Op 11 december 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 oktober 2016 in Venlo, waarbij de verdachte het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, tegen het hoofd en/of de nek heeft getrapt. De tenlastelegging werd in de loop van de procedure gewijzigd, waarbij de verdachte primair werd beschuldigd van poging tot doodslag en subsidiair van poging tot zware mishandeling.
Tijdens de zitting op 27 november 2017 heeft de officier van justitie vrijspraak voor de poging tot doodslag gevorderd, stellende dat de verdachte niet met opzet heeft gehandeld en er geen aanmerkelijke kans op overlijden was. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, onderbouwd met de stelling dat de verdachte niet met volle kracht had getrapt en dat er geen letsel was bij het slachtoffer. De rechtbank heeft camerabeelden bekeken die het incident vastlegden en concludeerde dat de verdachte het slachtoffer inderdaad had getrapt, maar niet met de intentie om te doden.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van opzet op de dood, en dat de kans op zwaar lichamelijk letsel niet aanmerkelijk was. De rechtbank honoreerde het beroep op noodweerexces, omdat de verdachte in een acute panieksituatie verkeerde na een steekincident door het slachtoffer. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte het slachtoffer had getrapt, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag en de zware mishandeling, en oordeelde dat hij niet strafbaar was.