ECLI:NL:RBLIM:2016:9148

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 oktober 2016
Publicatiedatum
21 oktober 2016
Zaaknummer
5409894 AZ VERZ 16-194
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussentijdse opzegmogelijkheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen de besloten vennootschap Balanz facilitair B.V. en een werknemer, hierna aangeduid als [verweerder]. De werknemer was sinds 4 april 2016 in dienst als schoonmaker, maar heeft zich op 25 mei 2016 zonder geldige ziekmelding afgemeld. Balanz heeft herhaaldelijk geprobeerd contact met de werknemer te krijgen, maar zonder succes. De kantonrechter oordeelde dat het niet ziek melden en de gedragingen van de werknemer verwijtbaar waren, wat een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst opleverde. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 november 2016, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer, omdat deze ongeoorloofd afwezig was geweest en Balanz voldoende inspanningen had verricht om contact te leggen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummers: 5267143 AZ VERZ 16-159 en 5409894 AZ VERZ 16-194
Beschikking van de kantonrechter van 21 oktober 2016
MD
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
balanz facilitair b.V.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij, verwerende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
vertegenwoordigd door G. Dautzenberg (manager P&O),
tegen:
[verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek],
wonend aan [adres] ,
[woonplaats] ,
verwerende partij, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde mr. drs. N. Th. G. Keulers.
Partijen zullen hierna Balanz en [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift met producties;
- een verweerschrift met producties;
- de ter zitting door Balanz overgelegde pleitnota;
- de mondelinge behandeling d.d. 11 oktober 2016.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Balanz levert diverse facilitaire diensten. Dagelijks zijn bijna 1.000 medewerkers voor Balanz werkzaam, waarvan ongeveer 800 medewerkers een “afstand tot de arbeidsmarkt” hebben.
2.2.
[verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] , geboren op [geboortedag] 1967, is op 4 april 2016 krachtens arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (namelijk: tot 4 april 2017) bij Balanz in dienst getreden als schoonmaker tegen een uurloon van laatstelijk € 9,74 bruto.
2.3.
Op 25 mei 2016 heeft [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] – met toestemming van de objectleider – het object waar hij werkzaam was verlaten om zijn huisarts te bezoeken. Nadien heeft hij zich niet meer gemeld bij dit werkobject.
2.4.
Bij brief van 27 mei 2016 heeft Balanz aan [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] verzocht om contact op te nemen met de objectleider. [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] heeft dat niet gedaan.
2.5.
Op 1 en 6 juni 2016 is de objectleider op huisbezoek gegaan, maar [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] is niet aangetroffen. Bij (zowel per reguliere als aangetekende post) verzonden brief van 6 juni 2016 heeft Balanz de betaling van het loon opgeschort.
2.6.
Op 7 juni 2016 is de rayonmanager zonder resultaat op huisbezoek bij [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] gegaan.
2.7.
Op 9 juni 2016 heeft mevr. [naam personeelsconsulent] (personeelsconsulent) [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] thuis aangetroffen. Er is een vervolgafspraak gemaakt (voor 13 juni 2016) waarbij ook de rayonmanager aanwezig zou zijn. Deze afspraak is door [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] telefonisch geannuleerd. In onderling overleg is een nieuwe afspraak gemaakt voor 15 juni 2016. Zonder enig bericht is [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] niet op deze afspraak verschenen.
2.8.
Bij (zowel per reguliere als aangetekende post) verzonden brief van 16 juni 2016 heeft Balanz aangekondigd de betaling van het loon stop te zetten en [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] nogmaals met klem verzocht om contact op te nemen. In die brief is tevens aangekondigd dat wanneer een reactie van [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] uitblijft, een ontslagprocedure zal worden opgestart.
2.9.
Op 8 juli 2016 heeft Balanz nogmaals per (zowel per reguliere als aangetekende post) verzonden brief aan [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] met klem verzocht contact op te nemen en aangekondigd dat – bij het uitblijven van een reactie van [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] – definitief een ontslagprocedure in gang wordt gezet.
2.10.
Op 29 september 2016 is [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] geopereerd aan één van zijn benen. Een tweede operatie aan zijn andere been staat op de planning.

3.Het verzoek, het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek

3.1.
Balanz heeft, mede tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten, verzocht om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van art. 7:671b lid 1, onderdeel a, in verbinding met art. 7:669 lid 1 en 3, onderdeel e BW (verwijtbaar handelen en/of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren). Voor een verdere uitwerking wordt verwezen naar het verzoekschrift met producties, de pleitnota en de ter zitting gegeven toelichting.
3.2.
[verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] voert verweer. Daartoe wordt verwezen naar het verweerschrift met producties en de ter zitting gegeven toelichting. [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] verzoekt om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen. Indien het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen, verzoekt [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] om te bepalen dat Balanz gehouden is zijn loon op de gebruikelijke wijze te voldoen vanaf 16 juni 2016 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst tot een rechtsgeldig einde zal zijn gekomen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat ook een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (ongeacht of daarin wel of geen tussentijdse opzegmogelijkheid is opgenomen) door de kantonrechter op grond van art. 7:671b, onderdeel a, BW in verbinding met art. 7:669 lid 3, onderdelen c tot en met h, BW kan worden ontbonden.
Redelijke grond voor ontbinding arbeidsovereenkomst?
4.2.
Dat [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] zich niet op 25 mei 2016 of kort nadien ziek heeft gemeld, staat vast. [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] heeft bepleit dat Balanz uit zijn mededelingen op 25 mei 2016 heeft moeten opmaken dat hij
zich ziek heeft gemeld. Dit betoog wordt niet door de kantonrechter gevolgd. Immers, het enkele verlaten van de werkplek (met toestemming van de werkgever) om een huisarts te bezoeken, betekent nog niet dat dit gelijk kan worden gesteld met een ziekmelding of zonder meer resulteert in een ziekmelding. Alhoewel [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] een werknemer is met een afstand tot de arbeidsmarkt, heeft Balanz ter zitting onweersproken gesteld dat bij aanvang van het dienstverband het binnen Balanz geldende verzuimprotocol aan [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] is overhandigd en is toegelicht hoe en bij wie hij zich ziek dient te melden. Voor [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] had aldus duidelijk moeten zijn hoe hij zich ziek diende te melden, temeer nu ter zitting is gebleken dat hij goed in staat is om vragen van de kantonrechter te begrijpen en (zij het in de Duitse taal) te beantwoorden. Dat [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] op 25 mei 2016 of in de periode kort nadien met psychische problemen kampte waardoor een ziekmelding op de voorgeschreven wijze van hem niet kon worden gevergd, is niet komen vast te staan. Weliswaar had [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] last van zijn been, maar dat ontsloeg hem niet van de verplichting om zich ziek te melden bij de objectleider. Evenmin heeft [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] daarna contact opgenomen met Balanz – alhoewel dat herhaaldelijk en met klem door Balanz is verzocht – om zich alsnog ziek te melden.
4.2.1.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten heeft Balanz – zoals ook van haar als goed werkgever van werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt mocht worden verwacht – voldoende inspanningen verricht om ook na 25 mei 2016 met [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] in contact te komen. Uit de hiervoor weergegeven feiten volgt dat [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] , ondanks huisbezoeken en brieven, nergens op heeft gereageerd. Voorts heeft hij, nadat hij op 9 juni 2016 door mevr. [naam personeelsconsulent] thuis werd aangetroffen, de aanvankelijk geplande afspraak op 13 juni 2016 geannuleerd en is hij zonder bericht van verhindering niet op de afspraak van 15 juni 2016 verschenen.
4.2.2.
Het niet ziek melden zonder recht of titel en de gedragingen van [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] in de periode nadien, zijn – zelfs in het geval van een kwetsbare werknemer als [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] – als verwijtbaar handelen en/of nalaten in de zin van art. 7:669 lid 3, onderdeel e, BW aan te merken. Dit betekent dat er een redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7:671b lid 1, onderdeel a BW. Alhoewel [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] stelt dat hij thans arbeidsongeschikt is, heeft hij zijn werkgever – door zich niet ziek te melden – niet in staat gesteld te laten beoordelen of hij niet in staat is om de bedongen arbeid te verrichten. Mocht er al sprake zijn van een opzegverbod wegens ziekte, dan nog kan de kantonrechter onder verwijzing naar het bepaalde in art. 7:671b lid 6, onderdeel a, BW de arbeidsovereenkomst ontbinden indien het verzoek géén verband houdt met de ziekte van de werknemer. Dat het onderhavige verzoek verband houdt met de gestelde arbeidsongeschiktheid van [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] is niet gebleken. Overigens is ook niet gebleken dat er sprake is van andere opzegverboden als bedoeld in art. 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift.
4.3.
Zelfs indien de gedragingen en uitlatingen van [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] op 25 mei 2016 als een ziekmelding door de werkgever hadden moeten worden begrepen, dan geldt dat hij door het herhaaldelijk niet naleven van de re-integratieverplichtingen, verwijtbaar heeft gehandeld. Dit had mitsdien eveneens een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met art. 7:669 lid 3, onderdeel e, BW opgeleverd.
Datum waartegen wordt ontbonden
4.4.
Nu Balanz daaromtrent niets heeft gesteld (en ook de onderliggende arbeidsovereenkomst tussen partijen niet in het geding is gebracht), moet ervan uitgegaan worden dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet tussentijds kan worden opgezegd. Op grond van het bepaalde in art. 7:671b lid 9 BW bepaalt de kantonrechter die het verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd inwilligt, de einddatum van de arbeidsovereenkomst. In dit geval zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen worden ontbonden met ingang van 1 november 2016 (waardoor Balanz uiteraard gehouden is om haar verplichting tot betaling van het loon aan [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] tot die datum na te komen).
4.4.1.
Ingevolge onderdeel a van art. 7:671b lid 9 BW
kande kantonrechter een vergoeding toekennen tot ten hoogste het bedrag gelijk aan het in geld vastgesteld loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Nog daargelaten dat het hier een discretionaire bevoegdheid van de kantonrechter betreft en daar door de werknemer ook niet om is verzocht, geldt dat toekenning van deze vergoeding miskent dat [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] vanaf 25 mei 2016 ongeoorloofd afwezig is geweest en Balanz meer dan voldoende inspanningen heeft verricht om met hem in contact te treden. Onder deze omstandigheden voert het te ver om een vergoeding als bedoeld in art. 7:671b lid 9, onderdeel a, BW aan [verweerder, verzoeker in het (voorwaardelijk) tegenverzoek] ten laste van Balanz toe te kennen.
(Voorwaardelijk) tegenverzoek
4.5.
De voorwaarde waaronder het verzoek tot doorbetaling van het loon is gedaan, namelijk dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet wordt ontbonden, is niet vervuld zodat aan beoordeling niet wordt toegekomen.
Mogelijkheid intrekken verzoek
4.6.
Nu er aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen vergoeding wordt verbonden, behoeft Balanz niet in de gelegenheid te worden gesteld om haar verzoek in te trekken en kan aanstonds eindbeschikking worden gegeven.
Proceskosten
4.7.
Vanwege de aard van het geschil worden de proceskosten – zowel in het verzoek als in het (voorwaardelijk) tegenverzoek – op hierna te bepalen wijze gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaken met de nummers 5267143 AZ VERZ 16-159 en 5409894 AZ VERZ 16-194:
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van
1 november 2016;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst al het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Y.H.G. Erkens en is in het openbaar uitgesproken.