In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van een geschil dat voortvloeit uit een vervoersovereenkomst tussen eisers en de Spaanse luchtvaartmaatschappij Iberia. Eisers hebben Iberia gedagvaard omdat zij op 17 juli 2014 van Panama naar Düsseldorf zouden worden vervoerd, maar met een aanzienlijke vertraging van 23 uur en 31 minuten op de bestemming aankwamen. Ze vorderen een schadevergoeding van € 1.200,00, wettelijke rente en kosten. Iberia heeft echter de exceptie van onbevoegdheid ingeroepen, stellende dat zij geen woonplaats in Nederland heeft en dat de Nederlandse rechter op basis van de Brussel I bis-Verordening geen rechtsmacht toekomt.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen van de Brussel I bis-Verordening, met name artikel 17 lid 3, dat uitzonderingen maakt voor vervoersovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen eisers en Iberia via de website Expedia.nl is gesloten, waarbij zowel vervoer als verblijf is geboekt. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van een overeenkomst waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf wordt aangeboden, waardoor de uitzondering van artikel 17 lid 3 niet van toepassing is. De kantonrechter oordeelt dat de eisers hun rechtsvordering kunnen instellen bij de Nederlandse rechter, en wijst de incidentele vordering van Iberia af. Iberia wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.
De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering van Iberia tot onbevoegdheid wordt afgewezen en dat de proceskosten aan de zijde van eisers worden vergoed. De zaak zal op 3 augustus 2016 weer op de rol komen voor conclusie van repliek.