ECLI:NL:RBLIM:2017:191

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 januari 2017
Publicatiedatum
11 januari 2017
Zaaknummer
C/03/218888 / FA RK 16-1030
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om echtscheiding en de vereisten voor het overleggen van een huwelijksakte

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 9 januari 2017 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.E.A.H. Verstraelen, had herhaaldelijk om uitstel verzocht voor het overleggen van een recent en origineel afschrift van de huwelijksakte. Ondanks deze verzoeken is er geen afschrift ontvangen, wat leidde tot een aanzegging van niet-ontvankelijkverklaring. De rechtbank oordeelde echter dat er geen wettelijke grondslag is voor een niet-ontvankelijkverklaring zonder voorafgaande mondelinge behandeling. De rechtbank benadrukte dat het procesreglement scheidingsprocedure niet verder kan reiken dan de formele wetgeving toestaat. De rechtbank besloot dat partijen moesten worden opgeroepen voor een mondelinge behandeling om de situatie te bespreken en te bepalen of de verzoekster in staat is om het benodigde afschrift van de huwelijksakte te overleggen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan in afwachting van deze behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie en jeugd
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rekestnummer: C/03/218888 / FA RK 16-1030
Beschikking d.d. 9 januari 2017 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoekster],
wonend te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.E.A.H. Verstraelen, kantoorhoudend te Maastricht,
tegen
[verweerder],
wonend te [woonplaats],
hierna te noemen de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 1 april 2016;
- het betekeningsexploot.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtsmacht van de Nederlandse rechter
Het huwelijk van partijen is, naar de stellingen van de vrouw, op [1994] te [huwelijksplaats] (Verenigde Staten van Amerika) voltrokken. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man is Amerikaans staatsburger.
Ingevolge artikel 3, lid 1, aanhef en onder a, Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid van de Raad van de Europese Unie van
27 november 2003 (Brussel II-bis) is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek tot echtscheiding kennis te nemen nu de echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
2.2.
De ontvankelijkheid van het echtscheidingsverzoek
2.2.1.
In artikel 815, lid 5, aanhef en onderdeel a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) is bepaald dat bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding dient te worden overgelegd een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte.
In artikel 815, lid 6 Rv is bepaald dat indien het stuk, bedoeld in het vijfde lid, aanhef en onderdeel a, redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of op andere wijze daarin kan worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.
2.2.2.
Bij brief van 4 april 2016 heeft de griffie de ontvangst van het verzoekschrift aan de vrouw bevestigd en haar tevens verzocht binnen vier weken een afschrift van de ontbrekende huwelijksakte over te leggen. Voor het verdere verloop van de procedure is de vrouw in die brief uitdrukkelijk verwezen naar het elektronisch familiejournaal.
Op 14 oktober 2016 is de vrouw via het elektronisch familiejournaal erop gewezen dat de huwelijksakte binnen veertien dagen ter griffie moet zijn ontvangen, met de aanzegging dat anders een niet-ontvankelijkverklaring zou volgen. Naar aanleiding van het daaropvolgend verzoek van de vrouw om uitstel is haar een laatste uitstel verleend tot en met 25 november 2016.
2.2.3.
De rechtbank stelt vast dat, ondanks het aan de vrouw verleende laatste uitstel, een afschrift (of uittreksel) van de huwelijksakte tot dusver niet is overgelegd. De vraag die zich daarmee aandient is of hierin aanleiding schuilt het verzoekschrift tot echtscheiding aanstonds niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank meent van niet en overweegt daartoe het volgende.
2.2.4.
Artikel 815, lid 5, aanhef en onderdeel a Rv verplicht de verzoekende partij tot overlegging van een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte. Een sanctie op het niet overleggen van het afschrift van een huwelijksakte, zoals bijvoorbeeld (wel) in artikel 816, lid 3 Rv, kent de wet evenwel niet. Een verplichte sanctie strookt ook niet met het zesde lid van artikel 815, dat de mogelijkheid biedt ‘op andere wijze te voorzien’. Artikel 2.3. van het toepasselijke Procesreglement Scheiding bevat een nadere uitwerking van artikel 815, lid 5 Rv in die zin dat daarin is bepaald dat, wanneer wordt geconstateerd dat verzoeker aan de verplichting tot het verstrekken van de voor de beoordeling van het verzoek tot echtscheiding van belang zijnde gegevens, zoals een afschrift of uittreksel van een huwelijksakte, niet volledig heeft voldaan zonder dat daarvoor vóór afloop van de verleende termijn schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, verzoeker niet-ontvankelijk kàn worden verklaard in het verzoek. Indien niet tijdig schriftelijk klemmende redenen zijn aangevoerd, wordt bovendien ervan uitgegaan dat verzoeker geen prijs stelt op een mondelinge behandeling. Daarmee schept artikel 2.3. van het procesreglement de bevoegdheid – maar niet de verplichting – het niet tijdig overleggen van een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte te sanctioneren door het verzoek zonder mondelinge behandeling niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2.5.
De rechtbank zoekt in dezen aansluiting bij de uitspraak van de Hoge Raad van 14 januari 2005; ECLI:NL:HR:2005:AR5752. Die uitspraak biedt naar het oordeel van de rechtbank steun voor de conclusie dat artikel 2.3. van het procesreglement scheiding, voor zover dat de bevoegdheid in het leven roept het verzoek tot echtscheiding vanwege het niet tijdig overleggen van voor de beoordeling van het verzoek van belang zijnde gegevens zónder mondelinge behandeling niet-ontvankelijk te verklaren, niet verbindend is. Daarbij dient allereerst in ogenschouw te worden genomen dat procesreglementen jaarlijks door de gerechtsbesturen van alle rechtbanken in Nederland worden vastgesteld en gepubliceerd in de Staatscourant. Daarmee bevatten de procesreglementen algemene regels voor het handelen van de rechtbank. Een ieder kan er aanspraak aan ontlenen dat de rechtbank ook overeenkomstig die regels handelt. Opmerking hierbij verdient wel dat de bevoegdheid van gerechtsbesturen om nadere regels te stellen niet verder kan reiken dan de (formele) wetgever toestaat. Nu een wettelijke grondslag voor de niet-ontvankelijkverklaring zónder mondelinge behandeling in kwesties als de onderhavige ontbreekt, kan, en anders dan in het bericht via het elektronisch familiejournaal op 14 oktober 2016 wordt gesuggereerd, dan ook niet zonder meer worden geoordeeld dat het niet tijdig overleggen van het in artikel 815, lid 5, aanhef en onderdeel a Rv bedoeld afschrift of uittreksel van de huwelijksakte tot een niet-ontvankelijkverklaring leidt.
2.2.6.
Daarbij past verder nog de opmerking dat de in een procesreglement opgenomen formaliteiten geen doel op zichzelf mogen zijn. Van de rechter mag worden verwacht dat hij steeds een afweging maakt tussen het afstraffen van laksheid en het openhouden van de mogelijkheid het materiële geschil te beslechten. De goede procesorde vormt hierbij de maatstaf. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het onderhavige geval niet worden volgehouden dat reeds nu het stadium is bereikt waarin moet worden geoordeeld dat het niet tijdig overleggen van een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte een zodanige flagrante schending van de goede procesorde oplevert dat alleen al om die reden niet-ontvankelijkverklaring gerechtvaardigd is.
2.3.
Ingevolge artikel 279, lid 1 Rv bepaalt de rechter, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag en uur waarop de behandeling aanvangt. Hij beveelt dan tevens oproeping van de verzoeker en voor zover nodig van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden. Gelet hierop, en in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, bestaat aanleiding in onderhavige zaak alsnog dag en uur voor een mondelinge behandeling te bepalen op de in het dictum bepaalde wijze. Bij die gelegenheid zal dan aan de orde komen welke inspanningen de vrouw zich tot dusver heeft getroost om over het benodigde afschrift van de huwelijksakte te kunnen beschikken, of binnen een redelijke termijn overlegging van het afschrift van de huwelijksakte tegemoet kan worden gezien en zo nee, of de vrouw bereid en in staat is middels andere stukken of op andere wijze daarin te voorzien.
2.4.
In afwachting hiervan houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt naar aanleiding van het in bovenstaande procedure ingediende verzoekschrift een mondelinge behandeling met gesloten deuren in een van de zittingszalen in het gerechtsgebouw van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, Sint Annadal 1, op [2017], om 08.45 uur;
3.2.
roept daarvoor zowel de vrouw, haar advocaat als de man op;
3.3.
houdt in afwachting hiervan iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier H.J.V.A.M. Haremaker-Savelberg op 9 januari 2017.