3.3Het oordeel van de rechtbank
Aangifte en letsel van de aangever
Op 28 december 2015 doet [slachtoffer] bij de politie aangiftevan zware mishandeling. Hij verklaart op zondag 27 december 2015 naar het café [naam café] in Horst te zijn gegaan. In de zaal van het café was een feest met een DJ. Op enig moment is [slachtoffer] samen met een bekende in de zaal gaan staan bij een vriendin. [slachtoffer] voelde direct een duw in zijn rug. Hij raakte door de duw uit balans, waardoor hij van zijn plaats werd geduwd. Hij draaide zich rechtsom om en zag dat direct achter hem een jongen stond. Hij voelde direct toen hij omdraaide een harde klap in zijn gezicht en hevige pijn aan de linkerkant van zijn gezicht. Hij realiseerde zich dat hij was geraakt door een hard scherp voorwerp. De klap kwam zo onverwacht dat hij geen tijd meer had om af te weren. Hij was door de klap even de weg kwijt. Op het moment dat hij weer bij zinnen kwam, zag hij dat een klein Aziatisch type jongen voor hem stond. Hij voelde aan zijn gezicht en zag en voelde aan zijn hand dat er ontzettend veel bloed uit zijn gezicht kwam. Hij voelde dat het bloed uit zijn gezicht stroomde.
In het ziekenhuis te Maastricht bleek dat hij een vleeswond van ongeveer 6 cm op zijn wang had en zijn linker neusvleugel los hing. Verder had hij op zijn neus en in zijn wenkbrauw diverse sneetjes. In de snee in zijn wang was een zenuw doorgesneden. De zenuw is operatief aan elkaar gemaakt. Doordat de zenuw doormidden gesneden was, is daardoor een aangezichtsverlamming ontstaan.
Het letsel van de aangever
C.J. van Leeuwen, forensische geneeskundige bij de GGD Limburg-Noord, heeft op 15 februari 2016 een letselbeschrijvingopgemaakt. Het letsel betreft diepe verwondingen in het aangezicht, links ter hoogte van de wang en neus met schade aan de grote aangezichtszenuw, waardoor [slachtoffer] een linkszijdige verlamming heeft aan de mondhoek links. Op 27 december 2015 heeft betrokkene een operatie ondergaan om de zenuw te herstellen, de wonden te saneren van glas en het sluiten van de wond. Op 15 februari 2016 werd geschat dat het meer dan een jaar zou duren voordat de zenuw weer functioneert.
Dr. D.D. Booi heeft in een mail aan aangever van 1 november 2016aangegeven dat aangever letsel van de bucale tak van de nervus facialis heeft gehad, waarvoor herstel op de operatiekamer heeft plaatsgevonden. Aangever heeft nog rest asymmetrie in de mondhoek en neusplooien van het gelaat. Daarnaast heeft aangever sinds het gebeuren last van neusobstructieklachten aan de linkerzijde. Er is nadien een neustussenschotafwijking geobjectiveerd die ook evident zichtbaar is op de CT-scan die is gemaakt na het gebeuren. Correctie hiervan zal thans plaatsvinden.
Bij onderzoek van de aangezichtszenuw constateert dr. Booi dat de musculus levator nasi nog geen herstel heeft vertoond. Gezien het tijdsverloop zal dit zo blijven. Verder lichte asymmetrie van de mondhoek.
Ten aanzien van de neus is sprake van een forse neustussenschotafwijking, die goed te corrigeren is middels een operatie.
Het litteken is volledig uitgerijpt inmiddels. Dit zal zo blijven. Het litteken is evident zichtbaar. Het is de vraag of verdere correctie het litteken zal verbeteren.
[slachtoffer] heeft ter terechtzitting verklaard voor de rest van zijn leven een beperking te zullen houden aan zijn gezichtsspieren. Het lelijke litteken in zijn gezicht kan niet meer verder gecorrigeerd worden en zal de rest van zijn leven het middelpunt van zijn gezicht (ver)vormen. Nadat de hoofdzenuwtak operatief aan elkaar is gehecht, hebben de belangrijkste zenuwbanen weer contact gemaakt met de juiste spieren. De beweging van de mondhoek en de lipheffer is herstellende, maar zal waarschijnlijk beperkt blijven. Een aftakking van een zenuwbaan is verkeerd gegroeid, waardoor bij het sluiten van zijn linkeroog de lipheffer ongecontroleerd wordt gestimuleerd. Daarnaast worden de gevoelsprikkels op de neus niet op de neus waargenomen, maar rond de wenkbrauw. Ook ervaart hij ervaart regelmatig een pijnscheut vanaf de neushoek naar de onderkant van zijn oog. Recent heeft hij een operatie aan zijn neus plaatsgevonden, omdat ook het neusschot op meerdere plaatsen was gebroken. Die operatie is eerder uitgesteld, omdat niet duidelijk was of een tweede operatie aan de zenuwen noodzakelijk was. Verder heeft hij sinds het trauma veel last van zijn linkeroog. Hij is daarvoor onder behandeling van een oogarts. Naast de fysieke klachten, gaat hij zwaar gebukt onder psychische klachten.
Overweging ten aanzien van het letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel aan het aangezicht van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet moet worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer met een glas links ter hoogte van zijn wang en neus in het gezicht is geslagen, waardoor schade aan de grote aangezichtszenuw is ontstaan. Er zijn meerdere operaties nodig geweest. Het slachtoffer is nog niet uitbehandeld en heeft een blijvend litteken in zijn gezicht. Voorts is sprake van een blijvende beperking van zijn gezichtsspieren.
Het ontstaan van het zwaar lichamelijk letsel
De verklaringen van getuige [getuige]
Getuige [getuige]heeft verklaard aanwezig te zijn geweest bij een mishandeling in café [naam café] te Horst. Zij stond met [slachtoffer] aan de bar. Er werd wat geduwd op de muziek die gedraaid werd. Ineens zag ze dat [slachtoffer] een glas tegen zijn gezicht aan kreeg. Ze heeft niet gezien wie het glas gegooid heeft. Ze zag dat het gezicht van Jeroen hevig begon te bloeden.
In de aanvullende verklaringheeft ze verklaard dat ze een arm zag met een hand en die hand had een glas vast. Ze zag die hand met dat glas richting het gezicht van [slachtoffer] gaan. Op de vraag in wat voor positie de man met het glas in zijn hand zijn arm hield heeft ze aangegeven met gestrekte arm. Hij moest een beetje naar boven reiken, maar niet heel hoog.
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 27 december 2015 in café [naam café] in Horst is geweest. Er was een feestje met een DJ. Verdachte is op enig moment achter in de zaal gaan staan en wat gaan drinken. Hij had een biertje vast. Hij had het glas in zijn rechterhand. Hij zag dat iemand schuin links voor hem ging staan. Deze persoon, [slachtoffer] , ging steeds verder naar achter staan, waardoor verdachte steeds minder ruimte had. Verdachte gaf hem een aantal keer elleboogduwtjes dat hij daar stond. Verdachte raakte daardoor steeds geïrriteerder. Hij gaf hem vervolgens een duw met zijn elleboog en zei: “Flikker toch op man!”. Verdachte zag dat [slachtoffer] zich vervolgens omdraaide en voor zijn gevoel in zijn richting kwam. Uit reflex maakte verdachte een zwaaiende beweging met zijn rechterarm en raakt [slachtoffer] daarbij in zijn gezicht. Hij zag dat het glas in zijn gezicht kapot ging. Op het moment dat hij [slachtoffer] in het gezicht raakte, zag hij direct veel bloed in zijn gezicht.
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hard in het gezicht slaan met een (bier)glas tot gevolg heeft dat het glas zal breken in het gezicht en dat dit zwaar lichamelijk letsel – bijvoorbeeld een ontsierend litteken – op kan leveren.
Overweging ten aanzien van de te bewijzen gedraging
Op grond van de hiervoor aangehaalde verklaringen van aangever, getuige [getuige] en verdachte en het bij aangever geconstateerde letsel, is bewezen dat verdachte aangever in het gezicht heeft geslagen met een glas in de betreffende hand. Gelet op het feit dat het glas daarbij is gebroken en het geconstateerde letsel, is met kracht geslagen. Aangever verklaart dat ook.
Overweging ten aanzien van het bewijs van het opzet van verdachte
Verdachte heeft betoogd dat het voor een bewezenverklaring vereiste (voorwaardelijk) opzet bij hem heeft ontbroken, omdat hij op moment van slaan zich niet bewust was van het glas in zijn hand. Dit betoog kan niet worden aanvaard. Verdachte heeft verklaard dat hij bij de bar een biertje stond te drinken toen [slachtoffer] schuin voor hem kwam staan. Dit biertje had hij in zijn rechterhand. Verdachte was zich er gezien zijn verklaring van bewust dat hij een biertje in zijn handen had. Het is ook slecht denkbaar dat iemand zich niet bewust is van het glas in zijn hand als hij op de door verdachte beschreven wijze een biertje staat te drinken. Toen [slachtoffer] zich – in reactie op het duwen van verdachte – omdraaide heeft hij [slachtoffer] met de hand waarin hij zijn glas had, in zijn gezicht geslagen. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn standpunt dat hij in een reflex heeft geslagen. Verdachte geeft immers zelf aan dat hij alleen dacht dat hij aangevallen zou worden. Uit feiten noch uit omstandigheden is gebleken van enig begin van aanval door aangever jegens verdachte. Verder stelt verdachte geen herinnering te hebben aan het moment van slaan door hem, zodat zijn stelling dat dit in een reflex moet zijn geweest slechts een beredeneerde keuze achteraf is.
Voor zover verdachte met zijn verweer heeft willen aanvoeren dat bij hem de wil en/of het weten gestoord waren tijdens het plegen van het feit, kan ook dit betoog niet worden aanvaard. Volgens vaste rechtspraak kan van opzet, van het willens en wetens zich gedragen of aanvaarden van bepaalde kansen, slechts dan geen sprake zijn ‘indien bij de dader zou blijken van een zodanige ernstige geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat hij van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken’. Zo’n ernstige stoornis die opzet uitsluit, is slechts bij hoge uitzondering aan de orde. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat daarvan bij verdachte sprake is geweest ten tijde van het plegen van het hem tenlastegelegde feit. Dat verdachte ter zitting stelt geen herinnering te hebben aan het korte moment van slaan, acht de rechtbank ongeloofwaardig mede gelet op zijn verklaringen bij de politie waar hij die herinnering kennelijk nog wel heeft.
Tot slot, zoals hiervoor overwogen, stelt de rechtbank vast dat er geen aanwijzingen zijn dat sprake is geweest van een voor verdachte bedreigende situatie in reactie waarop verdachte zou hebben mogen of kunnen handelen als hij heeft gedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de verklaringen van aangever, verdachte en de getuige dan ook worden bewezen verklaard dat verdachte opzet had op zware mishandeling toen hij met een glas in zijn hand [slachtoffer] met kracht in het gezicht sloeg.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde is bewezen.