ECLI:NL:RBLIM:2016:9005

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
18 oktober 2016
Zaaknummer
03/866349-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens seksueel misbruik van minderjarige

Op 18 oktober 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een dertienjarige jongen. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en wonende te [adresgegevens verdachte], werd bijgestaan door mr. S.G.E. Koumans. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 oktober 2016, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 19 mei 2014 te Hoensbroek een ontuchtige handeling had gepleegd met de minderjarige, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 180 uur op, waarvan 80 uur voorwaardelijk. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van € 5.000,- toekende aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 2014. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet uit was op (betaalde) seks met een minderjarige, maar dat hij wel verantwoordelijk was voor het niet verifiëren van de leeftijd van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van jeugdigen en de ernst van het gepleegde feit.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866349-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.G.E. Koumans, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2016. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Mr. A.F.G. Pennino, advocaat, kantoorhoudende te Kerkrade, heeft namens het slachtoffer en diens ouders het woord gevoerd over de vordering tot schadevergoeding.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer] , die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer] , dan wel ontucht met hem heeft gepleegd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 19 mei 2014 te Hoensbroek een ontuchtige handeling heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer] , die bestond uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer] , gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [2]
- de verklaring van [slachtoffer] ; [3]
- het proces-verbaal van de politie van het arrondissement Hasselt (België) d.d. 23 mei 2014; [4]
- het proces-verbaal van de politie van het arrondissement Hasselt (België) d.d. 20 mei 2014. [5]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 19 mei 2014 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met [slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ten aanzien van feit 1 primair
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling plegen die bestaat uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan deze proeftijd dient de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te worden gekoppeld. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met het tijdsverloop.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf bepleit. Aan deze voorwaardelijke straf kan een langere proeftijd worden gekoppeld, zodat verdachte voor een langere periode onder toezicht van de reclassering komt te staan. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de straftoemeting rekening gehouden dient te worden met het feit dat verdachte zich op eerste verzoek heeft gemeld bij de politie en volledige openheid van zaken heeft gegeven, met zijn persoonlijke omstandigheden, het feit dat hij meteen zelf hulp heeft gezocht, alsmede met het tijdsverloop in onderhavige strafzaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich laten pijpen door een jongen van dertien jaar en heeft daarvoor betaald. De medeverdachte had verdachte “uitgenodigd” om tegen betaling seks met de jongen te hebben. Van de medeverdachte begreep verdachte dat de jongen 18 jaar was. Verdachte heeft dat echter niet zelf gecontroleerd – iets dat hij wel had moeten doen.
Voor de rechtbank is het volstrekt helder dat verdachte niet uit was op (betaalde) seks met een minderjarige. Als je je echter overgeeft aan betaalde seks met een persoon waarvan wordt gezegd dat die 18 jaar is of die zelf zegt 18 jaar te zijn, dan ben je gehouden om zelf te onderzoeken of dat klopt. Dat is noodzakelijk om te voorkomen dat je seks hebt met een minderjarige. Die verplichting geldt in de ogen van de rechtbank ook als de manier waarop de afspraak tot stand is gekomen en de plaats waar de afspraak plaatsvindt, geen aanleiding geven tot argwaan omtrent de leeftijd.
Argwaan was hier echter wel gerechtvaardigd gelet op het uiterlijk van de jongen. Jongens van 13 zijn in de regel nog niet tot een volwassen man uitgegroeid. Desgevraagd ter terechtzitting heeft verdachte ook verklaard dat de lichaamsbouw van de jongen er op duidde dat het nog een kind was. De rechtbank neemt het verdachte dan ook bijzonder kwalijk dat hij toen niet heeft doorgevraagd naar de leeftijd van [slachtoffer] . Nu niet is gebleken dat hij zich op enigerlei wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van de minderjarige, heeft verdachte verwijtbaar gehandeld.
Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat het plegen van ontucht vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Uit de verklaring van de vader van het slachtoffer ter terechtzitting is gebleken dat de gebeurtenis voor het slachtoffer en zijn ouders buitengewoon ingrijpend is geweest en ook nu nog is en dat het hun leven sinds die dag in mei 2014 in grote mate negatief heeft gekleurd. Het staat voor de rechtbank vast dat verdachte er niet op uit is geweest om deze schade toe te brengen. Van enige moedwilligheid is geen sprake. Maar de schade is met het handelen van verdachte wel toegebracht en daar houdt de rechtbank rekening mee.
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank er ook rekening mee dat de verdachte tijdens het (voorbereidende) onderzoek verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen en openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft ter zitting in heldere bewoordingen uitgelegd dat hij verkeerd heeft gehandeld door seks te hebben met de minderjarige en heeft getoond inzicht te hebben in het volstrekt ongeoorloofde van zijn gedrag. De rechtbank heeft daarbij ook de indruk gekregen dat verdachte oprecht gebukt gaat onder hetgeen gebeurd is.
Dit wordt bevestigd door hetgeen over verdachte beschreven staat in het advies van de reclassering. Bijzonder daarbij is dat verdachte zich op eigen initiatief tot een psycholoog heeft gewend teneinde inzicht in zijn handelen te verkrijgen. De behandelend psycholoog heeft bij de reclassering aangegeven dat verdachte consequent op alle behandelafspraken is verschenen en zich, gedreven door een invoelbare lijdensdruk, actief heeft ingespannen om de aangereikte adviezen en handvatten ter harte te nemen. De rechtbank heeft de overtuiging bekomen dat de hulpvraag van verdachte oprecht is en dat verdachte zich niet louter uit processtrategische overwegingen tot een psycholoog heeft gewend.
Toch mag dit alles de rechtbank niet de ogen doen sluiten voor de instructies van de wetgever. De wetgever heeft ter bescherming van jeugdigen tussen de 12 en 16 jaren bepaald dat de maximumstraf voor het seksueel binnendringen acht jaren bedraagt. Op grond van het bepaalde in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht mag de rechtbank bovendien niet enkel een taakstraf opleggen. Gevangenisstraf vormt daarom, gelet op de ernst van het feit en deze wetsbepaling, het uitgangspunt bij het bepalen van een passende straf.
Maar is een gevangenisstraf wel de meest passende straf in dit geval? De verdachte is zich zeer bewust van de laakbaarheid van zijn handelen. Hij heeft hulp en begeleiding gezocht om zijn gedrag te onderzoeken en zo herhaling in de toekomst te voorkomen. Ook gaat hij ernstig gebukt onder de schaamte over zijn eigen daden. De straf die hij aldus voelt en heeft gevoeld is in de ogen van de rechtbank van een dergelijke mate dat het dan nog opleggen van een gevangenisstraf een te forse straf zou zijn. Weliswaar kan het opleggen van een gevangenisstraf ook gewenst zijn om de maatschappij duidelijk te maken dat dit soort gedrag niet getolereerd kan worden, maar dat dat zo is behoeft in de ogen van de rechtbank geen betoog en zal meer dan voldoende bekend zijn in de maatschappij.
Wat betekent dit alles? Alles afwegende acht de rechtbank, mede gelet op de wettelijke instructie om in ieder geval een gevangenisstraf op te leggen, een gevangenisstraf van 1 dag onvoorwaardelijk (zijnde het wettelijke minimum) en een taakstraf voor de duur van 180 uren gepast. Van die 180 uren zal de rechtbank 80 uur voorwaardelijk opleggen om verdachte extra te motiveren in zijn voornemen niet in herhaling te vallen. De aan de voorwaardelijke taakstraf gekoppelde proeftijd zal 2 jaar bedragen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] , te dezen vertegenwoordigd door zijn moeder, uitoefenende het ouderlijk gezag over de minderjarige, vordert primair – bij wijze van voorschot – een schadevergoeding van € 7.500,00 ter zake van immateriële schade, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Namens de benadeelde partij is in dit verband verwezen naar letselcategorie 3 van de letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, waaronder een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen valt. Dat verdachte tegen betaling ontuchtige handelingen met het slachtoffer heeft gepleegd leidt tot een verhoging van het bedrag onder letselcategorie 3. Subsidiair heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht een smartengeldbedrag in goede justitie, eveneens bij wijze van voorschot vast te stellen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De raadsvrouw heeft in dit kader aangevoerd dat de eigen schuld van het slachtoffer in de hoogte van de schadevergoeding dient te worden verdisconteerd. Daarnaast staat het causaal verband tussen het delict en de posttraumatische stressstoornis van het slachtoffer niet onomstotelijk vast. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Causaal verband
De rechtbank is van oordeel dat bij de benadeelde partij sprake is van schade als gevolg van de ontuchtige handeling die door verdachte is gepleegd. Wanneer een persoon het slachtoffer wordt van seksueel misbruik, betekent dit een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer en leidt dit tot (immateriële) schade bij het slachtoffer. Het eventueel kampen met andere persoonlijke problematiek maakt dit niet anders.
Eigen schuld
[slachtoffer] was ten tijde van het delict dertien jaren oud. De ervaring leert dat kinderen, anders dan volwassenen, gevaren niet onderkennen of die onderschatten. De onoplettendheid, zorgeloosheid en overmoed van kinderen berust op een gebrek aan inzicht in en ervaring met de ernstige risico's die hen bedreigen. Derden moeten daarmee rekening houden en hun gedrag daarop afstemmen. Vermindering van de verplichting tot schadevergoeding op de grond dat het kind zich ook zelf onvoorzichtig gedroeg – lees: zelf het initiatief nam tot het plaatsen van een advertentie – is onbillijk, omdat dan kinderen die onvoorzichtig zijn, rechtens verantwoordelijk worden gehouden voor hun gedragingen, alsof zij volwassenen waren. Al in 1989 heeft de Hoge Raad bepaald dat wanneer een gevaar zich verwezenlijkt ten aanzien van een kind waarvan in verband met zijn leeftijd slechts een beperkt inzicht in dat gevaar en een beperkt vermogen zich naar dat inzicht te gedragen mag worden verwacht, de billijkheid in beginsel eist dat de door het kind geleden schade ten laste komt van degene die, onzorgvuldig handelend, dit gevaar in het leven heeft geroepen. [6] In overeenstemming met deze rechtspraak moet daarom worden geoordeeld dat de toepassing van de billijkheidscorrectie ertoe leidt dat [slachtoffer] de schade voor geen enkel deel voor zijn rekening behoeft te nemen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag ter hoogte van € 5.000,-, onder vermeerdering van de wettelijke rente vanaf 19 mei 2014. De rechtbank heeft in dit verband aansluiting gezocht bij letselcategorie 3 van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven: een zedenmisdrijf met (eenmalig) seksueel binnendringen. Daarbij geldt dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven de gehanteerde bedragen als een tegemoetkoming aanmerkt en niet beoogt de volledige schade precies vast te stellen. Er kan dus reden zijn voor de benadeelde partij bij de civiele rechter een aanvullende schadevergoeding te vorderen en de rechtbank beschouwt het toegewezen bedrag van € 5.000,- als een ondergrens voor de vast te stellen schade. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, dan wel het schadebedrag bij wijze van voorschot aan hem uitkeert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2014 tot de dag der algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 (één) dag;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , per adres mr. A.F.G. Pennino, Schaesbergerstraat 16, 6467 EC Kerkrade, te betalen een bedrag van
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met [slachtoffer]
, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de mond van
die [slachtoffer] geduwd althans gebracht;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met [slachtoffer]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
duwen althans brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer]
en/of het in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer]
.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, divisie regionale recherche, afdeling expertise centrum zeden, proces-verbaalnummer 2014076891, gesloten d.d. 21 juli 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 830.
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 oktober 2016.
3.Brief van [slachtoffer] , afgegeven bij de Politie Hasselt, pagina 90.
4.Navolgend proces-verbaal pro justitia van de Lokale Politie 5370 HAZODI, gerechtelijk arrondissement Hasselt (België) d.d. 23 mei 2014, pagina 87.
5.Navolgend proces-verbaal pro justitia van de Lokale Politie 5370 HAZODI, gerechtelijk arrondissement Hasselt (België) d.d. 20 mei 2014, pagina 67 en pagina 69.
6.HR 8 december 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC0663: “Lars Ruröde”.