ECLI:NL:RBLIM:2016:8209

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
03/659225-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door insuline-injectie op echtgenoot

Op 22 september 2016 heeft de Rechtbank Limburg een 38-jarige vrouw uit Weert veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf wegens poging tot moord op haar echtgenoot. De vrouw heeft, terwijl haar echtgenoot sliep, insuline bij hem geïnjecteerd. Dit gebeurde in hun gezamenlijke woning. Na de injectie werd het slachtoffer buiten bewustzijn aangetroffen en naar het ziekenhuis gebracht, waar hij enkele dagen moest blijven. De rechtbank oordeelde dat insuline een geschikt middel is om iemand van het leven te beroven, ook al was het slachtoffer geen suikerpatiënt en was er onduidelijkheid over de hoeveelheid insuline die was toegediend. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte had gehandeld met voorbedachten rade, omdat zij had opgezocht wat de gevolgen van insuline-injectie konden zijn. De rechtbank vond het feit bijzonder ernstig, vooral omdat het in de eigen woning van het slachtoffer was gebeurd, en dat dit veel psychische gevolgen voor het slachtoffer met zich meebracht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 jaar op, waarbij geen ruimte was voor een voorwaardelijk deel van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/659225-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
gedetineerd in [adresgegevens PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. C.W.J. Faber, advocaat kantoorhoudende te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 september 2016. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(samen met een ander) heeft geprobeerd om – al dan niet met voorbedachten rade –
[slachtoffer] te doden.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de poging tot moord wordt bewezenverklaard. Daartoe heeft de officier van justitie – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte insuline bij het slachtoffer heeft ingespoten, terwijl zij wist dat dit fataal kon zijn. Voorts betreft het in de visie van de officier van justitie een adequate poging, nu de deskundigen hebben gerapporteerd dat een overdosis met insuline kan leiden tot overlijden. De toestand waarin het slachtoffer werd aangetroffen, namelijk met een verlaagde bloedsuikerwaarde, bewusteloos en met ondertemperatuur, is door deskundigen als potentieel levensbedreigend aangemerkt, hetgeen medisch ingrijpen noodzakelijk maakte. Het tenlastegelegde medeplegen kan echter niet worden bewezen.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu volgens hem sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat enerzijds niet kan worden uitgesloten dat de toestand waarin het slachtoffer zich bevond toen de hulpverleners ter plaatse kwamen, veroorzaakt is door de eigen alcoholinname van het slachtoffer in plaats van door het inspuiten met insuline door verdachte. Anderzijds is niet duidelijk hoeveel insuline door verdachte in het lichaam van het slachtoffer is ingebracht. Er is in de visie van de verdediging dan ook te weinig concrete informatie voorhanden om tot de conclusie te komen dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is van een poging tot moord.
3.2
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.2.1.
Bewijsmiddelen
Op 9 maart 2015 omstreeks 10.25 uur treft de politie – naar aanleiding van een melding – [slachtoffer] aan op de grond naast zijn bed in zijn woonwagen aan de [adres] . Hij is buiten bewustzijn en wordt per ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [2]
Op 17 maart 2015 geeft [slachtoffer] bij de politie aan aangifte te willen doen tegen verdachte wegens poging tot moord. Verdachte zou hem een dosis insuline hebben toegediend, terwijl hij dronken in bed lag. [slachtoffer] overhandigt daarbij aan de politie een brief van het [naam zorginstelling] , waarin staat weergegeven dat [slachtoffer] een overmaat aan insuline zou hebben gehad. [slachtoffer] is geen suikerpatiënt en gebruikt ook geen medicijnen. [slachtoffer] verklaart dat verdachte altijd een grote hoeveelheid vloeibare insuline, welke met een injectiespuit in het lichaam moet worden gebracht, in de woning voorradig heeft voor haar stiefvader. Bij thuiskomst heeft [slachtoffer] geconstateerd dat deze insulinevoorraad volledige uit de woning is verdwenen. [3]
Op 21 maart 2015 doet [slachtoffer] aangifte [4] van poging moord.
In de brief van het [naam zorginstelling] die [slachtoffer] aan de politie heeft gegeven, staat dat [slachtoffer] is opgenomen van 9 maart 2015 tot en met 14 maart 2015 in verband met persisterende hypoglycaemie door een overmaat aan exogene insuline. [5]
Forensisch arts [naam] rapporteert op basis van de inhoud van het medisch dossier van [slachtoffer] dat hij is opgenomen in verband met een abnormale verlaging van de bloedsuikerwaarde (hyperglycaemie). [slachtoffer] had bij opname een ondertemperatuur van 33,6 graden Celsius. Een verlaagde bloedsuikerwaarde met bewusteloosheid en ondertemperatuur is potentieel levensbedreigend, waardoor medisch ingrijpen noodzakelijk was. [6]
Deskundige [naam] rapporteert dat het injecteren met insuline kan leiden tot zeer ernstige hypoglykemie (een lage concentratie glucose in het bloed) en dat een overdosis kan leiden tot overlijden. [7]
Verdachte [8] verklaart bij de politie dat zij voorafgaand aan het inspuiten van insuline heeft opgezocht wat de gevolgen daarvan zijn en daarbij heeft gevonden dat dit mogelijk fataal zou kunnen zijn. [9] Verdachte heeft uiteindelijk besloten om insuline in te spuiten bij [slachtoffer] . Verdachte is, nadat zij eerst in bed heeft liggen piekeren, opgestaan, naar de koelkast gelopen en heeft een insuline-pen en een naaldje gepakt. Zij is terug naar de slaapkamer gelopen, heeft het naaldje in de insuline-pen gedaan en aan de spuit gedraaid voor het instellen van de dosis insuline. Vervolgens heeft zij de insuline ingespoten bij [slachtoffer] . [slachtoffer] sliep op dat moment en bleef gewoon liggen nadat verdachte de insuline had ingespoten. Nadat zij de spuit had gezet, heeft zij deze weggegooid en is zij weer bij [slachtoffer] in bed gestapt. Verdachte verklaart dat zij de spuit tegen de ochtend, rond 05.00 à 06.00 uur, heeft gezet. [10] Omstreeks 07.30 uur ging de wekker en is zij opgestaan. [slachtoffer] lag nog te slapen. [11] Omstreeks 08.05 uur heeft verdachte nogmaals bij [slachtoffer] gekeken en vervolgens is zij rond 09.00 uur boodschappen gaan doen. [12] Voorts verklaart verdachte nog dat zij nadat zij gebeld werd om naar huis te komen, bij thuiskomst bewust niets heeft verteld over de insuline, omdat zij bang was dat zij zou worden opgepakt. [13]
Ter terechtzitting van 8 september 2016 heeft verdachte verklaard dat zij wist dat het toedienen van insuline fataal zou kunnen zijn en dat [slachtoffer] daardoor zou kunnen overlijden.
3.2.2.
Overwegingen
3.2.2.1. Strafbare poging
Om te spreken van een strafbare poging moet de vraag worden beantwoord of de poging in het algemeen tot voltooiïng van het tenlastegelegde misdrijf kan leiden. De rechter moet zich afvragen of het gebruikte middel geschikt is om (in deze zaak) iemand van het leven te beroven. Is het middel ongeschikt om dat doel te bereiken dan is sprake van een absoluut ondeugdelijke poging. Een dergelijke poging is niet strafbaar. Is het middel wel geschikt om het doel te bereiken, maar heeft het niet tot de dood geleid, omdat (bijvoorbeeld) een niet dodelijke hoeveelheid is gebruikt of omdat er tijdig medisch is ingegrepen, dan is sprake van een relatief ondeugdelijke poging. Een dergelijke poging is wél strafbaar.
In deze zaak gaat het om het inspuiten van insuline bij een persoon die geen suikerpatiënt is. De vraag die beantwoordt moet worden is de vraag of die persoon hierdoor in het algemeen zou kunnen komen te overlijden.
Deskundige [naam] rapporteert dat het injecteren met insuline kan leiden tot zeer ernstige hypoglykemie (een lage concentratie glucose in het bloed) en dat een overdosis kan leiden tot overlijden. Uit het dossier volgt voorts dat [slachtoffer] bewusteloos is aangetroffen, dat zijn lichaamstemperatuur 33,6 graden Celsius was en dat zijn bloedsuikerwaarde verlaagd was. In de rapportage van forensisch arts [naam] staat dat een verlaagde bloedsuikerwaarde met bewusteloosheid en een ondertemperatuur potentieel levensbedreigend is, waardoor medisch ingrijpen noodzakelijk was.
Uit deze rapportages trekt de rechtbank de conclusie dat insuline een geschikt middel is om iemand van het leven te beroven en dat er dan ook geen sprake is van een (straffeloze) absoluut ondeugdelijke poging, maar van een wél strafbare relatief ondeugdelijke poging.
Het verweer van de verdediging dat [slachtoffer] diezelfde avond een behoorlijke hoeveelheid alcohol had gedronken en dat niet vaststaat hoeveel insuline er is toegediend maken niet dat dit op zichzelf beschouwde deugdelijke middel alsnog verwordt tot een absoluut ondeugdelijk middel. Het verweer wordt dan ook verworpen.
3.2.2.2. Voorbedachte rade en opzet
Dit brengt de rechtbank bij de vraag of sprake is van voorbedachte rade en opzet. De rechtbank leidt uit de bekennende verklaring van verdachte af dat zij willens en wetens heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven en dat zij daarbij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar met voorbedachten rade.
3.2.2.3. Medeplegen
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen.
3.2.2.4. Slotsom
De rechtbank acht gelet op de verklaringen van aangever, de verklaringen van de deskundigen en de bekennende verklaring van verdachte de tenlastegelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 9 maart 2015 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, insuline heeft toegediend bij die [slachtoffer] middels een injectie in het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot moord.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf en/of de maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur 10 jaar met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft zich daarbij ten aanzien van de duur van de gevangenisstraf gebaseerd op de jurisprudentie van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch betreffende voltooide (gekwalificeerde) doodslag, dan wel een poging tot moord variërend van acht tot twaalf jaar, alsmede op een uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 juni 2015 waarin als uitgangs-punt voor het voltooide delict een gevangenisstraf tussen de vijftien en achttien jaar wordt genoemd. Bovendien heeft de officier van justitie verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2016:4368), waarin verdachte ook had geweigerd mee te werken aan een PBC-rapportage, hetgeen voor de rechtbank aanleiding vormde om twee jaar extra gevangenisstraf op te leggen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft, zij doordrongen is van het feit dat zij totaal verkeerd heeft gehandeld en daarvan ook spijt heeft, alsmede met het feit zij een jarenlange relatie met het slachtoffer heeft gehad, zij ondanks dit feit met elkaar verder wilden, maar dat dat door de langdurige detentie van verdachte uiteindelijk toch niet is gelukt. Voorts heeft de raadsman bepleit de zaak te vergelijken met andere zaken dan die door de officier van justitie zijn aangehaald en waarin lagere straffen zijn opgelegd. In dat kader heeft de raadsman verwezen naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2013:4746) betreffende een poging tot moord op een echtgenoot. De raadsman heeft – rekening houdend met alle omstandigheden – verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarnaast een groot voorwaardelijk deel met een proeftijd van drie jaar.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op haar echtgenoot. Verdachte heeft, terwijl haar echtgenoot lag te slapen, insuline bij hem geïnjecteerd. Dit vond plaats in de woning waar zij samen woonden. Verdachte heeft gekozen voor het injecteren met insuline in de hoop dat dit niet ontdekt zou worden, waardoor zij een nieuw leven had kunnen beginnen met haar nieuwe vriend. Verdachte heeft zich door aldus te handelen schuldig gemaakt aan een poging tot moord op haar echtgenoot. Een poging tot moord is een van de ernstigste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. De echtgenoot van verdachte zal naar alle waarschijnlijkheid psychische gevolgen ondervinden van het feit dat zijn vrouw met wie hij al jaren samenleefde heeft geprobeerd hem te vermoorden. Juist in zijn eigen woning, in zijn eigen bed en in gezelschap van zijn eigen vrouw zou hij zich veilig moeten kunnen voelen. Bovendien heeft dit feit veel onrust veroorzaakt in de directe omgeving van het slachtoffer. De rechtbank neemt verdachte dit bijzonder kwalijk.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat slechts een forse gevangenisstraf op zijn plaats is, waarbij geen ruimte meer is voor een voorwaardelijk deel van deze straf, zoals de raadsman heeft bepleit.
Wat betreft de hoogte van de straf is door de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die worden opgelegd in gevallen die - grosso modo - vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. Daarbij overweegt de rechtbank dat de door de officier van justitie aangevoerde jurisprudentie geen aanleiding vormt om daarvan af te wijken.
Omstandigheden die in het voordeel van verdachte meewegen acht de rechtbank niet aanwezig, behalve dat verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar passend en geboden.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 45, 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

7.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 september 2016.
Mr. J.M.E. Kessels is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 9 maart 2015 in de gemeente Weert ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, (een hoeveelheid) insuline heeft toegediend bij die [slachtoffer] (middels een injectie in het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie @, proces-verbaalnummer @, gesloten d.d. @, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina @.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 april 2015, pagina 23-24.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 maart 2015, pagina 32.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 maart 2015, pagina 34-40.
5.Geschrift, zijnde een brief met als opschrift ‘Voorbericht bij ontslag’, van het [naam zorginstelling] , d.d. 13 maart 2015, pagina 33.
6.Aanvullende deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2015.12.18.057 d.d. 9 maart 2016 opgemaakt door [naam] , die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige Forensische Geneeskunde.
7.Aanvullende deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2015.12.30.080 d.d. 27 januari 2016 opgemaakt door dr. [naam] , die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige Forensische Toxicologie.
8.Processen-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juni 2015 pagina 189-197, d.d. 10 juni 2015 pagina 200-214 en 22 juni 2015 pagina 191 – 192.
9.Pagina 220.
10.Pagina 191.
11.Pagina 192.
12.Pagina 193.
13.Pagina 194.