ECLI:NL:HR:2010:BL8510
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Uitleg van de reisovereenkomst en reisorganisator in het kader van de richtlijn pakketreizen
In deze zaak gaat het om de uitleg van de begrippen 'reisorganisator' en 'reisovereenkomst' zoals vastgelegd in artikel 7:500 van het Burgerlijk Wetboek, in het licht van de Europese richtlijn pakketreizen (Richtlijn 90/314/EEG). De Hoge Raad behandelt de vraag of een reisbureau dat op verzoek van een klant verschillende toeristische diensten samenstelt, kan worden aangemerkt als reisorganisator. De eiseres, Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR), heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem, dat de door SGR gevraagde verklaringen voor recht heeft afgewezen. Het hof oordeelde dat het reisbureau niet als reisorganisator kan worden aangemerkt, omdat het niet 'op eigen naam' handelt. Dit oordeel is gebaseerd op de interpretatie van de richtlijn en de nationale wetgeving, waarbij het hof concludeert dat alleen de organisator die in eigen naam een pakketreis verkoopt, aansprakelijk is jegens de consument.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof en stelt dat het 'op eigen naam'-criterium niet in strijd is met de richtlijn. De Hoge Raad wijst erop dat de richtlijn ruimte laat voor nationale wetgeving die bepaalt dat alleen de partij die zelf de overeenkomst aangaat, aansprakelijk is. Dit betekent dat een reisbureau dat enkel als tussenpersoon optreedt, niet kan worden aangemerkt als reisorganisator. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van SGR en bevestigt de kostenveroordeling in de procedure.