreceptie bij Satudarah/concert van een bandje in het gemeenschapshuis in Geleen en de wijze van controleren van café en eetgelegenheden door de Inspectie SZW (naar aanleiding van een controle, die heeft plaatsgevonden bij café [cafe 2]) tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd c.q. heeft gelogen, waardoor het vertrouwen in hem zeer ernstig is beschadigd. Naar de mening van verweerder heeft eiser hiermee geen blijk gegeven te beschikken over de juiste eigenschappen, mentaliteit en instelling, die noodzakelijk zijn voor een goede functievervulling en wordt het imago en het aanzien van de Inspectie SZW en de overheid aangetast. Daarnaast is verweerder van mening dat uit eisers verklaringen blijkt dat hij niet inziet dat zijn lidmaatschap bij Goodfellas Chapter Heerlen alsmede de contacten die Goodfellas heeft met OMG’s, zoals Satudarah, onverenigbaar c.q ongewenst is met zijn functie. Eiser heeft namelijk zelf verklaard dat hij zijn lidmaatschap bij Goodfellas heeft opgezegd onder druk van zijn collega’s en hij dus niet zelf tot het besef is gekomen dat dit lidmaatschap niet verenigbaar was met zijn functie, aldus verweerder. Na het beëindigen van zijn lidmaatschap heeft eiser volgens verweerder café [café 1] bezocht waar leden van Satudarah hadden kunnen komen en heeft eiser nog contact gehad met leden van Goodfellas . Naar de mening van verweerder heeft eiser wederom onvoldoende afstand genomen ten aanzien van Goodfellas en de daarmee samenhangende contacten met OMG’s. Door deze banden met Goodfellas en OMG’s komt, aldus verweerder, ook de samenwerking met andere instanties (zoals politie, gemeenten, inspectiediensten of andere opsporingsinstanties) in het gedrang. Volgens verweerder heeft eiser geen blijk gegeven dat hij beschikt over het vereiste inzicht in de veiligheidsrisico’s. Het feit dat eiser gelogen c.q onjuiste verklaringen heeft afgelegd over het inspecteren van café’s en daarin blijft volharden, maakt volgens verweerder dat het in eiser noodzakelijk te stellen vertrouwen in zeer ernstige mate is geschonden. Het opnieuw aanbieden van een verbeterkans heeft verweerder niet zinvol geacht, omdat het vertrouwen in hem onherstelbaar is geschaad en de juiste grondhouding bij eiser ontbreekt. Tevens heeft verweerder bij zijn besluitvorming meegenomen dat eisers collega’s zich niet veilig voelen en zich niet vrij voelen om informatie met eiser te delen in het geval er panden/ondernemingen worden gecontroleerd die banden hebben met Goodfellas of OMG’s. Dit zal volgens verweerder de samenwerking tussen eiser en zijn collega’s niet ten goede komen en dientengevolge is een goede functievervulling niet langer verzekerd.
In het bestreden besluit heeft verweerder nogmaals benadrukt dat eiser vaak zijn eerder afgelegde verklaringen afzwakt dan wel er een andere wending aangeeft als hij hiermee wordt geconfronteerd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een gebrek aan betrouwbaarheid van de door eiser afgelegde verklaringen hem ongeschikt maakt voor zijn functie. Verweerder heeft voorts gewezen naar het feit dat eiser zich tijdens een telefoongesprek dreigend heeft uitgelaten ten opzichte van zijn collega’s (‘dat ze goed achterom moeten kijken’). Ook heeft verweerder een vermoeden van misstand, zoals bedoeld in het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie, ten aanzien van een uitgevoerde controle op 27 juni 2014 bij het Chinese restaurant “[naam restaurant]” aan het ontslag ten grondslag gelegd. Volgens verweerder heeft eiser in deze zaak ten onrechte geen boeterapport opgesteld.
7. Eiser is het niet eens met het ontslagbesluit en heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Op grond van artikel 98, eerste lid, aanhef en onder g, van het ARAR kan de ambtenaar worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 maart 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4250) moet de ongeschiktheid – zich uitend in het ontbreken van eigenschappen, mentaliteit en/of instelling die voor het op goede wijze vervullen van de functie vereist zijn – worden aangetoond aan de hand van concrete gedragingen van de ambtenaar. Verder geldt dat een ontslag wegens ongeschiktheid voor het vervullen van de functie anders dan wegens ziels- of lichaamsgebreken, in het algemeen niet toelaatbaar is als de ambtenaar niet op zijn functioneren of gedrag is aangesproken en in de gelegenheid is gesteld dit te verbeteren. Dit is anders in bijzonder sprekende gevallen, waarin de ambtenaar zodanig blijk heeft gegeven niet over de vereiste eigenschappen, mentaliteit en/of instelling te beschikken dat het geven van een verbeterkans niet zinvol is. 11. Gelet op het hiervoor genoemde toetsingskader, ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag of verweerders standpunt dat eiser niet geschikt zou zijn voor zijn functie voldoende is aangetoond aan de hand van concrete gedragingen.
12. Uit de voorhanden zijnde gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat verweerder het ongeschiktheidsontslag van eiser heeft gebaseerd op twee pijlers. Enerzijds wordt eiser een gebrek aan inzicht met betrekking tot de veiligheidsrisico’s voor zijn ambt verweten. Verweerder baseert dit niet inzien van veiligheidsrisico’s op het feit dat eiser als lid van Goodfellas bij bijeenkomsten is geweest, waarbij OMG’s aanwezig waren (zoals op de open dag van Goodfellas Chapter Rotterdam en het voorval in het gemeenschapshuis in Geleen) en het feit dat eiser ook na de beëindiging van zijn lidmaatschap nog steeds in contact kan komen met OMG’s, aangezien hij café [café 1] blijft bezoeken, terwijl bekend is dat in dit café ook leden van Satudarah komen. Eiser is daardoor volgens verweerder in zijn hoedanigheid als inspecteur chantabel vanwege mogelijke contacten met criminelen. Dat eiser zelf contacten heeft gehad met OMG’s is door verweerder niet ten grondslag gelegd aan het ongeschiktheidsontslag.
Anderzijds wordt eiser door verweerder verweten dat hij inconsistente verklaringen heeft afgelegd c.q. onwaarheden heeft verteld ten aanzien van de bijeenkomst in het gemeenschapshuis in Geleen en met betrekking tot zijn standpunt aangaande het inspecteren van horecagelegenheden door Inspectie SZW (dit naar aanleiding van het niet door hem controleren van café [cafe 2] in Heerlen). Eiser zou volgens verweerder dan ook niet de juiste grondhouding voor het ambt hebben.
De rechtbank stelt vast dat naarmate de procedure vorderde de tweede pijler voor het ongeschiktheidsontslag voor verweerder zwaarder is gaan wegen. Ter zitting is dit van de zijde van verweerder bevestigd.
13. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 september 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3448) in een soortgelijke zaak. In deze uitspraak heeft de CRvB geoordeeld dat hoezeer de zorgen van de werkgever voor wat betreft het lidmaatschap van de ambtenaar bij een OMG (in dit specifieke geval Satudarah) ook terecht zijn, dit niet betekent dat geen zorgvuldige afweging meer hoeft plaats te vinden voordat tot ontslag kan worden overgegaan. Die zorgvuldige afweging is ook de grondgedachte van de circulaire waar de werkgever in deze uitspraak het ontslagbesluit deels op had gebaseerd. Binnen die afweging spelen de zorgen van de werkgever een rol, maar mogen het recht op respect voor het privéleven van de ambtenaar en diens recht op vreedzame vereniging en vergadering ook niet uit het oog worden verloren. Een individuele afweging op basis van de specifieke omstandigheden van het individuele geval dient volgens de CRvB dan ook voorop te staan, waarbij er ten minste een verband dient te zijn met de functie van de ambtenaar. 14. Verweerder heeft in het kader van eisers integriteitsonderzoek eveneens de circulaire als uitgangspunt genomen. In deze circulaire is aangegeven dat de overheid het ongewenst acht dat ambtenaren willens en wetens in omgevingen van personen verkeren waarvan zij kunnen weten dat die min of meer structureel misdrijven plegen en waarbij deze personen zich daar ook op laten voorstaan dan wel daar openlijk voor uitkomen.
In de circulaire staat voorop dat een zorgvuldige afweging moet plaatsvinden op basis van de specifieke omstandigheden van het geval. Binnen die afweging mag het recht op respect voor het privéleven van de ambtenaar en zijn recht op vreedzame vereniging en vergadering niet uit het oog worden verloren. Goed werkgeverschap brengt volgens de circulaire tevens met zich mee dat de overheid bij zijn handelen als werkgever de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht neemt, maar ook dat de overheid bij zijn handelen als werkgever zorgt voor een volwaardig integriteitsbeleid. Een open cultuur, waarbij leidinggevenden en medewerkers met elkaar in gesprek gaan over integriteitsvraagstukken, is hierbij van belang, aldus de circulaire.
15. De rechtbank stelt vast dat er na het onderzoeksrapport van 7 september 2015 geen gesprek heeft plaatsgevonden met eiser. In plaats daarvan heeft verweerder bij brief van 24 september 2015 eiser laten weten voornemens te zijn hem te ontslaan. Verweerder is dus meteen het ontslagtraject gestart. De in de circulaire verwoorde gedachte dat werkgever en werknemer in een open dialoog met elkaar het gesprek aangaan (en blijven) over integriteitsvraagstukken, is daarmee ten onrechte door verweerder gepasseerd.
Verweerder heeft daarnaast eiser tegengeworpen dat hij over een tweetal zaken tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd (gelogen). De rechtbank is van oordeel dat deze feiten als zodanig niet een ongeschiktheidsontslag rechtvaardigen. Met betrekking tot verweerders standpunt dat eisers verklaringen over de wijze van inspecteren van horecagelegenheden niet kloppen, is de rechtbank van oordeel dat in dat geval het op de weg van verweerder had gelegen om dit verschil van inzicht over de juiste werkwijze met eiser te bespreken en dat verweerder vervolgens eiser een verbeterkans had moeten geven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder het niet opleggen door eiser van een boete ten aanzien van het restaurant “[naam restaurant]” niet aan zijn besluit mede ten grondslag had mogen leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit geval eerder sprake geweest van een inschattingsfout aan eisers zijde dan wel van miscommunicatie tussen eiser en medewerkers van de belastingdienst over het al dan niet werkzaam zijn van illegale vreemdelingen in dit restaurant dan dat er sprake is geweest van het niet goed functioneren van eiser/ het ongeschikt zijn voor zijn functie.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder onvoldoende aandacht heeft besteed aan de vraag of in het onderhavige geval herplaatsing in een andere functie een uitweg zou kunnen bieden. Ter zitting is van de zijde van verweerder erkend dat er geen uitgebreid herplaatsingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Er is slechts in een informerende sfeer op managementniveau over eiser gepraat, terwijl buiten verweerders organisatie niet is gekeken naar andere functies voor eiser.
Het betoog van verweerder dat andere samenwerkende diensten niet meer willen samenwerken met eiser, kan evenmin slagen. Gebleken is dat collega’s van eiser dit van andere diensten hebben gehoord, maar nergens blijkt uit dat dit is geverifieerd door verweerder bij deze diensten en ook niet is onderzocht op welke informatie die weigering is gebaseerd. Dit betoog van verweerder is dan ook onvoldoende onderbouwd.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de telefonische dreiging, die eiser heeft geuit naar zijn collega’s (‘dat ze goed achterom moeten kijken’), eerder een gevolg lijkt te zijn van de verkeerde opstelling van verweerder door gelijk het ontslagtraject in te gaan in plaats van een open dialoog aan te gaan met eiser, zodat aan deze dreiging naar het oordeel van de rechtbank niet die waarde kan worden gehecht die verweerder eraan toegekend wenst te zien.
16. De rechtbank is – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – van oordeel dat het ongeschiktheidsontslag geen stand houdt.
Ontslag op andere gronden, zoals bedoeld in artikel 99, eerste lid, van het ARAR
17. Ingevolge artikel 99, eerste lid, van het ARAR kan aan de ambtenaar in vaste dienst ook op andere gronden dan die in artikel 98 zijn geregeld of waarnaar in dat artikel wordt verwezen, ontslag worden gegeven. Dat ontslag wordt eervol verleend.
Op grond van het bepaalde in het tweede lid wordt door het tot ontslagverlening bevoegde gezag een uitkering verleend.
18. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan de ontslaggrond van artikel 99, eerste lid, van het ARAR ook worden toegepast als een in de loop der tijd ontstane impasse in de weg staat aan een vruchtbare verdere samenwerking en voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van het bestuursorgaan kan worden verwacht.
19. Voor de vraag of verweerder bevoegd was om tot ontslagverlening over te gaan, is de situatie ten tijde van de ontslagverlening doorslaggevend. Dit betekent dat de situatie op 9 december 2015 bepalend is en dat rekening moet worden gehouden met alle feiten en omstandigheden die zich vóór die datum hebben voorgedaan.
Dat ten tijde van het primaire besluit sprake was van een duurzame verstoorde arbeidsverhouding, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken. Zoals hiervoor reeds is vermeld, heeft verweerder op managementniveau binnen zijn eigen organisatie nog gekeken of er andere werkplekken waren voor eiser, maar die waren er niet. Van een impasse/ vertrouwensbreuk kan dan ook alleen al om deze reden geen sprake zijn, nu verweerder nog heeft overwogen om hem binnen zijn eigen organisatie te herplaatsen.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat gedragingen en gebeurtenissen, die dateren van ná de datum van het primaire besluit, niet relevant zijn en ten onrechte door verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd.
20. Het ontslag wegens andere gronden, omdat sprake zou zijn van een impasse die een succesvol functioneren in de weg staat, houdt geen stand.
21. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Het beroep van eiser is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het is alsnog aan verweerder om in het door de circulaire bedoelde open klimaat met eiser de dialoog aan te gaan en vervolgens zal verweerder opnieuw een zorgvuldige afweging moeten maken op basis van de specifieke omstandigheden van het geval. De rechtbank ziet daarom af van definitieve geschilbeslechting en zal verweerder opdracht geven om, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser te nemen.
22. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
23. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,00 en wegingsfactor 1).