Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[verdachte],
Rechtbank Limburg
Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een vennootschap onder firma, die niet meer bestond. De rechtbank heeft de officieren van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat de vennootschap op 1 juni 2015 ambtshalve was ontbonden. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 1, 3, 6 en 7 november 2017, waarbij de verdachte niet ter terechtzitting vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan de verdachte is uitgebracht op 25 juni 2016, na de ontbinding van de vennootschap, en dat deze ontbinding voor derden, waaronder het Openbaar Ministerie, kenbaar was. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat het recht tot strafvervolging niet vervalt wanneer de vervolging is ingesteld voordat de ontbinding voor derden kenbaar was. In dit geval was de inschrijving van de vennootschap in het handelsregister op 1 juni 2015 doorgehaald, waardoor de vervolging niet meer ontvankelijk was. De rechtbank heeft de officieren van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de vennootschap onder firma, en dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting.