Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de comparitie van 9 oktober 2017.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eisende partij], en haar werkgever, [gedaagde partij]. De werknemer vorderde onder andere erkenning van haar recht op een collectieve jaarlijkse verhoging van haar salaris, zoals vastgelegd in het arbeidsvoorwaardenreglement van de werkgever. De werknemer was in dienst getreden op 1 februari 2012 en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die later werd omgezet naar onbepaalde tijd. In het arbeidsvoorwaardenreglement was opgenomen dat wijzigingen in het reglement, die in overleg met de ondernemingsraad (OR) tot stand kwamen, ook voor de werknemers zouden gelden, zonder dat zij daar expliciet mee akkoord hoefden te gaan.
De werkgever had in 2016 wijzigingen doorgevoerd in het arbeidsvoorwaardenreglement, waarbij de indexatie van het salaris voor werknemers die boven een bepaald salarisniveau zaten, werd afgeschaft. De werknemer stelde dat deze wijziging een eenzijdige wijziging was en dat er geen zwaarwegend belang was voor de werkgever om deze wijziging door te voeren. De werkgever betwistte dit en stelde dat de wijziging in overleg met de OR was tot stand gekomen, wat volgens het reglement was toegestaan.
De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van het arbeidsvoorwaardenreglement inderdaad een tweezijdige wijziging betrof, omdat deze in overeenstemming met de OR was doorgevoerd. De rechter concludeerde dat de werknemer, door het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst, had ingestemd met het arbeidsvoorwaardenreglement en de daarin opgenomen bepalingen. De vordering van de werknemer werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.