ECLI:NL:RBLIM:2017:1712

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
AWB-16_836u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersbesluit voor gehandicaptenparkeerplaats en de beoordeling van parkeerdruk en medische keuring

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel. Het verkeersbesluit betrof de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op verzoek van een derde-partij voor zijn ernstig zieke minderjarige zoon. Eisers, die ook een parkeerplaats voor hun woning claimen, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft hun bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gemeente de aanvraag van de derde-partij heeft ingewilligd op basis van vier criteria: medische keuring, verkeersveiligheid, parkeergelegenheid op eigen terrein en parkeerdruk. De rechtbank oordeelt dat de gemeente voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom het besluit is genomen en dat de criteria die zijn gehanteerd niet onredelijk zijn. De rechtbank heeft ook overwogen dat de communicatie van de gemeente richting eisers beter had gekund, maar dat dit niet leidt tot een andere uitkomst. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, en

[eiseres]eiseres, beiden wonende te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. M.A. de Boer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder een verkeersbesluit genomen voor de aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats op de [adres].
Bij besluit van 15 februari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit gehandhaafd met aanpassing van de motivering van het besluit.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is ook verschenen.

Overwegingen

1. Derde-partij heeft mondeling verzocht om een gehandicaptenparkeerplaats ten behoeve van zijn ernstig zieke minderjarige zoon ( [naam] ). Verweerder heeft het verzoek ingewilligd en een gehandicaptenparkeerplaats voor derde-partij laten aanleggen tegenover zijn woning op hiervoor vermelde locatie. Verweerder heeft de aangelegde parkeerplaats gelegaliseerd door het nemen van het primaire besluit. Verweerder heeft in de bezwaren die eisers tegen het primaire besluit hadden geen reden gezien anders te besluiten.
2. Verweerder heeft het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften van de gemeente Beesel (de commissie) gevolgd. De commissie heeft geadviseerd aan de hand van de criteria die verweerder bij de beoordeling van aanvragen voor een gehandicaptenparkeerplaats steeds toepast:
a. medische keuring;
b. verkeersveiligheid/verkeerstechnische criteria/overleg met politie;
c. parkeergelegenheid op eigen terrein en
d. parkeerdruk.
3. Eisers stellen in beroep dat de motivering van verweerder onvoldoende is. Zo ontbreekt een advies van een onafhankelijk arts, zoals is voorgeschreven in het Protocol Gehandicaptenparkeer-voorzieningen van de Vereniging van Indicerende en adviserende Artsen (het Protocol). Derde-partij heeft een ruim perceel en eisers begrijpen niet waarom geen parkeerplaats op eigen terrein kan worden gerealiseerd, zeker gelet op de hoge parkeerdruk in de wijk. Ten onrechte heeft verweerder geen onderzoek gedaan naar de parkeerdruk.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft met toepassing van artikel 15 van de Wegenverkeerswet een verkeersbesluit genomen tot plaatsing van een bord waarmee de gehandicaptenparkeerplaats is aangegeven. Bij het nemen van verkeersbesluiten komt aan verweerder een ruime discretionaire bevoegdheid toe. Dit betekent dat verweerder in concrete gevallen naar eigen inzicht een besluit mag nemen. Als het gaat om een gehandicaptenparkeerplaats doet verweerder dat aan de hand van de hiervoor in rechtsoverweging 2 weergegeven vier criteria, die verweerder in een interne beleidslijn heeft neergelegd. Er bestaat voor verweerder geen verplichting om bij de beoordeling aan deze criteria het Protocol te hanteren. De rechtbank acht het niet onredelijk dat verweerder niet aan het Protocol toetst. Het betoog van eisers over de toepassing van het dit Protocol slaagt daarom al niet.
5. Dat verweerder niet aan het Protocol hoeft te toetsen, betekent niet dat de besluitvorming niet inzichtelijk hoeft te zijn. Als bestuursorgaan dient verweerder op heldere wijze uit te leggen waarom tot het besluit is gekomen.
6. Volgens verweerder wordt aan het criterium “medische keuring” reeds voldaan, omdat derde-partij over een invalidenparkeerkaart beschikt. De rechtbank overweegt dat door het gebruik van het woord “keuring” verweerder zelf de verwachting creëert dat een medisch onderzoek plaatsvindt. Tijdens de behandeling ter zitting heeft verweerder echter bevestigd dat aan de voorwaarde “medische keuring” is voldaan, als de aanvrager de beschikking heeft over een invalidenparkeerkaart. Hoewel het aanbeveling verdient om de formulering van dit criterium aan te passen, betekent dat niet dat de uitleg van verweerder onredelijk is. Ter zitting heeft verweerder op dit punt verder toegelicht dat een invalidenparkeerkaart niet zomaar wordt verstrekt en dat hieraan zorgvuldig onderzoek aan voorafgaat. Iedereen die een invalidenparkeerkaart heeft, heeft behoefte aan parkeergelegenheid binnen honderd meter van de woning. Onder voorbehoud van de andere criteria, probeert verweerder in alle gevallen een gehandicaptenparkeerplaats zo dicht mogelijk bij de voordeur te realiseren. Zeker in het geval van derde-partij is het belangrijk dat de parkeerplaats dichtbij de voordeur is gesitueerd, zoals is overwogen in het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is deze motivering van verweerder inzichtelijk en niet onredelijk. Het betoog van eisers ten aanzien van “medische keuring” slaagt niet.
7. Partijen zijn niet langer verdeeld over de vraag of verweerder conform artikel 24 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer heeft gehandeld. Er is overleg gevoerd met de taakaccenthouder verkeer, die daartoe is gemandateerd door de korpschef. Voor zover eisers aanvoeren dat het advies onzorgvuldig is, omdat de parkeerdruk niet is beoordeeld, overweegt de rechtbank dat nergens uit blijkt waarom in het advies van de korpschef dit aspect zou moeten worden beoordeeld. Eisers hebben verder geen beroepsgronden aangevoerd tegen het criterium (samengevat) “verkeersveiligheid”. De rechtbank overweegt hierover nog dat met het verkeersbesluit geen extra parkeerplaats is gecreëerd, maar een reeds bestaande parkeerplaats is aangemerkt als gehandicaptenparkeerplaats. De rechtbank ziet daarom al niet in welke gevolgen voor de verkeersveiligheid het verkeersbesluit heeft.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder heeft onderzocht of derde-partij de beschikking heeft over parkeergelegenheid op eigen terrein. Derde-partij heeft op dit moment niet de mogelijkheid om de ruime gezinsauto (derde-partij heeft vier kinderen) te parkeren op eigen terrein. De garage is hiervoor te klein, zo heeft verweerder overwogen. Aan de zijkant van het huis is wel een poort met daarachter een verhard gedeelte. Deze poort zou in de optiek van eisers naar achteren kunnen worden geplaatst, zodat ruimte ontstaat voor een parkeergelegenheid op eigen terrein. Volgens verweerder is dit geen oplossing, omdat vanwege de draaicirkel van de auto en de beschikbare ruimte op de weg de tegenovergelegen parkeerplaatsen zouden komen te vervallen. Per saldo is er dan nog minder parkeergelegenheid in de buurt. De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen. Zoals tijdens de zitting is besproken is op “google streetview” te zien dat bij het naastgelegen huis (links naast derde-partij) een oprit is gelegen, terwijl daar wel sprake is van tegenovergelegen parkeerplaatsen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is toegelicht waarom de situatie van het perceel van derde-partij anders is en waarom daar wel parkeerplaatsen zouden komen te vervallen. Het huis is immers direct aan de weg gelegen. De beroepsgronden die eisers in dit verband naar voren hebben gebracht, slagen dan ook niet.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een onderzoek naar de parkeerdruk niet nodig is. Het is verweerder welbekend dat het een drukke straat is en dat de parkeerdruk hoog is. De kosten van een onderzoek naar de parkeerdruk zouden bovendien dermate hoog zijn, dat dit niet in redelijkheid van verweerder kan worden verwacht. Juist omdat het zo’n drukke straat is, heeft verweerder de aanvraag van derde-partij ingewilligd. Juist vanwege de hoge parkeerdruk bestaat het reële risico dat er geen parkeerplek in de buurt van de woning van derde-partij is.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze motivering voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze aan het criterium “parkeerdruk” is getoetst door verweerder. De rechtbank acht deze uitleg van verweerder alleszins redelijk.
11. Samengevat is de rechtbank van oordeel dat de criteria die verweerder hanteert om te beoordelen of een verkeersbesluit moet worden genomen ter zake een gehandicapten-parkeerplaats niet onredelijk zijn. Verder heeft verweerder deugdelijk onderzoek gedaan en op inzichtelijke wijze gemotiveerd waarom het besluit is genomen.
12. Uiteraard dient er ook aandacht te zijn voor de belangen van eisers. Zoals eisers ter zitting hebben verklaard, voelen zij zich niet serieus genomen door de gemeente en zich voor een voldongen feit geplaatst door de plaatsing van het bord, zonder dat hierover vooraf was gecommuniceerd. Hoewel de communicatie vanuit de gemeente richting eisers wellicht beter had gekund, kan niet worden gesteld dat de gemeente geen enkele poging heeft gedaan om met eisers in gesprek te raken. Verweerders gemachtigde is bij eisers thuis geweest om de situatie te bespreken. Ook de commissie heeft op uitgebreide wijze de bezwaren beoordeeld van eisers en zijn zelfs ter plaatse gaan kijken. De gehandicaptenparkeerplaats bevindt zich wel ter hoogte van het huis van eisers, maar niet pal voor de voordeur. Daar is nog een andere parkeerplek. Als er geen gehandicaptenparkeerplaats was, zou deze plek een “gewone” parkeerplaats zijn en zou er ook – gelet op de hoge parkeerdruk – (vrijwel) constant een auto op die plek geparkeerd staan. De gestelde belangen van eisers in ogenschouw nemend, brengen deze, gelet op de hiervoor gegeven overwegingen, geen verandering in het oordeel van de rechtbank.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 24 februari 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.