Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Inleiding
2.Onderzoek van de zaak
3.De tenlastelegging
4.De voorvragen
alles bij elkaar was de toestand onwettig, maar niet zó onrechtmatig en schadelijk, dat de toestand per direct door finaal ingrijpen beëindigd moest worden. Edelchemie kon denken: wat ik hier doe en laat voortbestaan, mág.’ [1]
ten eersteop het standpunt dat, indien al zóu zijn gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel door de Provincie niet te vervolgen, dat vormverzuim niet onherstelbaar is. Alleen al daarom kan dit niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Daarnaast is de belangenafweging over al dan niet vervolging niet ter beoordeling van de rechtbank. Het vervolgingsrecht is op grond van het opportuniteitsbeginsel, zowel volgens de wet als volgens de heersende jurisprudentie, exclusief aan het openbaar ministerie toebedeeld. In deze zaak heeft het openbaar ministerie geoordeeld dat de Provincie geen bijdrage heeft geleverd aan de strafbare gedragingen zoals die in de tenlastelegging van de verdachte zijn opgenomen. De Provincie voerde slechts haar handhavingstaak uit en vervolging is daarom niet aan de orde.
ten derdeheeft aangevoerd. Het Openbaar Ministerie heeft de handhaving op het bedrijfsterrein sinds het verlopen van de vergunningen overgelaten aan de betrokken bestuursorganen. Pas in 2012 is aangifte van diverse feiten gedaan en raakte het Openbaar Ministerie inhoudelijk betrokken bij de onderhavige zaak. Het Openbaar Ministerie was van oordeel dat er een voldoende mate van verdenking bestond om de verdachte te vervolgen en is hiertoe rechtmatig overgegaan. Ook dit verweer van de raadsman kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid, aldus de officier van justitie.
vertrouwensbeginselis geschonden, dient dan ook te worden verworpen.
- is gebleken dat de dagvaarding geldig is;
- is voorts gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
- zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
5.De beoordeling van het bewijs
- [verdachte] heeft in 2009, 2010 en 2011 tegen betaling laboratoriumwerkzaamheden laten verrichten door [medeverdachte 4] / [medeverdachte 5] ;
- [verdachte] heeft drie maal slurry van [medeverdachte 4] gekocht (in 2009, 2010 en 2011);
- [verdachte] heeft de gekochte slurry vanaf het bedrijfsterrein van [medeverdachte 4] laten vervoeren naar een verwerker van deze slurry;
- [verdachte] heeft worteldoek aan [medeverdachte 4] geleverd ten behoeve van de bouw van een bassin;
- [verdachte] heeft obsidiaan van [medeverdachte 4] afgenomen en deze op haar bedrijfsterrein te België opgeslagen;
- [verdachte] leverde natriumsulfide voor de bassins aan [medeverdachte 4] .
een of meer’ van de volgende omstandigheden voordoen: