ECLI:NL:RBLIM:2017:1578

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
22 februari 2017
Zaaknummer
03/866094-16
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een holding voor overtreding van de Opiumwet met betrekking tot illegale hennepteelt

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 21 februari 2017, stond een holding, vertegenwoordigd door haar advocaat, terecht voor de verdenking van het voorbereiden of vergemakkelijken van illegale hennepteelt, in strijd met artikel 11a van de Opiumwet. De verdachte, die als enig aandeelhouder en bestuurder fungeerde van een medeverdachte, werd beschuldigd van het aanbieden van goederen die bestemd waren voor de illegale hennepteelt. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de illegale hennepteelt, gebaseerd op de aangetroffen goederen tijdens een doorzoeking op 24 juli 2015 in het bedrijfspand van de medeverdachte.

De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de criminele bestemming van de aangetroffen goederen en dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als dader of medepleger. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als pleger of medepleger kon worden aangemerkt, omdat er geen bewijs was van enige concrete handeling van de verdachte die aan de tenlastelegging kon worden gekoppeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gedragingen van de rechtspersoon en sprak haar vrij van het ten laste gelegde feit.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor de criminele intentie en de rol van de verdachte in de handelingen die aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. De rechtbank stelde vast dat de gedragingen van de medeverdachten niet konden worden toegerekend aan de verdachte, waardoor vrijspraak volgde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866094-16
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres 1] ,
ter terechtzitting vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: verdachte of [verdachte]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.A.C. Beckers, advocaat, kantoorhoudende te Sittard.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2017. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich, al dan niet met een of meer anderen, schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding of vergemakkelijking van beroeps-, bedrijfsmatige dan wel grootschalige illegale hennepteelt door in de gemeente Heerlen stoffen, voorwerpen en/of gegevens te koop aan te bieden of voorhanden te hebben, waarvan zij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn voor die hennepteelt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de beroeps- en bedrijfsmatige en grootschalige hennepteelt. Bij de doorzoeking op 24 juli 2015 zijn in verschillende ruimtes in het bedrijfspand van medeverdachte [medeverdachte 2] diverse goederen aangetroffen. Het betreft een samenstel van goederen, zoals dat voor 1 maart 2015 te vinden was in een reguliere growshop. Daarnaast werd een brochure aangetroffen met daarop afbeeldingen van diverse soorten hennepplanten en de kostprijs van hennepzaden. De in 2010 aan [medeverdachte 2] verleende exploitatievergunning voor een growshop was per 1 maart 2015 van rechtswege vervallen. Dat was verdachte vóór de wijziging van de Opiumwet per 1 maart 2015 ook schriftelijk meegedeeld door de gemeente Heerlen. Verdachte en haar medeverdachten, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zijn desondanks ook na deze datum willens en wetens met de verkoop van hennepkwekerijbenodigdheden doorgegaan.
Het daderschap van de verdachte volgt uit toepassing van de zogenaamde IJzerdraad-criteria: de gedragingen vallen binnen de invloedssfeer van [verdachte] en [verdachte] heeft de gedragingen aanvaard.
De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het feit in vereniging is gepleegd met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarin verdachte alle aandelen houdt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de aangetroffen goederen een criminele bestemming hadden in de zin van artikel 11a van de Opiumwet. Deze goederen kunnen immers ook door de hobbyteler gebruikt worden en door telers van andere gewassen dan hennepplanten. De bestemming van de aangetroffen voorwerpen laat zich in dit dossier niet vaststellen. Dit standpunt heeft de raadsman onderbouwd met verwijzingen naar jurisprudentie.
Voorts kan de criminele intentie van de verdachte niet worden bewezen. Het dossier zegt immers niets over de uiteindelijke bestemming van de geleverde voorwerpen, maar ook over redenen van wetenschap of ernstige redenen om te vermoeden dat er sprake was van een illegale bestemming levert het dossier geen informatie. De situatie dat het niet anders kan dan dat verdachte wist of ernstige vermoedens moest hebben dat zij voorwerpen bestemd voor de grootschalig of beroepsmatige teelt aanbood, doet zich niet voor. [medeverdachte 2] dreef voornamelijk ‘business to business-handel’. Over leveringen aan particulieren bevat het dossier geen concrete informatie. [medeverdachte 2] had een ordentelijke administratie, waaruit alle transacties tot in detail kunnen worden herleid. De verdachte dient daarom wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken te worden.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het tenlastegelegde feit niet aan de verdachte toegerekend kan worden, omdat het bewijs daarvoor ontbreekt. Immers is [medeverdachte 2] in het dossier feitelijk vereenzelvigd met de medeverdachte [medeverdachte 1] . Handelingen van de rechtspersonen zijn niet beschreven. Ook om die reden dient vrijspraak te volgen.
Ook is er geen sprake van medeplegen, omdat een concrete beschrijving ontbreekt van gedragingen en feiten en omstandigheden waaruit een intellectuele en/of materiële bijdrage van de rechtspersonen, waaronder [verdachte] , aan de verweten gedraging van voldoende gewicht blijkt. De enkele omstandigheid dat een verboden gedraging van een natuurlijk persoon aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, kan niet met zich meebrengen dat die natuurlijke persoon het strafbare feit tezamen met de rechtspersoon heeft gepleegd. Dit blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2012, ECLI:NL:HR: 2012:BX5140.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Uit onderzoek in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is gebleken dat verdachte [verdachte] enig aandeelhouder en bestuurder is van medeverdachte [medeverdachte 2]
heeft als doel de groot- en detailhandel in agrarische, tuin- en hobbyproducten alsmede import en export, en voorts de verkoop van producten met betrekking tot stadstuinieren en moestuinen, alsmede urban gardeningwinkel.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte] , die als doel heeft beleggingsinstellingen in vaste activa, holding, management- en beheersactiviteiten. Volgens [medeverdachte 1] is [medeverdachte 2] de exploitant van de winkel aan de [adres 2] te Heerlen. Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij in loondienst is van [verdachte] en dat hij als verkoper werkzaam is in de winkel van [medeverdachte 2]
Uit het dossier blijkt voorts dat de gemeente Heerlen aan [medeverdachte 2] op 7 oktober 2008 op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening een vergunning heeft verleend voor de exploitatie van een growshop in het pand aan de [adres 2] te Heerlen. Die vergunning is met de invoering van artikel 11a van de Opiumwet op 1 maart 2015 van rechtswege vervallen. Dit is per brief van 26 februari 2015 door de gemeente Heerlen aan [verdachte] en haar medeverdachten mede gedeeld. Ook werd in die brief gewaarschuwd voor mogelijk strafrechtelijk optreden tegen growshops die na 1 maart 2015 hun praktijk voortzetten.
Op 24 juli 2015 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het bedrijfspand van [medeverdachte 2] aan de [adres 2] te Heerlen. In het bedrijfspand zijn in de winkelruimte en de loodsen diverse goederen in beslag genomen, waaronder armaturen, assimilatie- en LEDlampen, 2200 meter elektriciteitssnoeren, schakelborden, diverse regelaars, tijdschakelaars, transformatoren, koolstoffilters, slakkenhuizen, ventilatoren, diverse pompen, groeimiddelen, knipbenodigdheden (o.a. cannacutters), groeitenten en droogrekken. Verder werd een folder van Dinafemseeds aangetroffen, waarop verschillende soorten hennepplanten staan afgebeeld met bijbehorende prijzen.
Uit het feit dat voornoemde goederen zowel in de winkel als in de loodsen zijn aangetroffen, leidt de rechtbank af dat deze goederen voorhanden waren en dat deze onmiskenbaar aangeboden werden voor de verkoop aan derden.
Het gaat in deze zaak om een verdenking ex artikel 11a van de Opiumwet zoals dit artikel luidt sinds 1 maart 2015. Het artikel beoogt de voorbereiding, ondersteuning en bevordering van de bedrijfs- en beroepsmatige hennepteelt en grootschalige hennepteelt te bestrijden en stelt voorbereidingshandelingen daartoe strafbaar. Voor de leesbaarheid van dit vonnis zullen deze twee vormen van teelt hierna gezamenlijk worden aangeduid als de illegale hennepteelt. Concreet (en voor zover hier van belang) gaat het bij de voorbereidingshandelingen om het bereiden, bewerken, verwerken, te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen waarvan [verdachte] en/of haar medeverdachte(n) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Het gaat dus enerzijds om de bestemming van die stoffen en voorwerpen voor de illegale hennepteelt en anderzijds daarom dat verdachte en/of haar medeverdachte(n) dat weet (weten) of ernstige reden heeft (hebben) dat te vermoeden.
De drempel van ‘ernstige reden om de illegale hennepbestemming te vermoeden’ is blijkens de parlementaire geschiedenis hoog. Het gaat om een grove mate van schuld die heel dicht tegen (voorwaardelijk) opzet aan zit. Er moet gedacht worden aan de situatie dat het een weldenkend mens duidelijk was dat hij of zij met zijn handelen het plegen van een Opiumwetdelict zou faciliteren; dat het niet anders kan dan dat de verdachte zich bewust was van de criminele bestemming van de voorwerpen (Kamerstukken I, 2014-2015, no. 32842, nummer 4). Artikel 11a van de Opiumwet beoogt blijkens diezelfde toelichting geen algemeen geldende onderzoeksplicht voor winkeliers en dienstverleners te creëren. Het gaat erom – aldus de Minister in de Eerste Kamer – dat winkeliers en dienstverleners hun ogen niet sluiten als zij spullen verkopen waarvan zij weten dat die kunnen worden gebruikt voor de illegale hennepteelt. Worden zij geconfronteerd met omstandigheden die een ernstige reden opleveren om te vermoeden dat er sprake is van hennepteelt, dan moeten zij daaraan niet meewerken.
Daderschap
Voordat de rechtbank echter toekomt aan de vraag of de voorhanden zijnde of te koop aangeboden goederen bestemd waren voor de illegale hennepteelt, moet zij vaststellen of er sprake was van daderschap bij de verdachte ten aanzien van het voorhanden hebben of te koop aanbieden van de goederen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag negatief en overweegt daartoe als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] kan een rechtspersoon worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. De vraag of een (verboden) gedraging in redelijkheid kan worden toegerekend is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Ofschoon een algemene regel zich bezwaarlijk laat formuleren is een belangrijk oriëntatiepunt dat de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Hiervan is sprake als zich een of meer van de volgende omstandigheden voordoen:
  • het gaat om handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
  • de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
  • de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
  • de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
[medeverdachte 2]
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van [medeverdachte 2] is gebleken dat in deze rechtspersoon de feitelijke bedrijfsactiviteit geconcentreerd was, namelijk – zo blijkt uit het uittreksel uit het handelsregister – de verkoop van agrarische-, tuin- en hobbyproducten, producten ten behoeve van urban gardening, stadstuinieren en moestuinen. De bij de doorzoeking in het bedrijfspand van [medeverdachte 2] aangetroffen goederen kunnen worden geschaard onder deze doelomschrijving, en passen aldus in de normale bedrijfsvoering van [medeverdachte 2] en zijn tevens dienstig geweest in het door [medeverdachte 2] uitgeoefende bedrijf. Daarmee kan op grond van het vorenstaande deze rechtspersoon als pleger van het feit worden aangemerkt.
[medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] was als verkoper werkzaam in de winkel van [medeverdachte 2] Als zodanig was hij verantwoordelijk voor de verkoop van voornoemde producten en daarmee fysiek pleger van het overtreden van artikel 11a van de Opiumwet.
[verdachte]
Ten aanzien van [verdachte] is gebleken dat deze rechtspersoon als houdstermaatschappij en bestuurder fungeert van [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] is op zijn beurt enig aandeelhouder en bestuurder van [verdachte]
Van enig concreet handelen van [verdachte] , zoals door de officier van justitie tenlastegelegd, is uit het dossier niet gebleken. Van enige voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] is de rechtbank uit het dossier niet gebleken. Evenmin ziet de rechtbank een basis om verboden feitelijke handelingen van [medeverdachte 1] toe te rekenen aan [verdachte] in de zin dat de natuurlijke persoon het strafbare feit dan samen met de rechtspersoon heeft gepleegd.
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte] niet als pleger noch als medepleger kan worden aangemerkt. Evenmin is sprake is van functioneel daderschap bij de [verdachte] . De rechtbank spreekt haar daarom vrij van het ten laste gelegde.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij op of omstreeks 23 juli 2015 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of
voorhanden gehad, te weten
Voorzijde (winkel)
-Grote hoeveelheid/hoeveelheden groei- en/of bloeimiddelen en/of
-Een ph meter en/of
-Een EC meter en/of
-Één of meer dompelpompen en/of
-Één of meer beluchtingspompen en/of
Klantentoilet (winkel)
-Één of meer /hoeveelheden groeilampen en/of
Kantoor (boven)
-8 klappers
Kantoor (onder)
-Één of meer weegschalen en/of
-Één of meer transformatoren en/of
-Één of meer eurotel testers en/of
-Één of meer ph meters en/of
-Één of meer EC meters en/of
-Een schakelblok en/of
-Één of meer groeilampen en/of
-Één of meer fancontrolers en/of
-Een tijdschakelaar en/of
-Een kachel en/of
Loods 1
-een grote hoeveelheid/hoeveelheden groei- en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer voorschakeleenheden en/of
-een grote hoeveelheid/hoeveelheden groei- en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer droogrekken en/of
-één of meer transformatoren en/of
-een ventilator en/of
-een grote hoeveelheid groei-en/of bloeimiddelen en/of
-een groeitent en/of
-één of meer armaturen en/of
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
loods 1 (2de gang links)
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer (snoei)scharen en/of
-één of meer hoeveelheden stekpoeder en/of
loods 1 (vliering)
-één of meer kanaal ventilatoren en/of
-één of meer buis ventilatoren en/of
-een grote hoeveelheid ventilatoren en/of
-één of meer klimaatregelaars / klimaatoptimalisatie apparaten en/of
-één of meer armaturen en/of
-één of meer transformatoren en/of
-één of meer stroomkabels met stekker en/of
-één of meer heaters en/of
-één of meer kanaal verwarmers en/of
-één of meer armaturenkappen en/of
-een zekeringen kast en/of
-één of meer fan controlers en/of
-één of meer meterkast zekeringgroepen en/of
-een bedieningspaneel en/of
-één of meer "high power" noodknoppen en/of
-één of meer tijdschakelaars en/of
loods 1 (rechtdoor tegen kantoorruimte)
-een grote hoeveelheid groeitenten en/of
-één of meer groeilampen en/of
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
loods 1 (gele kast)
-een grote hoeveelheid groei- en/of bloeimiddelen en/of
loods 2
-één of meer slakkenhuizen en/of
-één of meer ventilatoren en/of
-een grote hoeveelheid koppelstukken en/of
-één of meer groeitenten en/of
-één of meer transformatoren en/of
-één of meer dompelpompen en/of
-één of meer groei-en/of bloeimiddelen en/of
-één of meer kabelrollen en/of
-één of meer powerheaters en/of
-één of meer kachels en/of
-één of meer controlers en/of
Loods 1 (zolder)
-één of meer neon lampen en/of
-één of meer thermostaten en/of
-één of meer dompelpompen en/of
-één of meer luchtbevochtigers en/of
-één of meer aqua heaters en/of
-één of meer watermeters en/of
-één of meer tijdschakelaars en/of
-één of meer tijdklokken en/of
-één of meer controlers en/of
-één of meer trafo regelaars en/of
-één of meer temperatuur hygro meters
dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, te weten
- een hoeveelheid folders en/of prijslijsten,
waarvan zij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, door voornoemde stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens te koop aan te bieden en/of voorhanden te hebben.

Voetnoten

1.Zie onder meer HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938 en HR 26 april 2016 ECLI:NL:HR:2016:733.