ECLI:NL:RBLIM:2017:1499

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 241u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een dienstongeval van een brandweerman tijdens werkzaamheden aan C2000 randapparatuur

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de beslissing van de korpschef van politie om een ongeval dat eiser op 27 mei 2015 heeft gehad, niet aan te merken als een dienstongeval. Eiser, werkzaam als lokaal beheerder bij de afdeling Meldkamer Diensten Centrum van de eenheid Limburg, was bezig met het programmeren van C2000 randapparatuur in brandweervoertuigen. Tijdens deze werkzaamheden is hij uit de cabine van een brandweerauto gesprongen of gevallen. De korpschef stelde dat het ongeval niet in overwegende mate zijn oorzaak vond in de aard van de werkzaamheden, omdat het risico op letsel niet inherent was aan het programmeren van de apparatuur.

Eiser voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die het ongeval als dienstongeval moesten kwalificeren, zoals de noodzaak om in de brandweervoertuigen te werken in plaats van op kantoor, een strakke planning, en een stressvolle werkdag. De rechtbank oordeelde dat de exacte toedracht van het ongeval niet van wezenlijk belang was, maar dat het in- en uitklimmen van brandweerauto’s op zich geen verhoogd risico op letsel met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verhoogd risico op letsel rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het ongeval niet als dienstongeval kon worden aangemerkt volgens de relevante wetgeving. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 20 februari 2017, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 16/241
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 februari 2017 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. E.J.G. Jonkers-Hebben),
en
de korpschef van politie, verweerder
(gemachtigde: mr. I.M. Haagmans).
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld het ongeval van 27 mei 2015 niet aan te merken als een dienstongeval.
Bij besluit van 16 december 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser is werkzaam als lokaal beheerder bij de afdeling Meldkamer Diensten Centrum (MDC) van de eenheid Limburg. Het programmeren van de C2000 randapparatuur in brandweervoertuigen behoort tot de door hem te verrichten werkzaamheden. Naar aanleiding van een ongeval op 27 mei 2015, waarbij eiser uit de cabine van een brandweerauto is gesprongen/gevallen heeft eiser een arbeidsongeval gemeld.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het ongeval niet in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van deze werkzaamheden. Het risico op het oplopen van (rug)letsel door het springen/vallen uit de cabine van een brandweerauto is niet inherent aan het programmeren van C2000 randapparatuur in een brandweervoertuig.
3. Eiser voert in beroep aan dat er destijds sprake was van bijzondere omstandigheden die maken dat het ongeval moet worden aangemerkt als dienstongeval: de C2000 randapparatuur moest worden geprogrammeerd in de brandweervoertuigen (in plaats van op kantoor); er was sprake van een strakke planning (werkdruk); in verband met diverse problemen was sprake van een lange, chaotische, stressvolle werkdag; er was sprake van een verhoogd risico vanwege de geringe ruimte in de cabine.

4.De rechtbank overweegt als volgt.

Ingevolge artikel 54 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp)
worden in geval van een dienstongeval aan de desbetreffende ambtenaar vergoed de noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging. Van een dienstongeval is volgens artikel 1, eerste lid, aanhef en onder z, van het Barp, sprake bij een ongeval, welk in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
Aan deze rechtspositionele bepalingen ligt naar vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld:
ECLI:NL:CRVB:2003:AK8404) het uitgangspunt ten grondslag dat de overheidswerkgever die de ambtenaar werkzaamheden opdraagt en hem daarmee blootstelt aan een - gelet op de aard van die werkzaamheden of de omstandigheden waaronder zij moeten worden verricht - verhoogd risico, kosten van geneeskundige behandeling of verzorging die de ambtenaar moet maken als gevolg van een ongeval dat in overwegende mate met dat verhoogde risico verband houdt, voor zijn rekening dient te nemen.
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het programmeren van de C2000 randapparatuur in de brandweervoertuigen, in overleg met de brandweer, aan eiser opgedragen werkzaamheden betreft. Eiser heeft ter zitting uitgelegd dat hij normaal altijd de (uitgebouwde) apparatuur krijgt aangeleverd op kantoor om daar zijn werkzaamheden te verrichten. In zoverre is sprake van een andere werksituatie dan voor eiser gebruikelijk. Dit betekent echter niet dat hierdoor al sprake is van een verhoogd risico. Van belang is om de aard van de activiteit te beoordelen en de omstandigheden waaronder deze activiteit werd verricht. De exacte toedracht van het ongeval is onopgehelderd. Eiser was de enige persoon ter plaatse en hij kan zich de toedracht niet meer herinneren. Er waren geen getuigen. De rechtbank overweegt dat de exacte toedracht in dit geval echter niet van wezenlijk belang is. Het staat immers vast dat eiser uit de brandweerauto klom en toen op pijnlijke wijze terecht is gekomen, met zijn voeten op de grond. De rechtbank is van oordeel dat het in- en uitklimmen van brandweerauto’s naar zijn aard geen activiteit is waarbij een werknemer wordt blootgesteld aan een verhoogd risico op letsel. In dit verband overweegt de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat sprake was van een ondeugdelijke brandweerauto, bijvoorbeeld een mankement aan de trap naar de cabine. Eiser stelt weliswaar dat er geringe ruimte was in de brandweercabines om de werkzaamheden aan de apparatuur uit te voeren, maar de rechtbank is van oordeel dat die omstandigheid niet relevant is bij het uitstappen.
6. Over de vraag of het werken in de cabine van de brandweerauto plaatsvond onder zodanige (bijzondere) omstandigheden dat een verhoogd risico op letsel bestond overweegt de rechtbank het volgende.
7. Eiser heeft aangevoerd dat sprake was van een (te) lange, stressvolle werkdag, waardoor bij hem de vermoeidheid toesloeg en zijn concentratieniveau afnam.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat ter zitting is gebleken dat eiser zelf betrokken is geweest bij de planning van zijn werkzaamheden op deze dag, waarbij hij (logistieke) ondersteuning heeft gehad van een collega. Ter zitting heeft eiser verklaard dat het op papier een prima planning was. In de praktijk bleek echter dat vanwege onverwachte problemen (softwarefout) in de (cabine van de) brandweerauto’s het werk soms langer duurde. Ook was het soms lastig om bij de apparatuur te komen. Al met al was het een heel lange dag geweest en was de onderhavige brandweerauto de laatste waarin de werkzaamheden plaatsvonden. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken van een zodanige druk vanuit verweerder of de brandweer om onderhavige werkzaamheden af te ronden vóór een bepaald tijdstip dat sprake zou zijn van een verhoogd risico. Eiser kon, wanneer hij moe werd, zelf bepalen of en wanneer hij moest uitrusten.
8. Over eisers reeds bestaande rugklachten overweegt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat eiser geen aangepaste (rug sparende) werkzaamheden verrichtte, zodat ook op grond hiervan geen sprake was van een verhoogd risico.
9. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van zodanige (bijzondere) omstandigheden dat een verhoogd risico op letsel bestond. Dit betekent dat het ongeval dat eiser op 27 mei 2015 is overkomen niet kan worden aangemerkt als een dienstongeval als bedoeld in artikel 54, zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder z, van het Barp.

10.Het beroep is ongegrond.

11.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs (voorzitter), en mr. E.P.J. Rutten en
mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: 20 februari 2017
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.