ECLI:NL:RBLIM:2017:1501

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1164u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegd strafontslag aan ambtenaar wegens vermeend plichtsverzuim en fraude bij milieupark

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder. Eiser was sinds 2007 werkzaam bij de gemeente en was laatstelijk actief op het milieupark. Na signalen van fraude heeft verweerder een onderzoek laten uitvoeren door Hoffmann Bedrijfsrecherche BV. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat eiser zich schuldig had gemaakt aan het zonder toestemming vervreemden van goederen van de milieuparken en het onrechtmatig dumpen van goederen. Op basis van deze bevindingen heeft verweerder eiser per 1 februari 2015 onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, stellende dat de verklaringen van zijn collega’s onjuist waren en dat hij toestemming had om hout mee te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verwijten van verweerder onvoldoende waren onderbouwd en dat het ontslag niet evenredig was aan het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van eiser, zoals het meenemen van hout en het dumpen van paardenmest, niet zo ernstig waren dat onvoorwaardelijk strafontslag gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen het griffierecht en de proceskosten aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 16/1164
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2017 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. A.W. van Duijnhoven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: mr. M.L.M. van de Laar).
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser de disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd per 1 februari 2015.
Bij besluit van 11 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [H.] en [J.]
Overwegingen
1. Eiser heeft sedert 2007 gewerkt bij Gemeente Maastricht. Tot 2013 was hij werkzaam bij het milieupark [R.] , laatstelijk in de functie van medewerker Stadsbeheer. Vanwege signalen dat er fraude werd gepleegd bij de milieuparken heeft er een roulatie van medewerkers plaatsgevonden. Vanaf juli 2013 is eiser elders geplaatst binnen Stadsbeheer. Naar aanleiding van de voornoemde signalen over fraude bij de milieuparken (waaronder milieupark [R.] ) heeft verweerder door Hoffmann Bedrijfsrecherche BV (Hoffmann) een onderzoek laten verrichten. In dat kader is er met diverse personen gesproken, waaronder eiser. Op 16 juli 2014 heeft Hoffmann een rapport uitgebracht. Vervolgens heeft verweerder op 29 augustus 2014 met eiser een gesprek gevoerd over de vermeende illegale activiteiten op de milieuparken en de verdenking van betrokkenheid hierbij van medewerkers van Stadsbeheer en de MTB.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit het onderzoek van Hoffmann en met name ook uit de afgelegde verklaringen, waaronder de verklaringen van eiser zelf, een bestendig beeld naar voren is gekomen dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan het zonder toestemming vervreemden van goederen van de gemeentelijke milieuparken en het onrechtmatig dumpen van goederen op deze parken. Daarnaast acht verweerder het voldoende aannemelijk dat eiser hierover onvoldoende openheid van zaken heeft gegeven en ook dat hij onjuiste verklaringen heeft afgelegd. Aan een ambtenaar mogen hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid worden gesteld. Eiser heeft het vertrouwen dat verweerder in hem moet kunnen stellen ernstig beschaamd. Hierbij is ook van belang dat het zonder toestemming meenemen van goederen die aan de werkgever toebehoren in het algemeen als zeer ernstig plichtsverzuim kan worden aangemerkt. Het ontslag is dan ook, volgens verweerder, niet onevenredig aan het gepleegde (zeer ernstige) plichtsverzuim.
3. Eiser voert in beroep aan dat de door [naam] en [naam] (collega’s van eiser) afgelegde verklaringen onjuist zijn, terwijl het ontslag er wel op is gebaseerd. Er zijn uit wraak tegen eiser valse verklaringen afgelegd. Eiser had toestemming om hout mee te nemen. Van ontvreemden van goederen is dan ook geen sprake. Er werd destijds op onderhavig milieupark (door de gemeente en leidinggevenden) geen gericht beleid gevoerd om fraude te voorkomen. Eiser is daarom van mening dat het ontslag, gezien alle omstandigheden, een te zware straf is.

4.Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende bepalingen van belang.

Ingevolge artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Maastricht (AGM) kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Ingevolge artikel 16:1:1 van de AGM, voor zover hier van belang, kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 15:1 van de AGM is de ambtenaar gehouden zijn functie nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 15:1b, aanhef en onder b, van de AGM is het de ambtenaar verboden, behoudens toestemming verleend door of namens verweerder in bijzondere gevallen, ten eigen bate aan de gemeente toebehorende eigendommen te gebruiken.
De Gedragscode ambtenaren (Gedragscode) van de gemeente Maastricht, onder punt 8, vermeldt het volgende:
“8- Reageren op niet-integere zaken:
U bespreekt twijfels over de juistheid van het gedrag van collega’s leidinggevenden of bestuurders zoveel mogelijk met henzelf. Kan dit niet of leidt dit niet tot een gewenst resultaat dan informeert u uw leidinggevende, de naast hogere leidinggevende als het uw leidinggevende betreft en als het een collegelid betreft de secretaris.
U meldt een vermoeden van fraude of corruptie bij uw leidinggevende. U kunt in deze en andere twijfelachtige zaken ook gebruik maken van de klokkenluidersregeling, als u uw melding anoniem wilt houden. Alleen de vertrouwenspersoon is dan op de hoogte van uw identiteit. U bent ook zélf aanspreekbaar op uw handelen en nalaten, uw gedrag en uw uitlatingen en staat ook zélf werkelijk open voor verbetering”.
5. De rechtbank stelt op grond van de gedingstukken vast dat aan eiser het navolgende plichtsverzuim wordt verweten:
1. fraude, dat wil zeggen het – zonder toestemming – vervreemden van goederen van de gemeentelijke milieuparken, dan wel het drijven en laten drijven van illegale handel in deze goederen;
2. geen (voldoende) openheid van zaken geven hierover;
3. het verstrekken van onjuiste verklaringen hieromtrent.
6. Uit het rapport van Hoffmann blijkt dat niet bekend is geworden dat er op grote schaal sprake is van verkoop van afvalstromen met een restwaarde. Wel is bekend geworden dat het gebruikelijk was om, vóór het afleggen van de eed of belofte, goederen zonder toestemming mee naar huis te nemen. De rechtbank acht het verder – gelet op de verklaringen van eiser – aannemelijk dat hij meerdere keren onder werktijd hout heeft gezaagd en meegenomen naar huis. Voorts heeft eiser afval gestort op het milieupark zonder afvalpas en/of betaling. Eiser wilde geen namen noemen van collega’s die mogelijk onregelmatigheden hebben gepleegd.

7.Over de fraude overweegt de rechtbank het volgende.

Verweerder stelt dat uit de stukken blijkt dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan het zonder toestemming vervreemden van goederen van de gemeentelijke milieuparken en het onrechtmatig dumpen van goederen op deze parken.
In de uitspraken van 24 juni 2016 (AWB 15/2463: [naam] ) en 29 november 2016 (AWB15/3615: [naam] ), welke uitspraken bij partijen bekend zijn en waartegen verweerder hoger beroep heeft ingesteld, heeft de rechtbank overwogen dat het dossier geen concrete aanknopingspunten (behalve verklaringen van collega’s) biedt om de gestelde grootschalige fraude aan te nemen. De rechtbank is wel van oordeel dat de conclusie kan worden getrokken dat het meenemen van goederen van het milieupark voor eigen gebruik of voor (kleinschalige) handel, in ieder geval in het verleden, bestaande praktijk was. Aangezien onderhavig strafontslag gebaseerd is op hetzelfde rapport van Hoffmann en verklaringen van dezelfde medewerkers als in voornoemde zaken van [naam] en [naam], ziet de rechtbank in de zaak van eiser geen aanleiding om anders te oordelen over de gestelde (grootschalige) fraude. In dit verband overweegt de rechtbank dat ook in onderhavige zaak geen sprake is van eenduidige (belastende) verklaringen over eiser (anders dan het meenemen van hout) en dat documentatie over de gestelde fraude (anders dan het rapport van Hoffmann) ontbreekt.
8. Over het meenemen van goederen (hout) en het dumpen van spullen (paardenmest) door eiser overweegt de rechtbank als volgt.
Eiser heeft op 25 juni 2014 verklaard meerdere keren in zijn auto hout te hebben meegenomen voor zijn privé kachel thuis. Ook heeft hij, zonder te betalen, stenen, grond, groen en paardenmest naar het milieupark gebracht. Voorts heeft eiser erkend vaker, buiten het hout, spullen van het milieupark te hebben meegenomen zonder toestemming te vragen.
De rechtbank stelt vast dat eiser voormelde verklaring heeft ondertekend. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser hierbij onder druk zou zijn gezet.
Blijkens het verslag van het gesprek met eiser van 29 augustus 2014 heeft eiser erkend dat hij regelmatig (eiken)hout meenam uit de houtcontainer en dat in zijn eigen auto laadde en dat hij paardenmest van thuis uit meenam en dit in de groen container en/of restafval container dumpte.
[naam] (chauffeur) en [naam] (medewerker MTB) hebben verklaard dat eiser (regelmatig) hout heeft meegenomen.
[naam] (chauffeur) heeft verklaard dat hij heeft gezien dat eiser ruim voor openingstijd van het park hout aan het zagen was.
[naam] (medewerker MTB) en [naam] hebben verklaard dat eiser vaker paardenmest op het milieupark dumpte.
Het is de rechtbank niet gebleken dat de verklaringen van voormelde medewerkers onjuist zouden zijn, aangezien ze overeenkomen met hetgeen eiser zelf heeft verklaard. Ook is de rechtbank niet gebleken dat eiser, zoals hij stelt, toestemming zou hebben gehad om hout mee naar huis te nemen.
Op grond van voorgaande verklaringen (in onderlinge samenhang bezien) is de rechtbank van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat eiser zonder toestemming goederen (hout) mee naar huis heeft genomen en spullen (in elk geval paardenmest) heeft gedumpt op het milieupark zonder hiervoor te betalen. Aangezien eiser er, blijkens zijn verklaring van 25 juni 2014, van op de hoogte was dat voornoemde gedragingen niet waren toegestaan is er, naar het oordeel van de rechtbank sprake van plichtsverzuim.
9. Over het (onvoldoende) openheid van zaken geven door eiser overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerder stelt dat het eiser kan worden verweten dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven over andere voorvallen dan het meenemen van hout en het dumpen van mest. Eiser had immers kennis van ontoelaatbare praktijken op het milieupark.
Uit het rapport van Hoffmann en het document ‘Maatregelen inzake tegengaan fraude bij de milieuparken van de GR’ blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat op het milieupark sprake was van een zogenaamde ‘zwijgcultuur’. Nu verweerder ten aanzien van de (niet voorheen bij milieupark [R.] werkzame) collega’s van eiser op grond van het weigeren openheid van zaken te geven geen stappen heeft ondernomen, ziet de rechtbank niet in waarom dit zwijgen (c.q. onvoldoende openheid van zaken geven) in het geval van eiser wel een voldoende grondslag voor een onvoorwaardelijk strafontslag zou bieden. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 15 van haar uitspraak van 24 juni 2016 ( [naam] ) inzake het verwijt aan eiser met betrekking tot zijn wetenschap van de op het milieupark bestaande praktijk van het meenemen van goederen voor eigen gebruik. Verder stelt de rechtbank vast dat eiser heeft verklaard een aantal zaken te hebben gemeld. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder met deze meldingen iets heeft gedaan.
10. Over het afleggen van onjuiste verklaringen door eiser overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerder stelt dat eiser ten onrechte (onjuist) heeft verklaard dat hij niet betrokken was bij de gestelde fraude.
De rechtbank is van oordeel dat voor zover sprake is van onjuiste verklaringen door eiser, deze verklaringen niet op zichzelf noch in samenhang met andere (objectieve) gegevens, een voldoende onderbouwing vormen van het feit dat er wel sprake zou zijn geweest van (grootschalige) fraude, dan wel dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstigere gedragingen dan die waarvan eisers collega’s kunnen worden beticht en waarvan zij geen consequenties van de kant van verweerder hebben ondervonden, dan wel dat eiser weet heeft van dergelijke ernstige gedragingen van anderen.
11. Over de evenredigheid van het strafontslag aan het gepleegde plichtsverzuim overweegt de rechtbank het volgende.
In de zaak AWB 15/2463 ([naam]) heeft de rechtbank overwogen (rechtsoverwegingen 15 en 16) dat er aanwijzingen bestaan dat het af en toe meenemen van spullen van de milieuparken voor eigen gebruik een tijd lang door (zowel hogere als lagere) leidinggevenden in enige mate is gedoogd en dat het aannemelijk is dat op de milieuparken in meer of mindere mate sprake is (geweest) van het (onbewust maar misschien ook bewust) laten storten van afval door bedrijven of door bepaalde personen.
Gelet op het vorenstaande en de (relatief geringe) aard en ernst van de gedragingen die zijn komen vast te staan: meenemen van goederen (hout) en dumpen van spullen (paardenmest) acht de rechtbank het onvoorwaardelijk strafontslag niet evenredig. In dit verband acht de rechtbank het ook van belang dat voornoemde gedragingen hebben plaatsgevonden vóór het aanscherpen van de (gedrags)regels door verweerder (november 2013).
12. Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Het door verweerder opgelegde onvoorwaardelijke strafontslag en de daaraan ten grondslag gelegde verwijten worden onvoldoende gedragen door deugdelijk vastgestelde (objectieve) gegevens. Voor wat betreft de verwijten die wel door dergelijke gegevens gestaafd worden acht de rechtbank het onvoorwaardelijk strafontslag niet evenredig. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om een bestuurlijke lus of een van de andere middelen voor finale geschilbeslechting toe te passen, omdat dit naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Hoewel het lastig denkbaar is dat verweerder het gebrek zal kunnen repareren door middel van nader onderzoek, is dit niet volstrekt uitgesloten. De uitkomst van de nadere besluitvorming en de daarmee gepaard gaande duur is derhalve nog onzeker. Gelet op de ruimte die verweerder nog heeft, zal verweerder opnieuw op het bezwaar moeten beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs (voorzitter), en mr. E.P.J. Rutten en
mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 februari 2017
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.