ECLI:NL:RBLIM:2016:7542

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
30 augustus 2016
Zaaknummer
5264729 CV EXPL 16-7063
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning door ex-echtgenoot in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser, een ex-echtgenoot, ontruiming van de huurwoning die hij samen met gedaagde, zijn ex-echtgenote, bewoonde. De echtscheiding was uitgesproken op 20 november 2015 en de woning was op naam van eiser gehuurd. Eiser verbleef sinds 21 juni 2016 op een andere locatie, op advies van de politie, terwijl gedaagde nog steeds in de woning woonde. Eiser stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de ontruiming van de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat dit belang niet voldoende was onderbouwd. De rechter merkte op dat er geen recente incidenten waren die een acuut gevaar of noodzaak tot ontruiming rechtvaardigden. Bovendien was de vordering van eiser in wezen een declaratoire beslissing, die niet in kort geding kon worden toegewezen. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en compenseerde de proceskosten, aangezien het geschil voortvloeide uit de relatie tussen de partijen. Gedaagde had in reconventie ook vorderingen ingesteld, maar deze werden eveneens afgewezen om dezelfde redenen. De proceskosten werden ook in reconventie gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 5264729 CV EXPL 16-7063
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 30 augustus 2016
in de zaak van
[eiser],
wonend aan de [adres] , [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. J.P.C.M. van Riet,
tegen
[gedaagde],
wonend aan de [adres] , [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. P.H.A. Brauer.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 18 augustus 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn voormalig echtelieden. De echtscheiding is uitgesproken bij beschikking van deze rechtbank van 20 november 2015, welke beschikking is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente Den Haag op 20 juli 2016.
2.2.
Bij huurovereenkomst van 31 juli 2008 heeft Stichting Wonen Zuid met ingang van 1 augustus 2008 aan [eiser] verhuurd de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . In de huurovereenkomst is enkel [eiser] als huurder vermeld. Partijen hebben als echtelieden samengewoond in voormelde woning. [gedaagde] is nog steeds aldaar woonachtig. [eiser] verblijft sinds 21 juni 2016, op advies van de politie, elders.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voormelde woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, zulks met machtiging van [eiser] om zonodig de ontruiming op kosten van [gedaagde] te laten uitvoeren,
- in de proceskosten, kosten van executie en nakosten.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - nader worden ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • dat het gebruik van litigieuze woning door [eiser] voor de duur van zes maanden na betekening van het vonnis wordt geschorst,
  • veroordeling van [eiser] voormelde woning aan de [adres] te [woonplaats] binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en ter vrije beschikking van [gedaagde] te stellen, zulks met machtiging van [gedaagde] om zonodig de ontruiming op kosten van [eiser] te laten uitvoeren,
- in de proceskosten, kosten van executie en nakosten.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij de door hem ingestelde vordering. Het antwoord op deze vraag luidt naar het oordeel van de kantonrechter ontkennend.
4.2.
Vaststaat dat partijen al geruime tijd in een vertroebelde verhouding met elkaar hebben samengewoond, waarbij regelmatig excessen plaatsvonden en de politie werd ingeschakeld. Niet valt in te zien en door [eiser] is onvoldoende gemotiveerd waarom nu ineens een spoedeisend belang bestaat. Niet gebleken is dat zich recentelijk iets heeft voorgedaan dat met zich brengt dat op dit moment sprake is van een situatie, die zodanig acuut of ernstig is dat van [eiser] niet gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten. Voorts verblijft [eiser] sinds 21 juni 2016 elders en is evenmin gesteld noch anderszins gebleken dat [eiser] (aldaar) geen onderdak meer wordt geboden.
4.3.
Nog daargelaten dat niet kan worden ingezien waarom van [eiser] niet gevergd kan worden dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht, geldt dat toewijzing van de gevraagde voorziening neerkomt op het geven van een declaratoire beslissing die naar haar aard niet voorlopig is. De gevraagde voorziening komt er in feite op neer dat vastgesteld wordt dat [eiser] met uitsluiting van [gedaagde] wordt gerechtigd tot het gebruik van de woning. [eiser] heeft dit niet voor de duur van een bepaalde periode gevraagd. Een dergelijke vordering is in kort geding niet toewijsbaar.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiser] worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen ex-echtelieden zijn en het onderhavige geschil uit die relatie voortvloeit.
in reconventie
4.5.
Hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, geldt mutatis mutandis ook voor de vordering in reconventie. Vaststaat dat [eiser] sedert 21 juni 2016 elders verblijft. De stelling van [gedaagde] dat [eiser] nog regelmatig in voormelde woning is, heeft zij onvoldoende concreet en feitelijk onderbouwd en bovendien heeft [eiser] dit ook uitdrukkelijk betwist. Daarbij komt dat indien al juist zou zijn dat [eiser] regelmatig in de woning is, [gedaagde] heeft gesteld dat dit dan buiten haar afwezigheid is. De kantonrechter is van oordeel dat de gestelde omstandigheden niet van dien aard zijn, dat op dit moment sprake is van een situatie, die zodanig acuut of ernstig is dat van [gedaagde] niet gevergd kan worden de uitkomst van een bodemprocedure af te wachten.
4.6.
De vorderingen van [gedaagde] zullen eveneens worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd omdat partijen ex-echtelieden zijn en het onderhavige geschil uit die relatie voortvloeit.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Y.H.G. Erkens en is door mr. R.H.J Otto in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ