ECLI:NL:RBLIM:2017:1252

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
5449318 cv16-9941
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke veroordeling voor incassokosten bij gezamenlijke aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de besloten vennootschap My Way Holding B.V. en [gedaagde sub 2]. De eiser vorderde hoofdelijke veroordeling van beide gedaagden tot betaling van een openstaand bedrag van € 12.518,00, alsook de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De procedure volgde op een vaststellingsovereenkomst die in maart 2014 was aangegaan, waarin My Way zich verplichtte tot betaling van een totaalbedrag aan de eiser, met [gedaagde sub 2] als borg. My Way heeft echter niet volledig voldaan aan deze verplichtingen, wat leidde tot de vordering van de eiser.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel My Way als [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de openstaande schuld. De rechter heeft de vordering van de eiser tot betaling van het openstaande bedrag toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de incassokosten als vermogensschade moeten worden aangemerkt en dat beide gedaagden hoofdelijk verbonden zijn voor deze kosten, waardoor een afzonderlijke veroordeling niet nodig was. De vorderingen tot betaling van wettelijke rente zijn eveneens toegewezen, aangezien er geen verweer tegen was gevoerd door de gedaagden.

Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van de eiser tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten afgewezen, omdat deze niet op een wettelijke grondslag kon worden gebaseerd. De kosten van de procedure zijn begroot op € 1.172,81, die ook door beide gedaagden hoofdelijk moeten worden betaald. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5449318 \ CV EXPL 16-9941
Vonnis van de kantonrechter van 15 februari 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonende [adres eiser] ,
[woonplaats eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.F.J.M. Mulders,
tegen:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MY WAY HOLDING B.V.,
gevestigd te Venlo,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende [adres gedaagde sub 2] ,
[woonplaats gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.M.M. Hepkema.
Partijen worden hierna [eiser] , My Way en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de op voorhand toegezonden akte vermeerdering van eis
  • de op 20 januari 2017 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In maart 2014 is [eiser] een vaststellingsovereenkomst aangegaan met My Way, waarin My Way zich verplicht heeft een totaal bedrag van € 25.168,00 te voldoen aan [eiser] en waarbij [gedaagde sub 2] zich borg heeft gesteld voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van My Way.
2.2.
De in deze overeenkomst vastgelegde afbetalingsverplichtingen is My Way niet volledig nagekomen.
2.3.
Bij brieven van 27 november 2014 en 23 augustus 2016 is [gedaagde sub 2] aangesproken op betaling van het openstaande bedrag van € 12.518,00.
Bij brief van 10 december 2014 is My Way in gebreke gesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I hoofdelijke veroordeling van My Way en [gedaagde sub 2] tot betaling van € 12.518,00 aan hoofdsom,
II hoofdelijke veroordeling van My Way en [gedaagde sub 2] tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten, zijnde € 1.462,20 exclusief btw, te vermeerderen met € 450,00 aanwezigheidskosten, alsook de kosten van bijstand tijdens de comparitie en de nadien te maken kosten voor juridische bijstand, althans subsidiair de gemaakte kosten volgens het liquidatietarief,
III My Way te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 900,18 althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
IV [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 900,18 althans een in goede justitie te bepalen bedrag,
V veroordeling van My Way tot betaling van de wettelijke handelsrente over het onder I gevorderde bedrag vanaf 17 december 2015, althans vanaf 4 oktober 2016, althans een ander te bepalen moment, tot de dag der algehele voldoening,
VI veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van de wettelijke handelsrente over het onder I gevorderde bedrag vanaf 17 december 2015, althans vanaf 4 oktober 2016, althans een ander te bepalen moment, tot de dag der algehele voldoening, met bepaling dat door My Way uit hoofde van rente betaalde bedragen in mindering kunnen worden gebracht op het door [gedaagde sub 2] uit hoofde van rente te betalen bedrag.
3.2.
My Way en [gedaagde sub 2] hebben (beperkt) verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert sub I hoofdelijke veroordeling tot betaling van het openstaande bedrag van € 12.518,99. De hoogte van dat bedrag en de hoofdelijke verschuldigdheid is door My Way en [gedaagde sub 2] erkend, zodat de kantonrechter deze vordering zal toewijzen.
4.2.
Met betrekking tot de sub III en IV gevorderde veroordeling tot betaling van telkens € 900,00 terzake buitengerechtelijke incassokosten overweegt de kantonrechter dat deze kosten zijn aan te merken als vermogensschade als bedoeld in artikel 6:96 BW. Nu deze schade voortvloeit uit één verbintenis waarvoor zowel My Way als [gedaagde sub 2] aansprakelijk zijn, zijn zij, mede gelet op het bepaalde in artikel 6:102 BW, ook voor deze incasskosten hoofdelijk verbonden, zodat voor een afzonderlijk veroordeling zoals gevorderd, bij gebreke van verdere motivering op dit punt geen plaats is. My Way en [gedaagde sub 2] zullen dan ook hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van (eenmaal)
€ 900,18.
4.3.
Ten aanzien van de gevorderde rente is door My Way noch [gedaagde sub 2] verweer gevoerd, zodat de kantonrechter het sub V en VI terzake rente gevorderde, zal toewijzen.
4.4.
Ten aanzien van de kosten van deze procedure heeft [eiser] sub II primair veroordeling in de werkelijk gemaakte proces- en verletkosten gevorderd.
Ingevolge het bepaalde in de artikel 237 Rv en verder, worden de kosten van de gemachtigde in beginsel vastgesteld conform het bekend veronderstelde liquidatietarief, waarbij enkel een beslissing kan worden genomen over de tot de dag van de uitspraak gemaakte kosten. Kosten die later gemaakt worden, kunnen, behalve voor zover het nakosten betreft (die in casu niet gevorderd worden) daarin niet meegenomen worden, zodat de vordering van [eiser] , voor zover die toekomstige kosten betreft, om die reden afgewezen dient te worden.
Een vordering tot vergoeding van volledige proceskosten is volgens de Hoge Raad alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, NJ 2012/233). Naar het oordeel van de kantonrechter is hiervan in casu niet gebleken en in hetgeen [eiser] heeft aangevoerd ziet de kantonrechter geen termen aanwezig om te concluderen dat er aan de zijde van My Way dan wel [gedaagde sub 2] daarvan sprake zou zijn. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het liquidatietarief. De akte vermeerdering van eis zal aangemerkt worden als een akte zonder bijzondere inhoud, zodat deze niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt.
Voor afzonderlijke vergoeding van verletkosten van een partij die zich laat bijstaan door een gemachtigde, kent de wet geen grondslag zodat ook de vordering op dat punt dient te worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande zullen My Way en [gedaagde sub 2] als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,81
  • griffierecht € 471,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 1.172,81
4.5.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt My Way en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn gekweten, tot betaling aan [eiser] van € 12.518,00,
5.2.
veroordeelt My Way en [gedaagde sub 2] hoofdelijk des dat de een betaalt de ander zal zijn gekweten tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 900,18,
5.3.
veroordeelt My Way tot betaling van de wettelijke handelsrente over het onder I toegewezen bedrag vanaf 17 december 2015, tot de dag der algehele voldoening,
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling van de wettelijke rente over het onder
I toegewezen bedrag vanaf 17 december 2015 tot de dag der algehele voldoening met dien verstande dat de door My Way uit hoofde van rente betaalde bedragen in mindering worden gebracht op het door [gedaagde sub 2] uit hoofde van rente te betalen bedrag.
5.6.
veroordeelt My Way en [gedaagde sub 2] hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 1.172,81,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: mjp
coll: plg