ECLI:NL:RBLIM:2016:9004

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
18 oktober 2016
Zaaknummer
03/866348-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en veroordeling voor ontucht en mensenhandel met minderjarige

Op 18 oktober 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en mensenhandel jegens een dertienjarige jongen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde verkrachting, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen door geweld of bedreiging. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met de minderjarige, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het slachtoffer. Daarnaast werd bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel, omdat hij de minderjarige had geworven en vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar. Tevens werd de verdachte verplicht tot reclasseringstoezicht en verplichte behandeling. De vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de moeder van het slachtoffer, werd toegewezen, waarbij een schadevergoeding van €10.000 werd vastgesteld, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gebrek aan inzicht van de verdachte in de laakbaarheid van zijn gedrag, wat de kans op recidive verhoogde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866348-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 oktober 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 oktober 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Mr. A.F.G. Pennino, advocaat, kantoorhoudende te Kerkrade, heeft namens het slachtoffer en diens ouders het woord gevoerd over de vordering tot schadevergoeding.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, - na wijziging van de tenlastelegging -op neer dat de verdachte:
feit 1:zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van de minderjarige [slachtoffer] dan wel ontuchtige handelingen met hem heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer] , dan wel ontucht met hem heeft gepleegd;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens [slachtoffer] , terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte van het onder feit 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft in dit kader naar voren gebracht dat, ondanks enkele elementen van dwang en een overwicht van verdachte op het slachtoffer, wettig en overtuigend bewijs voor verkrachting ontbreekt. De officier van justitie acht het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft in dit verband verwezen naar de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder feit 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu wettig bewijs voor geweld en bedreiging met geweld ontbreekt en er geen sprake is van dwingen door een andere feitelijkheid. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van feit 1 primair
Van verkrachting is sprake wanneer iemand door geweld of een andere feitelijkheid (of bedreiging daarmee) wordt gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Van geweld of bedreiging met geweld is in onderhavige zaak niet gebleken. Van door een feitelijkheid iemand dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan slechts sprake zijn indien verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte door het leeftijdsverschil, feitelijk, fysiek en geestelijk overwicht had op aangever. Uit de bewijsmiddelen is echter niet gebleken van een situatie waarin verdachte, anders dan door het uitvoeren van de seksuele handelingen zelf, het overwicht actief heeft aangewend om het slachtoffer tot het ondergaan van de seksuele handelingen te dwingen. Dus is niet bewezen dat verdachte opzettelijk door (dwingende) feitelijkheden het slachtoffer tot het ondergaan van de seksuele handelingen heeft gebracht.
De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 19 mei 2014 te Hoensbroek ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer] , die bestonden uit het seksueel binnendringen van die [slachtoffer] , gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [2]
- de verklaring van [slachtoffer] ; [3]
- het proces-verbaal van de politie van het arrondissement Hasselt (België) d.d. 23 mei 2014; [4]
- het proces-verbaal van de politie van het arrondissement Hasselt (België) d.d. 20 mei 2014. [5]
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in de periode van 15 mei 2014 tot en met
19 mei 2014 in Nederland en in België schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel jegens
[slachtoffer] , terwijl hij de leeftijd van achttien jaren nog niet bereikt had, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting; [6]
- de verklaring van [slachtoffer] ; [7]
- het proces-verbaal van de politie van het arrondissement Hasselt (België) d.d. 23 mei 2014; [8]
- de emailberichten tussen verdachte en [slachtoffer] ; [9]
- het proces-verbaal van de politie van het arrondissement Hasselt (België) d.d. 20 mei 2014. [10]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
ten aanzien van feit 1 subsidiair
op 19 mei 2014 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met [slachtoffer] (geboren op
[geboortedag] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte een zogenaamde kralendildo en zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd en zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
ten aanzien van feit 2
in de periode van 15 mei 2014 tot en met 19 mei 2014 in Nederland en in België [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2000)
- heeft geworven en vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 2°) en
- heeft medegenomen uit België met het oogmerk die [slachtoffer] in een ander land (Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde tegen betaling (sub 3°) en
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde tegen betaling (sub 5°) en
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van [slachtoffer] met een derde tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] via e-mail benaderd en
- aan die [slachtoffer] voorgesteld dat hij, verdachte, ervoor kan zorgen dat die [slachtoffer] bij hem, verdachte, mannen kan verwennen die hem zullen betalen voor een lekkere date en
- die [slachtoffer] aangeboden te zullen zorgen voor de ruimte, de materialen en voldoende mannen en
- aan die [slachtoffer] aangeboden hem in België te komen ophalen en hem ook weer thuis te brengen en
- aan die [slachtoffer] een bedrag van 40 euro in het vooruitzicht gesteld voor elke klant die hij krijgt en
- die [slachtoffer] met zijn personenauto daadwerkelijk in België opgehaald en
- met die [slachtoffer] gereden naar Hoensbroek en
- de voordeur van het appartement op slot gedaan, waardoor die [slachtoffer] het appartement niet kon verlaten en
- die [slachtoffer] seksuele handelingen laten verrichten met een door hem, verdachte, geregelde klant en
- een bedrag van 60 euro van die klant ontvangen voor het gebruiken van de seksuele diensten van die [slachtoffer] , waarvan hij, verdachte, een bedrag van 20 euro zelf heeft behouden en een bedrag van 40 euro aan die [slachtoffer] heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
ten aanzien van feit 2
mensenhandel jegens een persoon beneden de achttien jaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan drie jaren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan deze proeftijd dient de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te worden gekoppeld. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met het tijdsverloop.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk dient te worden gesteld aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en een door de rechtbank te bepalen proeftijd. Daarnaast heeft de raadsman de oplegging van een taakstraf van de maximale duur van 240 uren bepleit. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de straftoemeting rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop in onderhavige strafzaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft als volwassen man ontucht gepleegd met een toen 13-jarige jongen. Eerst heeft hij een zogeheten kralendildo in de anus van de jongen geduwd, daarna heeft hij zijn penis in de anus geduwd en hij heeft de jongen hem ook nog laten pijpen. De jongen heeft verklaard dat een aantal handelingen enorm pijn deed. De verdachte heeft het willen doen voorkomen dat dat niet aan hem lag; hij zou het allemaal heel voorzichtig hebben gedaan en het allemaal hebben gedaan om de jongen uit te leggen hoe je het beste seks kon hebben met een betalende klant. Die seks volgde daarop.
Het geheel vindt zijn oorsprong in een advertentie die de jongen plaatste en waarin deze te kennen gaf 18 jaar te zijn en zich aan te willen bieden voor seksuele diensten. Verdachte heeft op die advertentie gereageerd; hij zou de jongen wel in willen wijden in het vak en hem in contact willen brengen met klanten. Uiteindelijk heeft verdachte het slachtoffer opgehaald in België en naar een door hem, verdachte, geregeld appartement in Nederland gebracht. Daar heeft hij de eerder beschreven seks met hem gehad, waarna de jongen nog seks heeft gehad met een door verdachte geregelde klant.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij niet heeft gecontroleerd of het slachtoffer wel meerderjarig was. Toen het slachtoffer hem mailde dat hij er heel jong uitzag voor zijn leeftijd, heeft verdachte alleen maar aangegeven dat hij ervan uitging dat het slachtoffer “echt wel 18 jaar” was. Nader onderzoek heeft hij niet gedaan. Verdachte is na de e-mailwisseling uiteindelijk het slachtoffer op school gaan ophalen en heeft hem geholpen met het bedenken van een smoesje om te kunnen spijbelen. Het slachtoffer liet ook zijn boekentas in de auto van verdachte staan. Al deze punten hadden verdachte zeer argwanend moeten maken met betrekking tot de leeftijd die het slachtoffer zelf had opgegeven (18 jaar). Maar in plaats van het instellen van gedegen onderzoek naar de juiste leeftijd van het slachtoffer heeft verdachte doelbewust weggekeken. De rechtbank kan geen andere conclusie hieraan verbinden dan dat verdachte uit was op seks met een minderjarige en dat hij het maar wat fijn vond dat de jongen er zo jong uitzag. Veelzeggend in dit verband is dat verdachte heeft verklaard in zijn dansschool wel telkens naar het identiteitsbewijs van jongeren te vragen in verband met het alcoholverbod. Verdachte geeft met dit handelen de indruk het behouden van zijn drankvergunning belangrijker te vinden dan de lichamelijke integriteit van het minderjarige slachtoffer. En dat pleit niet voor verdachte.
Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] in zeer ernstige mate geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Uit de verklaring van de vader van het slachtoffer ter terechtzitting is gebleken dat de gebeurtenissen voor het slachtoffer en zijn ouders buitengewoon ingrijpend is geweest, en ook nu nog is, en dat het hun leven in grote mate negatief heeft gekleurd. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nooit stilgestaan en heeft enkel zijn eigen bevrediging vooropgesteld en heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het zeer jonge slachtoffer.
Dat het slachtoffer zelf de advertentie heeft geplaatst waarin hij zich aanbood, is geen omstandigheid die een en ander dan ook maar iets minder ernstig maakt. Omdat het slachtoffer nog erg jong is kan hij niet worden beschouwd als iemand die, als een volwassene, in volle vrijheid en in vol besef van alle mogelijke gevolgen hiervoor kiest.
De rechtbank heeft op geen enkel moment de indruk gekregen dat verdachte inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn gedrag. Zowel uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting als bij de reclassering komt naar voren dat verdachte geen vraagtekens zet bij zijn eigen handelen als volwassene in dezen. Hij ziet zichzelf nog steeds als de aardige oudere man die een jonger iemand rustig en zonder dwang uitleg geeft over seksuele handelingen. Dat de jongen pijn had, kan hij zich niet voorstellen. Dat het niet fijn was om daarna meteen seks te hebben met een andere volwassene, ziet hij ook niet in, nu de jongen er toch voor betaald kreeg. Verdachte neemt dus geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gedrag, in die zin dat hij als volwassene de delicten had kunnen en moeten vermijden. Hij heeft ook geen inzicht in de ongelijkheid die bestond tussen hem als volwassene en de minderjarige. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Verdachte denkt slechts aan zichzelf en niet aan het (lichamelijk en geestelijk) welzijn van het slachtoffer. Dit getuigt van een ernstig gebrek aan normbesef aan de zijde van verdachte.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat de reclassering het recidiverisico ondanks deze houding van de verdachte als laaggemiddeld inschat. De rechtbank kan zich niet verenigen met deze inschatting van het recidiverisico, nu verdachte geen enkel inzicht heeft getoond in de verwerpelijkheid van zijn gedrag en een 13-jarige jongen doelbewust in de seksindustrie heeft laten werken. Daar komt het verontrustende aspect bij dat het procesdossier aanwijzingen bevat dat [slachtoffer] niet het enige minderjarige slachtoffer is waarmee verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd en door hem, verdachte, aangezet is tot seks tegen betaling.
De rechtbank heeft gezien dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict, maar dat legt, gelet op de ernst van de feiten, geen gewicht in de schaal.
De rechtbank vindt dat, gelet op al deze overwegingen, aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd om de kans op herhaling terug te dringen. Omdat verdachte geen enkel moment heeft laten zien dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet, heeft verdachte een flinke stok achter de deur nodig om te voorkomen dat hij nogmaals de fout ingaat. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Twaalf maanden daarvan zullen voorwaardelijk worden opgelegd.
De reclassering adviseert reclasseringsbegeleiding, een verplichte ambulante behandeling en een controle van de gegevensdragers van verdachte. De rechtbank zal dat advies opvolgen. De rechtbank zal in dit geval een proeftijd van vijf jaren hanteren, omdat de rechtbank ernstig rekening houdt met het feit dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De lange duur van de proeftijd is bedoeld om te kunnen controleren of verdachte baat heeft gehad bij de door hem te volgen behandeling en geen seksuele contacten met minderjarigen meer heeft dan wel minderjarigen aanzet tot prostitutie.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] , te dezen vertegenwoordigd door zijn moeder, uitoefenende het ouderlijk gezag over de minderjarige, vordert een schadevergoeding – bij wijze van voorschot – van € 10.000,00 ter zake van immateriële schade, onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Namens de benadeelde partij is in dit verband verwezen naar letselcategorie 4 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Subsidiair heeft de benadeelde partij de rechtbank verzocht een smartengeldbedrag in goede justitie, eveneens bij wijze van voorschot, vast te stellen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de vordering van de benadeelde partij aanzienlijk dient te worden gematigd en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsman heeft in dit kader aangevoerd dat de eigen schuld van het slachtoffer in de schadevergoeding dient te worden verdisconteerd. Daarnaast staat het causaal verband tussen het delict en de posttraumatische stressstoornis van het slachtoffer niet onomstotelijk vast.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Causaal verband
De rechtbank is van oordeel dat bij de benadeelde partij sprake is van schade als rechtstreeks gevolg van de ontuchtige handelingen die door verdachte zijn gepleegd. Wanneer een persoon het slachtoffer wordt van seksueel misbruik, betekent dit een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer en leidt dit tot (immateriële) schade bij het slachtoffer. Het eventueel kampen met andere persoonlijke problematiek maakt dit niet anders.
Eigen schuld
[slachtoffer] was ten tijde van het delict dertien jaren oud. De ervaring leert dat kinderen, anders dan volwassenen, gevaren niet onderkennen of die onderschatten. De onoplettendheid, zorgeloosheid en overmoed van kinderen berust op een gebrek aan inzicht in en ervaring met de ernstige risico's die hen bedreigen. Derden moeten daarmee rekening houden en hun gedrag daarop afstemmen. Vermindering van de verplichting tot schadevergoeding op de grond dat het kind zich ook zelf onvoorzichtig gedroeg, – lees: zelf het initiatief nam tot het plaatsen van een contactadvertentie –, is onbillijk, omdat dan kinderen die onvoorzichtig zijn, rechtens verantwoordelijk worden gehouden voor hun gedragingen, alsof zij volwassenen waren. Al in 1989 heeft de Hoge Raad bepaald dat wanneer een gevaar zich verwezenlijkt ten aanzien van een kind waarvan in verband met zijn leeftijd slechts een beperkt inzicht in dat gevaar en een beperkt vermogen zich naar dat inzicht te gedragen mag worden verwacht, de billijkheid in beginsel eist dat de door het kind geleden schade ten laste komt van degene die, onzorgvuldig handelend, dit gevaar in het leven heeft geroepen. [11] In overeenstemming met deze rechtspraak moet daarom worden geoordeeld dat de toepassing van de billijkheidscorrectie ertoe leidt dat [slachtoffer] de schade voor geen enkel deel voor zijn rekening behoeft te nemen.
Het bedrag van € 10.000,- is gebaseerd op letselcategorie 4 van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven: een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen en mensenhandel. Daarbij geldt dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven de gehanteerde bedragen als een tegemoetkoming aanmerkt en niet beoogt de volledige schade precies vast te stellen. Er kan dus reden zijn voor de benadeelde partij bij de civiele rechter een aanvullende schadevergoeding te vorderen en de rechtbank beschouwt het gevorderde bedrag van € 10.000,- als een ondergrens voor de vast te stellen schade. Zoals gevorderd, zal de rechtbank het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2014.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, dan wel het schadebedrag bij wijze van voorschot aan hem uitkeert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2014 tot de dag der algehele voldoening.

8.Het beslag

De in beslag genomen mobiele telefoon (Nokia) zal verbeurd worden verklaard, aangezien de rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte deze heeft gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten en het bezit van een mobiele telefoon niet in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 33, 33a, 36f, 57, 245 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte
vrijvan het onder
feit 1 primairten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende
bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde dient zich onmiddellijk na aanvang van de proeftijd te melden bij Reclassering Nederland in Maastricht onder het telefoonnummer 088-8041501. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde wordt verplicht tot steekproefsgewijze controle van zijn gegevensdragers, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer] , per adres mr. A.F.G. Pennino, Schaesbergerstraat 16, 6467 EC Kerkrade, te betalen een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
1
STK GSM Kl: grijs
NOKIA
2378631.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Hoensbroek, gemeente Heerlen door geweld of
een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid,
een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2000) heeft gedwongen tot
het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
immers heeft verdachte in een situatie van overwicht dat voortvloeide uit de
feitelijke omstandigheid dat de verdachte een 60 jarige (gezette) volwassen
man van 1 meter 80 was en het slachtoffer een 13 jarige (tengere) jongen was
tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij zich moest uitkleden en/of:
"pijp me nu" en/of dat hij zijn benen omhoog moest doen en/of dat hij met
open benen op het bed moest gaan liggen en/of dat hij voorover gebogen op het
bed moest gaan liggen en/of zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer]
geduwd en/of gebracht en/althans tevens glijmiddel op de anus van die
[slachtoffer] aangebracht en/of een zogenaamde (kralen)dildo in de anus van
die [slachtoffer] geduwd en/of vervolgens zijn, verdachtes, penis in de anus
van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of vervolgens hard doorgeramd
tot verdachte klaar kwam;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedag] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende
verdachte een zogenaamde (kralen)dildo en/of zijn, verdachtes penis in de anus
van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, penis in
de mond van die [slachtoffer] geduwd althans gebracht;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Hoensbroek, gemeente Heerlen, met [slachtoffer]
, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het in zijn, verdachtes, mond nemen van het geslachtsdeel van die [slachtoffer] en/of uit het
duwen althans brengen van een zogenaamde (kralen)dildo en/of van zijn,
verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] en/of het duwen althans
brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2014 tot en met 19 mei 2014 te
Hoensbroek en/of Brunssum, gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland en/of
in België
een ander of anderen, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 2000),
- heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht, met het oogmerk van
seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 2°) en/of
- heeft medegenomen (uit België) met het oogmerk die [slachtoffer] in een
ander land (Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling
(sub 3°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten
aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen
waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer]
zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van die
seksuele handelingen (sub 5°) en/of
- ( telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer] , met en/of voor een derde
tegen betaling (sub 8°),
terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den)
bereikt,
immers heeft hij, verdachte
- die [slachtoffer] via e-mail benaderd en/of
- aan die [slachtoffer] voorgesteld dat hij, verdachte, ervoor kan zorgen
dat die [slachtoffer] bij hem, verdachte mannen kan verwennen die hem zullen
betalen voor een lekkere date en/of
- die [slachtoffer] aangeboden te zullen zorgen voor de ruimte, de
materialen en voldoende mannen en/of
- aan die [slachtoffer] aangeboden hem in België te komen ophalen en hem ook
weer thuis te brengen en/of
- aan die [slachtoffer] een bedrag van 40 euro in het vooruitzicht gesteld
voor elke klant die hij krijgt en/of
- die [slachtoffer] met zijn personenauto daadwerkelijk in België opgehaald
en/of
- met die [slachtoffer] gereden naar Hoensbroek, in elk geval naar een
plaats in Nederland en/of
- de (voor)deur van het appartement op slot heeft gedaan en/althans waardoor die [slachtoffer] het appartement niet kon verlaten en/of
- die [slachtoffer] seksuele handelingen heeft laten verrichten met een door
hem, verdachte, geregelde klant en/of
- een bedrag van 60 euro, in elk geval een bedrag aan geld, van die klant
heeft ontvangen voor het gebruiken van de seksuele diensten van die [slachtoffer]
, waarvan hij, verdachte een bedrag van 20 euro, in elk geval een
bedrag aan geld zelf heeft behouden en een bedrag van 40 euro, in elk geval
een bedrag aan geld, aan die [slachtoffer] heeft gegeven.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie, divisie regionale recherche, afdeling expertise centrum zeden, proces-verbaalnummer 2014076891, gesloten d.d. 21 juli 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 830.
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 oktober 2016.
3.Brief van [slachtoffer] , afgegeven bij de Politie Hasselt, pagina 89.
4.Navolgend proces-verbaal pro justitia van de Lokale Politie 5370 HAZODI, gerechtelijk arrondissement Hasselt (België) d.d. 23 mei 2014, pagina 87.
5.Navolgend proces-verbaal pro justitia van de Lokale Politie 5370 HAZODI, gerechtelijk arrondissement Hasselt (België) d.d. 20 mei 2014 , pagina 67 en pagina 69.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 oktober 2016.
7.Brief van [slachtoffer] , afgegeven bij de Politie Hasselt, pagina’s 89 en 90.
8.Navolgend proces-verbaal pro justitia van de Lokale Politie 5370 HAZODI, gerechtelijk arrondissement Hasselt (België) d.d. 23 mei 2014, pagina 87.
9.Navolgend proces-verbaal pro justitia van de Federale Gerechtelijke Politie Hasselt (België) d.d. 26 juni 2014, pagina’s 210 tot en met 212 en de e-mailberichten als bijlagen op de pagina’s 213 tot en met 273.
10.Navolgend proces-verbaal pro justitia van de Lokale Politie 5370 HAZODI, gerechtelijk arrondissement Hasselt (België) d.d. 20 mei 2014, pagina 67 en pagina 69.
11.HR 8 december 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC0663: “Lars Ruröde”.