ECLI:NL:RBLIM:2016:935

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 februari 2016
Publicatiedatum
4 februari 2016
Zaaknummer
03/866233-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepteelt en diefstal van elektriciteit wegens gebrek aan bewijs van medeplegen

Op 4 februari 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 21 januari 2016, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar haar gemachtigde raadsvrouw wel. De officier van justitie eiste veroordeling voor beide feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de hennepteelt. De medeverdachte, de echtgenoot van de verdachte, had verklaard dat hij de eigenaar was van de hennepstekkerij en dat de verdachte enkel schoonmaakte in de kelder, maar geen uitvoeringshandelingen verrichtte. De rechtbank concludeerde dat de enkele wetenschap van de aanwezigheid van de hennepstekkerij niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte opzettelijk aanwezig had gehad.

Evenzo oordeelde de rechtbank dat er geen bewijs was voor de diefstal van elektriciteit. Er waren geen aanwijzingen dat de verdachte op de hoogte was van de illegale stroomaansluiting of dat zij dit had moeten vermoeden. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/866233-15
Tegenspraak (gemachtigde raadsvrouw)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte]
De raadsvrouw van verdachte is mr. A.J.M. Mertens, advocaat, kantoorhoudende te Weert.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2016. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander/anderen opzettelijk hennep heeft geteeld en/of aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met een ander/anderen elektriciteit heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat het onder 1 ten laste gelegde wordt bewezenverklaard.
De raadsvrouw heeft een pleitnota overgelegd. Hierin heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft geen intellectuele of materiële bijdrage geleverd die van voldoende gewicht was en heeft zelf geen uitvoeringshandelingen verricht. De enkele wetenschap dat er een hennepstekkerij aanwezig was in haar woning en de bijkomende omstandigheid dat zij van de opbrengst heeft meegeprofiteerd is onvoldoende voor een bewezenverklaring van het medeplegen van deze feiten.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij samen met – onder andere – haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte] , in de periode van 1 januari 2014 tot en met 19 november 2014 in de kelder van hun gezamenlijke woning een hennepstekkerij heeft geëxploiteerd en daarbij illegaal elektriciteit heeft afgenomen.
Feit 1:
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard eigenaar te zijn van de hennepstekkerij. Over de betrokkenheid van verdachte hierbij heeft hij verklaard dat zijn echtgenote de plantage opgeruimd hield en enkele keren heeft geknipt.
Verdachte heeft verklaard dat zij wel schoonmaakte in de kelder, maar geen werkzaamheden heeft verricht met of bij de hennepplanten.
De rechtbank is – met de verdediging – van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling ter zake van het ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk
telen (en bereiden en bewerken en verwerken)van de hennepplanten te kunnen komen. Daartoe overweegt de rechtbank dat enkel medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte uitvoeringshandelingen hiertoe (in de zin van knippen) heeft verricht. Zijn verklaring op dit punt wordt niet ondersteunend door enig ander bewijsmiddel in het dossier.
Evenmin is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander deze hennepplanten opzettelijk
voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe dat, gelet op de vaste jurisprudentie, de enkele wetenschap van de aanwezigheid van de hennepstekkerij, welke op initiatief van haar echtgenoot in de woning werd geëxploiteerd, en het zich daarvan niet distantiëren, onvoldoende is om te kunnen aannemen dat verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten heeft medegepleegd.
Verdachte dient derhalve van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van de elektriciteit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor verdachtes betrokkenheid hierbij. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte op de hoogte was van de illegale stroom-aansluiting noch dat zij dit had moeten vermoeden.

4.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 19 november 2014 te Koningsbosch, gemeente Echt-Susteren, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Prinsenbaan) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 245 (moeder)hennepplanten en/of ongeveer 10291 hennepstekken, althans een groot aantal (moeder)hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 19 november 2014 te Koningsbosch, gemeente Echt-Susteren, in elk geval binnen het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;