In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiser, een ex-echtgenoot, ontruiming van de huurwoning die hij samen met gedaagde, zijn ex-echtgenote, bewoonde. De echtscheiding was uitgesproken op 20 november 2015 en de woning was op naam van eiser gehuurd. Eiser verbleef sinds 21 juni 2016 op een andere locatie, op advies van de politie, terwijl gedaagde nog steeds in de woning woonde. Eiser stelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor de ontruiming van de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat dit belang niet voldoende was onderbouwd. De rechter merkte op dat er geen recente incidenten waren die een acuut gevaar of noodzaak tot ontruiming rechtvaardigden. Bovendien was de vordering van eiser in wezen een declaratoire beslissing, die niet in kort geding kon worden toegewezen. De kantonrechter wees de vordering van eiser af en compenseerde de proceskosten, aangezien het geschil voortvloeide uit de relatie tussen de partijen. Gedaagde had in reconventie ook vorderingen ingesteld, maar deze werden eveneens afgewezen om dezelfde redenen. De proceskosten werden ook in reconventie gecompenseerd.