ECLI:NL:RBLIM:2016:6930

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
03/702750-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraffen wegens uitkeringsfraude, afdreiging, oplichting en witwassen

Op 9 augustus 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar echtgenoot betrokken was bij meerdere strafbare feiten, waaronder uitkeringsfraude, afdreiging, oplichting en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar echtgenoot gedurende een periode van meerdere jaren mannen hebben bewogen tot het overmaken van grote geldbedragen door middel van bedreiging en misleiding. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dwingen van slachtoffers tot afgifte van geld door hen te bedreigen met de openbaarmaking van geheimen, en heeft daarnaast valsheid in geschrift gepleegd door onjuiste informatie te verstrekken op rechtmatigheidsonderzoeksformulieren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden, waarbij rekening is gehouden met haar verminderd toerekeningsvatbare toestand. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoedingen voor de slachtoffers van de oplichtingspraktijken. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die maandenlang onder druk hebben gestaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702750-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 augustus 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
thans gedetineerd in de PI Zuid Oost - HvB Ter Peel te Evertsoord.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.G.E. Koumans, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juli 2016. De verdachte en haar raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er –na wijziging–, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair en subsidiair: samen met haar echtgenoot [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal € 251.396,00 door hem te bedreigen met de openbaring van een geheim dan wel [slachtoffer 1] heeft gedwongen om die geldsom over te maken door hem te bedreigen met een andere feitelijkheid;
Feit 2: samen met haar echtgenoot heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld door hem te bedreigen met smaad of de openbaring van een geheim;
Feit 3 primair en subsidiair: samen met haar echtgenoot [slachtoffer 2] heeft opgelicht dan wel geld van die [slachtoffer 2] heeft verduisterd;
Feit 4: samen met haar echtgenoot [slachtoffer 3] heeft opgelicht;
Feit 5 primair en subsidiair: samen met haar echtgenoot een geldbedrag van € 74.364,96 heeft verduisterd van de rekening van hun beider zoon dan wel dit geldbedrag van de rekening van hun zoon heeft gestolen;
Feit 6 primair en subsidiair: samen met haar echtgenoot rechtmatigheidsformulieren in het kader van de Wet Werk en Bijstand valselijk heeft ingevuld dan wel opzettelijk heeft nagelaten om gegevens te verstrekken die van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een uitkering in het kader van genoemde wet;
Feit 7 primair: samen met haar echtgenoot [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van in totaal € 61.554,96 door hem te bedreigen met feitelijkheden;
Feit 7 subsidiair: samen met haar echtgenoot € 61.554,96 heeft verduisterd van [slachtoffer 4] ;
Feit 7 meer subsidiair: samen met haar echtgenoot € 61.554,96 heeft witgewassen;
Feit 8 primair: samen met haar echtgenoot valsheid in geschrift heeft gepleegd door loten te verkopen terwijl daarvoor geen vergunning was afgegeven;
Feit 8 subsidiair: samen met haar echtgenoot loten heeft laten drukken om deze loten als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te laten gebruiken;
Feit 8 meer subsidiair: samen met haar echtgenoot [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft opgelicht.

3.De voorvragen

De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Aan de verdachte wordt onder feit 5 verweten dat zij geld van de rekening van haar zoon heeft verduisterd dan wel geld van de rekening van haar zoon heeft gestolen.
Strafvervolging ter zake verduistering respectievelijk diefstal tussen naaste familieleden kan echter enkel plaats vinden op grond van een klacht van degene tegen wie dit misdrijf is gepleegd. Deze persoon dient bij zijn aangifte uitdrukkelijk om vervolging te verzoeken. Een en ander volgt uit de bepalingen van artikel 321 juncto 324 juncto 316 van het Wetboek van Strafrecht en uit het bepaalde in artikel 164 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank moet constateren dat door de heer [naam zoon] geen klacht is gedaan tegen zijn moeder, maar enkel tegen zijn vader. De officier van justitie kan daarom niet worden ontvangen in de vervolging van de verdachte van de onder feit 5 primair en subsidiair tenlastegelegde verduistering en diefstal.
Nu de rechtbank reeds om voornoemde reden de officier van justitie niet-ontvankelijk acht in de vervolging, treft de bespreking van het verweer van de raadsvrouw over de verjaring van de onder feit 5 primair tenlastegelegde verduistering geen doel meer.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de afzonderlijke feiten de volgende standpunten ingenomen.
De onder feit 1 primair tenlastegelegde afdreiging acht de officier van justitie bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaring die de aangever bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Voorts blijkt uit de bankafschriften dat de aangever vele malen grote geldbedragen aan de verdachte en haar medeverdachte (hierna te noemen: de verdachten) heeft overgemaakt.
Ook de onder feit 2 tenlastegelegde poging tot afdreiging acht de officier van justitie bewezen op grond van voornoemde aangifte van [slachtoffer 1] en diens verklaring bij de rechter-commissaris. De aangever heeft de e-mailberichten en de sms-berichten afkomstig van de verdachten overgelegd. Hieruit blijkt met welke feitelijkheden door de verdachten is gedreigd.
De oplichting van [slachtoffer 2] acht de officier van justitie niet bewezen, nu uit het verhoor van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris blijkt dat er bij het aangaan van de lening niet is gesproken over de reden van die lening. Er is dus voorafgaand aan het lenen van het geld geen sprake geweest van misleiding van [slachtoffer 2] om de lening te verkrijgen. Dat de verdachten later niet meer voldeden aan de betalingstermijnen, kan niet als oplichting worden gekwalificeerd.
De officier van justitie acht wel bewezen dat de verdachten [slachtoffer 3] hebben opgelicht. Hij is bewogen tot een geldlening door een samenweefsel van allerlei verdichtsels over een op te zetten stichting ten behoeve van minder valide mensen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 3] , de verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris en de door de belastingdienst vergaarde gegevens, waaruit blijkt dat [slachtoffer 3]
€ 35.535,00 heeft overgeboekt naar de verdachten. Niet bewezen acht de officier van justitie dat de aangever ook nog een bedrag contant aan de verdachten heeft overhandigd, aangezien deze stelling van de aangever door geen ander bewijsmiddel wordt gestaafd. De officier van justitie heeft voorts gewezen op de gelijke modus operandi ten aanzien van [slachtoffer 3] en de andere slachtoffers van de verdachten.
Ook bewezen acht de officier van justitie het verduisteren van geld van de rekening van de zoon van de verdachten. Hij baseert zich daarbij op de aangifte van [naam zoon] en het proces-verbaal dat is opgemaakt naar aanleiding van een analyse van de bankrekening van [naam zoon] . Dit is blijkens de bankafschriften gebeurd in de periode van 14 juni 2006 tot en met 16 juli 2008. De medeverdachte was gemachtigd tot het beheer van de rekening van de destijds minderjarige zoon. De officier van justitie acht bewezen dat een bedrag van
€ 39.562,00 verduisterd is.
De onder feit 6 primair tenlastegelegde uitkeringsfraude acht de officier van justitie bewezen op basis van het onderzoek door de sociale recherche en de verklaring van de verdachte hieromtrent.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 7 op het standpunt gesteld dat hij primair bewezen acht dat wijlen [slachtoffer 4] gedwongen is om geld aan de verdachten over te maken. Hij grondt de bewezenverklaring op de verklaringen die de zoon van [slachtoffer 4] bij de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd en de bankafschriften waaruit blijkt dat wijlen [slachtoffer 4] in totaal € 61.554,96 aan de verdachten heeft overgemaakt. Ook hier is er sprake van eenzelfde modus operandi als ten aanzien van de andere slachtoffers, hetgeen de officier van justitie als ketenbewijs ten laste van de verdachte beschouwt.
Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat er in ieder geval sprake is van witwassen van € 61.554,96, zoals onder meer subsidiair ten laste is gelegd. Dit bedrag is immers in ieder geval afkomstig uit uitkeringsfraude.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 8 vrijspraak gevorderd voor het primair tenlastegelegde. Het ontbreken van een vergunning maakt immers nog niet dat de loten vals zijn. Wel bewezen acht de officier van justitie dat de verdachten de loten hebben gebruikt als waren zij echt, terwijl er helemaal geen loterij was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de afzonderlijke feiten de volgende standpunten ingenomen.
De raadsvrouw is van oordeel dat vrijspraak dient te volgen voor het tenlastegelegde onder feit 1 primair en subsidiair, omdat de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] niet door andere stukken uit het dossier worden ondersteund. Integendeel, in de bijgevoegde e-mailberichten over de periode van 17 juni 2015 tot en met 19 augustus 2015 wordt niet één keer gedreigd dat men de echtgenote van [slachtoffer 1] zal informeren. Dat [slachtoffer 1] zelf het gevoel had dat hij in de tang zat, betekent nog niet dat er sprake is geweest van dwang door de verdachte en haar medeverdachte.
Voor het tenlastegelegde onder feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het tenlastegelegde over de periode van 21 augustus 2015 tot en met 13 oktober 2015. Uit het verhoor van de aangever blijkt namelijk dat hij tussen 19 augustus en 13 oktober 2015 niets van de verdachten heeft gehoord.
Voor feit 3 heeft de raadsvrouw ter zake van zowel de primair tenlastegelegde oplichting als de subsidiair tenlastegelegde verduistering vrijspraak bepleit. Het bewijs voor deze feiten ontbreekt, omdat nergens uit blijkt dat [slachtoffer 2] is bewogen tot het verstrekken van de geldlening door een samenweefsel van verdichtsels. Tot aan de detentie hebben de verdachte en haar echtgenoot bovendien aan de termijnbetalingen voldaan.
Van de tenlastegelegde oplichting van [slachtoffer 3] onder feit 4 dient de verdachte ook vrijgesproken te worden, omdat uit de e-mailberichten volgt dat er is betaald voor seksuele diensten en dat er sprake was van een geldlening. Van enige misleiding is niet gebleken.
De raadsvrouw verzoekt voorts vrijspraak van de onder feit 5 tenlastegelegde feiten ten aanzien van verdachtes zoon. Uit de stukken blijkt niet van enige betrokkenheid van de verdachte. Haar echtgenoot, tevens medeverdachte, beheerde de bankzaken. De verdachte heeft pas achteraf kennis gekregen van de beweerdelijk gepleegde feiten.
Voor wat betreft het tenlastegelegde onder feit 6 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het tenlastegelegde onder feit 7 primair en subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen, omdat uit de stukken niet blijkt dat er sprake is geweest van dwang of überhaupt van omstandigheden waaronder het geld is verstrekt.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de loten noch vervalst waren noch valselijk waren opgemaakt. Daarom dient voor feit 8 primair vrijspraak te volgen. Een lot is voorts geen geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, reden waarom ook vrijspraak moet volgen voor het subsidiair tenlastegelegde.
Ook van oplichting was geen sprake, omdat blijkens de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachte de intentie bestond om de loterij daadwerkelijk doorgang te laten vinden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Door de Belastingdienst is een onderzoek ingesteld naar verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte] . Uit dit belastingonderzoek is gebleken dat verdachte en [medeverdachte] veertien lopende rekeningen op hun naam of op naam van hun kinderen hadden staan. Tevens is gebleken dat er door verschillende privépersonen grote geldbedragen op die rekeningen zijn gestort.
Door de belastingdienst werd vervolgens een zogeheten derdenonderzoek naar de privépersonen ingesteld. Uiteindelijk hebben deze privépersonen aangifte gedaan van chantage dan wel oplichting tegen de verdachte en haar echtgenoot.
Ook is er nader onderzoek ingesteld naar de overige inkomsten van de verdachte door de sociale recherche en de politie. Hieruit rezen de aanvullende verdenkingen van uitkeringsfraude, verduistering of diefstal van geld van de rekening van zoon [naam zoon] en het verkopen van loten, terwijl er helemaal geen loterij was.
Voornoemde verdenkingen hebben hun weerslag op de tenlastelegging gevonden. De rechtbank zal de verdenkingen hierna per feit bespreken.
De rechtbank heeft vastgesteld op basis van de uitdraaien SKDB dat verdachte en [medeverdachte] gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode woonden op de [adres] in Oirsbeek in de gemeente Schinnen. [2]
Feit 1
Uit de bankafschriften van [slachtoffer 1] blijkt dat hij tussen 2 april 2015 en 19 augustus 2015 28 keer geld heeft overgemaakt op rekeningen van de verdachte en [medeverdachte] of rekeningen waartoe zij gerechtigd waren. In totaal gaat het om € 251.396,00. [3]
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] [4] en van de verdachte [5] blijkt dat zij elkaar hebben leren kennen via een seksadvertentie, waarop [slachtoffer 1] begin maart 2015 heeft gereageerd.
Algemene overwegingen
De rechtbank zal allereerst een aantal algemene overwegingen formuleren over het contact tussen [slachtoffer 1] en de verdachte en het overgeboekte geldbedrag.
De rechtbank overweegt dat het onaannemelijk is dat een persoon een dergelijk hoog geldbedrag aan vreemden zou willen schenken of lenen zonder dat hierover afspraken vastgelegd zijn.
Voorts overweegt de rechtbank dat een persoon in een monogame relatie zichzelf reeds in een kwetsbare positie brengt door überhaupt op een seksadvertentie te reageren. Vanaf dat moment zou die persoon dus al chantabel kunnen zijn.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat foto’s of filmpjes van seksuele handelingen tussen personen, die ongevraagd en ongemerkt voor (een van de) bij die seksuele handelingen betrokken personen zijn genomen, op zichzelf staand een sterk pressiemiddel kunnen vormen.
Overige bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft op 24 september klacht gedaan tegen verdachte en [medeverdachte] .
Hij verklaart in zijn aangifte dat hij begin maart 2015 een advertentie op Marktplaats.nl vond. Een vrouw zocht contact met een man. Daarop heeft aangever een e-mail gestuurd en heeft een e-mail terug ontvangen met een telefoonnummer. Dit nummer kon hij bellen om een afspraak te maken. Ook stond hierin dat hij € 3.000,00 moest overmaken naar een rekeningnummer van de Rabobank.
Alle gegevens heeft hij naderhand gewist. Tussen het versturen van de eerste e-mail en het maken van de afspraak zat een maand. De afspraak was dat er seksuele handelingen zouden worden verricht. Aangever zou afgetrokken worden en geschoren worden. Hij is er eind maart naartoe gegaan. Het was aan de [adres] te Oirsbeek. Zowel [verdachte] als de heer [medeverdachte] waren aanwezig. Ze zijn eerst met zijn drieën in de woonkamer geweest en later op de slaapkamer. Daar was [medeverdachte] ook bij.
Op de slaapkamer heeft zij ( [verdachte] ) de kleren van aangever uitgetrokken en hem op het bed getrokken. Zij heeft aangevers schaamharen bij zijn geslachtsdeel geschoren en hem afgetrokken. Het heeft misschien een kwartier geduurd.
Aangever heeft zich aangekleed, een hand gegeven en aan de man gevraagd of hij nu ging stoppen met geld vragen. Voor deze seksafspraak had aangever namelijk al € 4.800,00 overgemaakt. Ze hadden toen al gezegd dat ze geldproblemen hadden.
Snel daarna begonnen ze weer om geld te vragen. Alle berichten ontving aangever via e-mail, maar een deel daarvan heeft hij gewist omdat hij niet wilde dat zijn vrouw erachter zou komen. De berichten die hij wel heeft bewaard, legt hij bij zijn aangifte over. De eerste keer dat aangever weer een bericht kreeg na de seksafspraak, werd er weer om geld gevraagd. Ze dreigden naar zijn vrouw te komen en ‘dit en dat’. Aangever is gelijk akkoord gegaan, omdat hij thuis niets op het spel wilde zetten.
Op een gegeven moment zeiden de verdachten dat het voorbij was. Daarop heeft aangever om een contract gevraagd. Dit hebben ze gemaakt. Hij is toen naar de woning van de verdachten gegaan en is daar door [verdachte] ontvangen. Hij heeft toen drie handtekeningen gezet en toen is hem een usb-stick overhandigd. Toen hij de bestanden op de stick bekeek, zag hij pas dat hij gefilmd was. De stick heeft hij vernietigd.
Hij heeft er zelfs af en toe over nagedacht om een einde aan zijn leven te maken, zo radeloos was hij. Ze hebben nooit met geweld gedreigd, alleen dat ze naar zijn vrouw zouden gaan. [6]
Op 18 oktober 2015 is de aangever aanvullend gehoord.
Hij verklaart dat er al harde taal werd gesproken voordat de eerste ontmoeting plaats vond.
De man vroeg om geld voor een rechtszaak in België en als aangever tegensputterde dan ging de man er tegen in. Dat liep zo hoog op dat de man zei dat hij dan wel even naar Oostenrijk zou komen en met aangevers vrouw zou komen praten. Toen had aangever de mensen nog niet eens ontmoet. Hij dacht echter dat de man dan tegen zijn vrouw zou zeggen dat aangever al zoveel geld had overgemaakt en dat hij aan de telefoon had geflirt met [verdachte] . Hij had het gevoel, door alles wat ze tegen hem gezegd en gemaild hadden, dat ze alles aan zijn vrouw zouden vertellen. Hij was bang dat zijn vrouw bij hem weg zou gaan. Zijn vrouw is alles voor hem. Toen hij op 29 mei de overeenkomst had getekend, heeft hij de usb-stick gekregen. Hij dacht dat er mailverkeer op stond. Toen hij het echter het filmpje zag dat daarop stond, schrok hij waanzinnig. Aangever dacht “nu heeft hij mij in de tang” in die zin dat verdachte alle bewijzen in handen had van wat er gebeurd was. [7]
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen het volgende af.
Aangever heeft gereageerd op een seksadvertentie en heeft, om in verder contact te treden met de zichzelf aanbiedende vrouw, [verdachte] , € 3000 overgemaakt. Nadat het contact is ontstaan is aangever gedwongen meer geld over te maken. Die dwang bestond daaruit dat er anders naar zijn vrouw zou worden gegaan en ‘dit en dat, waaruit de rechtbank begrijpt dat anders de vrouw van aangever ingelicht zou worden over de contacten die aangever onderhield met [verdachte] . Nadat het tot een ontmoeting is gekomen, is de greep van verdachten op aangever sterker geworden. Buiten zijn medeweten is er een filmpje gemaakt van de seksuele handelingen tussen aangever en verdachte [verdachte] . Van dat filmpje is aangever op 29 mei op de hoogte geraakt. Ondanks dat op die dag een “comtract” was getekend, zijn de betalingen door aangever aan de verdachten doorgegaan tot 19 augustus.
Indachtig de algemene overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met zijn echtgenote zich heeft schuldig gemaakt aan het dwingen van [slachtoffer 1] om in totaal € 248.396 over te maken. Van de € 3.000 die de eerste keer betaald werd, kan de rechtbank namelijk niet oordelen dat aangever daartoe door dwang van verdachten werd gebracht.
Feit 2
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] na 19 augustus 2015 geen geld meer heeft overgemaakt aan de verdachte en [medeverdachte] .
Uit zijn verhoor op 18 oktober 2015 [8] volgt echter dat de verdachte en [medeverdachte] wel geprobeerd hebben om [slachtoffer 1] geld te laten overmaken door hem opnieuw te bedreigen met de openbaarmaking van zijn geheim dat hij seks heeft gehad met verdachte.
Ter onderbouwing hiervan heeft aangever e-mailberichten en sms-berichten overgelegd. Het eerste (e-mail)bericht wordt op 14 oktober 2015 verstuurd en het laatste (sms)bericht op
2 november 2015. [9] De inhoud van deze berichten hebben hun weerslag gevonden in de tenlastelegging onder feit 2.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij in die periode contact heeft gezocht met [slachtoffer 1] , bij hem aan de deur in [woonplaats slachtoffer 1] is geweest en hem om geld heeft gevraagd. [10]
Gelet hierop, in combinatie gezien met de inhoud van de berichten en het feit dat [slachtoffer 1] in de voorgaande periode al bewogen was tot de afgifte van tweeënhalve ton, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opnieuw tot betalingen te dwingen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat zij gedurende de onder feit 1 en 2 tenlastegelegde periodes een opbouw waarneemt in druk op [slachtoffer 1] . Eerst betaalt [slachtoffer 1] door de mondelinge dwang, dan wordt het [slachtoffer 1] duidelijk dat van hem een filmpje is gemaakt, waarna de betalingen, ondanks het contract dat het voorbij was, doorgaan. Op het moment dat de betalingen dan toch stoppen worden, na augustus 2015, de bedreigingen steeds explicieter en indringender. Zo worden er foto’s van zijn woning en brievenbus gemaakt en dreigt men niet alleen zijn vrouw in te lichten, maar wordt ook gedreigd de vereniging waar [slachtoffer 1] lid van is, in te lichten. Bij de e-mail daarover worden ook schermafdrukken gevoegd waaruit blijkt dat de verdachten weten van welke vereniging [slachtoffer 1] ere-bestuurslid is en wordt o.a. letterlijk bericht: “Ga naar [sic] contact opnemen met harmonie waar je ere bestuur bent en deze vertellen wat jeij doet met vrouwen en meer.”,e..
Anders dan in de periode onder feit 1, heeft [slachtoffer 1] zich desondanks in deze periode niet laten vermurwen tot betalingen waardoor het bij een poging is gebleven.
Feit 3 primair en subsidiair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er nog geen sprake was van oplichting op het moment van het sluiten van de overeenkomst van geldlening tussen [slachtoffer 2] en de verdachte en zijn medeverdachte. De in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden vinden pas na het sluiten van de overeenkomst plaats. Vrijspraak dient daarom te volgen voor de primair tenlastegelegde oplichting.
Voorts zijn de betalingstermijnen, in ieder geval tot aan de detentie, door de verdachte en haar medeverdachte steeds voldaan. Daaruit leidt de rechtbank af dat er in de tenlastegelegde periode geen sprake was van wederrechtelijke toe-eigening. Daarom dient de verdachte ook vrijgesproken te worden van de subsidiair tenlastegelegde verduistering.
Feit 4
Op zondag 27 september 2015 heeft [slachtoffer 3] , wonende te Uden, aangifte gedaan van oplichting.
Hij verklaart dat hij in het voorjaar van 2013 op een advertentie heeft gereageerd op de site flirtbericht.nl. Hij verklaart vrijgezel te zijn en bepaalde behoeftes te hebben.
Hij is toen in contact gekomen met [medeverdachte] en zijn vrouw [verdachte] .
Hij heeft mailcontact gehad en ook veel telefonisch contact. Dat telefonisch contact was voornamelijk met [verdachte] .
De e-mailberichten zijn door de aangever bewaard en bij de aangifte gevoegd.
Uit het mailverkeer en uit de telefoongesprekken bleek aangever dat zij geld nodig hadden voor hun stichting. De naam van die stichting weet aangever niet meer. Het ging erom dat ze een tante in België hadden, die invalide was. Ze hebben die tante in huis gehaald en van de woning van de tante wilden ze een opvang maken voor mindervalide mensen. Hier hadden ze een stichting voor opgericht en daar hadden ze geld voor nodig. Ze vroegen € 1.000,00, maar aangever had toevallig € 1.200,00 contant dus dat bedrag hebben ze afgesproken. De afspraak was dat aangever dit bedrag aan de stichting zou lenen en in ruil hiervoor werden door [verdachte] seksuele handelingen met hem verricht.
Ze zouden € 250,00 per maand terug betalen. Dit was een mondelinge overeenkomst.
Bij de eerste afspraak is aangever naar de woning aan de [adres verdachte] te Oirsbeek geweest. De afspraken die volgden, hebben in de woning van aangever plaatsgevonden.
Iedere keer vroegen ze om geld. Ze zijn vijf tot zeven keer langs geweest in een periode van een half jaar tijd. Aangever meent in die periode rond de € 37.000,00 te hebben overgemaakt. [11]
Uit de bankafschriften blijkt dat er in totaal € 35.535,00 is overgemaakt door aangever op rekeningen van de verdachte en [medeverdachte] . [12]
Aangever verklaart verder in zijn aangifte dat ze hem ook papieren hebben laten zien van een Belgische notaris, die met de stichting bezig was.
Iedere keer als ze geld nodig hadden, dan kwamen ze weer langs. Ze vroegen soms ook om spoedopdrachten, want dan hadden ze een verhaal dat ze de dag erna naar de notaris moesten en dat het geld op tijd binnen moest zijn. Of dat zij, [verdachte] , in de bus op weg naar de notaris het geld had verloren.
Uiteindelijk vroeg aangever zich af waar hij mee bezig was. Voor zoveel geld kon hij immers beter een prostituee bezoeken. Ook viel het kwartje toen verdachte hem een overeenkomst van de notaris had laten zien dat het bedrag betaald was en ze vervolgens toch weer om geld vroegen. Toen heeft aangever gezegd dat hij niets meer wilde betalen en heeft hij voet bij stuk gehouden. Zelfs toen werd aangeboden dat hij de vrouw wekelijks mocht gebruiken als hij betaalde en toen ze hun zoon huilend lieten opbellen, die smeekte om
€ 1.000,00. [13]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] nog verklaard dat het een onderhandse lening was en er geen data of termijnen waren afgesproken voor de terugbetaling. Wel zou hij
€ 250,00 per maand terugbetaald krijgen. Hij heeft niet betaald voor seksueel contact, maar hij heeft betaald voor notariskosten. [14]
De verdachte ontkent dat [slachtoffer 3] geld heeft geleend vanwege de stichting of een zaak in België. Zij stelt dat [slachtoffer 3] € 35.535,00 heeft betaald voor seksuele diensten en hen heeft geholpen.
Hoewel de verdachte ontkent, hecht de rechtbank wel geloof aan de verklaring van [slachtoffer 3] . Uit de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] [15] en [getuige 2] [16] blijkt namelijk van een vast patroon dat de verdachte en haar echtgenoot hanteren. Dit patroon past naadloos op de gang van zaken die [slachtoffer 3] omschrijft.
Het patroon bestaat uit het contact leggen via een seksadvertentie waarin naast seks vriendschap wordt aangeboden. Vervolgens wordt er om financiële hulp gevraagd ten behoeve van een rechtszaak in België. De druk wordt vervolgens opgevoerd om de mannen tot betaling te bewegen. Bij de een gebeurt dit in de vorm van het dreigen met openbaarmaking van de contacten, bij de ander wordt de emotionele druk opgevoerd door empathie op te wekken met zielige verhalen. Dit laatste is bij [slachtoffer 3] gebeurd.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [slachtoffer 3] is bewogen tot de afgifte van € 35.535,00 door een samenweefsel van verdichtsels. Die verdichtsels bestaan uit het vragen van geld voor een stichting, het verhaal over de invalide tante in België, het in huis halen van die tante en het ombouwen van die woning van die tante tot een opvang van mindervalide mensen.
De rechtbank laat bij dit laatste meewegen dat op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachten daadwerkelijk hun tante hadden opgevangen, dat zij het huis van de tante wilden laten ombouwen tot een opvang van mindervalide mensen en dat zij daartoe een stichting hadden opgericht.
Feit 6
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de verdachte samen met haar echtgenoot in het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 30 november 2014 meermalen rechtmatigheidsformulieren valselijk heeft opgemaakt, door hierop valselijk in te vullen dat zij en haar echtgenoot in die periode geen werkzaamheden hebben verricht, inkomsten hebben genoten of over vermogen hebben beschikt.
De rechtbank grondt de bewezenverklaring op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 juli 2016 [17] ;
- het proces-verbaal van bevindingen terugvordering [18] ;
- het proces-verbaal van bevindingen over de rechtmatigheidsonderzoeksformulieren [19] .
Nu de verdachte dit feit ter terechtzitting ook duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank hier met bovenstaande opsomming van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Aangezien het primair tenlastegelegde is bewezen, komt de rechtbank aan een beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde niet toe.
Feit 7
Bij de analyse van de transactiegegevens van de bankrekeningen van de verdachte en haar echtgenoot is gebleken dat tussen 17 februari 2009 en 19 november 2009 elf maal geldbedragen zijn overgemaakt vanaf rekeningen gelieerd aan ene [slachtoffer 4] onder vermelding van ‘lening’.
In totaal is er € 61.554,96 op rekeningen van de verdachte en haar echtgenoot overgeboekt. [20]
Naar aanleiding van de aangetroffen bankoverboekingen van rekeningen gelieerd aan [slachtoffer 4] , is op 16 februari 2016 gesproken met de zoon van [slachtoffer 4] , genaamd [zoon slachtoffer 4] . De heer [slachtoffer 4] bleek op 9 augustus 2014 te zijn overleden.
De zoon heeft verklaard dat zijn vader via een website in contact was gekomen met ene mevrouw [verdachte] en haar man. Dit ging om seks. Na de seksafspraak was [verdachte] met een zielig verhaal gekomen. Via e-mail had zij verteld dat het gezin het huis uit moest en dat ze daarvoor geld nodig had. Er zou ook een stichting bij betrokken zijn.
[zoon slachtoffer 4] verklaart dat hij vermoedde dat dit verhaal op papier werd gebruikt om niet van afpersing verdacht te worden, maar dat zijn vader wel degelijk afgeperst werd. Hij weet zich namelijk te herinneren dat hij in 2009 een keer op het kantoor van zijn vader in [M.] was. Zijn vader gedroeg zich de hele dag al zenuwachting en het was [zoon slachtoffer 4] opgevallen dat er voor het kantoor geruime tijd twee personen stonden. Later heeft hij deze personen op internet herkend op foto’s van een schutterij als verdachte en zijn echtgenote.
[verdachte] heeft na het overlijden van [slachtoffer 4] nog e-mailberichten gestuurd, waarbij zij weer om geld vroeg. [zoon slachtoffer 4] had een bericht gestuurd dat zijn vader was overleden en dat [verdachte] moest stoppen. Desondanks bleef [verdachte] e-mailberichten sturen. Hij heeft haar toen gebeld en haar gezegd te stoppen, omdat anders de politie ingeschakeld zou worden. Daarna heeft hij niets meer gehoord. [21]
[zoon slachtoffer 4] is tevens bij de rechter-commissaris gehoord.
Hij verklaart daar in aanvulling op zijn eerdere telefonische verklaring dat hij na het overlijden van zijn vader toegang had tot diens pc. Daarop heeft hij beeldmateriaal ontdekt waaruit al vrij snel duidelijk werd dat zijn vader werd afgeperst met dat beeldmateriaal. Zijn vader stond er op in allerlei onoorbare posities en er waren mensen bij die met hem bezig waren. [verdachte] was te zien. Ook heeft hij e-mails gevonden van omstreeks 2009 tussen zijn vader en een politie inspecteur, specifiek over de afpersing. Er werd niet letterlijk gedreigd in de e-mails, volgens [zoon slachtoffer 4] was het geraffineerder. Ze verscholen zich achter de stichting en dat zijn vader altijd goed voor [verdachte] was geweest. Hij leidt af dat zijn vader afgeperst werd uit de filmpjes en de e-mails waarin [verdachte] om geld bleef vragen. Dit deed zij zelfs na het overlijden van zijn vader. Hij heeft [verdachte] toen een keer te woord gestaan en tegen haar gezegd dat er aangifte was gedaan, dat hij wist wat er speelde en op de hoogte was van de e-mails, foto’s en video’s en dat er opnieuw aangifte gedaan zou worden als ze niet zou stoppen. Daarna heeft [verdachte] niet meer gebeld.
De e-mailberichten en de beelden zijn niet meer beschikbaar na een crash van de server op kantoor. [22]
Verdachte heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 4] geld heeft overgemaakt voor seksuele diensten en omdat hij bereid was om hen te helpen. [23] Door de raadsvrouw is verzocht om dit verhoor ook aan het dossier van de verdachte toe te voegen, welk verzoek is gehonoreerd.
Algemeen
De rechtbank herhaalt op dit punt haar algemene overweging zoals geformuleerd onder feit 1:
- het is onaannemelijk dat een persoon een hoog geld bedrag aan vreemden zou willen schenken of lenen zonder dat hierover afspraken vastgelegd zijn;
- een persoon in een monogame relatie brengt zichzelf reeds in een kwetsbare positie door überhaupt op een seksadvertentie te reageren. Vanaf dat moment zou die persoon dus al chantabel kunnen zijn;
- foto’s of filmpjes van seksuele handelingen tussen personen, die ongevraagd en ongemerkt voor (een van de) bij die seksuele handelingen betrokken personen zijn genomen, kunnen op zichzelf staand een sterk pressiemiddel vormen. .
Primair en subsidiair
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [zoon slachtoffer 4] af dat ten aanzien van [slachtoffer 4] sprake was van dwang of oplichting. Ook [slachtoffer 4] is door de verdachten bewogen tot het afgifte van geld, maar de vraag blijft open of dit door dwang of door oplichtingshandelingen was. Nu de rechtbank niet kan uitsluiten dat er sprake was van oplichting, kan zij de onder primair tenlastegelegde dwang niet zonder gerede twijfel bewijzen.
De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde en komt vervolgens tot eenzelfde conclusie ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde verduistering. De rechtbank kan immers niet vaststellen dat er sprake was van een lening of dat het geld toch overgemaakt werd onder dwang.
Meer subsidiair
De rechtbank oordeelt het, gelet de algemene overwegingen, volstrekt onaannemelijk dat [slachtoffer 4] “zomaar” meer dan € 60.000,00 aan de verdachte en haar echtgenoot, die immers vreemden voor hem waren, heeft overgemaakt. Dat [slachtoffer 4] een dergelijk bedrag voor seksuele handelingen door verdachte zou hebben betaald, komt de rechtbank ook niet aannemelijk voor. Uit de verklaringen van de zoon van [slachtoffer 4] en de gelijke modus operandi ten aanzien van de overige benadeelden, zoals hiervoor bij de bespreking van feit 4 is overwogen, leidt zij af dat er sprake is geweest van dwang of oplichting waardoor [slachtoffer 4] tot het overmaken van de grote geldbedragen is bewogen. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen of er sprake was van ofwel dwang ofwel oplichting, staat daarmee wel vast dat het door [slachtoffer 4] aan de verdachte overgemaakte geldbedrag afkomstig is uit misdrijf. Door dit geldbedrag uit te geven en aldus te gebruiken, hebben de verdachte en haar echtgenoot zich schuldig gemaakt aan het witwassen van dat bedrag zijnde € 61.554,96.
Feit 8
Primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van de primair tenlastegelegde valsheid in geschrift moet worden vrijgesproken, omdat van de in de tenlastelegging opgenomen feitelijke vervalsing niet is gebleken.
Subsidiair
Subsidiair is valsheid in geschrift ten laste gelegd, waarbij de valsheid heeft bestaan in het laten drukken van loten met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.
Ook hiervoor ontbreekt het bewijs, nu nergens uit blijkt dat de verdachte geen intentie had om daadwerkelijk een trekking plaats te laten vinden en prijzen uit te keren. Het gegeven dat de loterij uiterst amateuristisch was opgezet, kan niet als overtuigend bewijs van de tenlastegelegde valsheid dienen.
Meer subsidiair
Hetgeen de rechtbank hiervoor over het subsidiair tenlastegelegde overwoog, geldt ook voor het meer subsidiair tenlastegelegde.
Hoewel de rechtbank ernstige twijfels heeft of er ooit een trekking zou plaatsvinden, was deze trekking pas in 2016 voorzien. Dat er geen vergunning afgegeven was en dat de loterij voor het overige zeer amateuristisch was opgezet, is nog geen bewijs van oplichting.
De rechtbank spreekt de verdachte integraal vrij van het tenlastegelegde onder feit 8.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 1 primair:
in de periode van 1 maart 2015 tot en met 20 augustus 2015 in de gemeente Schinnen tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (in totaal 248.396 euro), door die [slachtoffer 1] te bedreigen met openbaring van een geheim, immers hebben verdachte en haar mededader die [slachtoffer 1] meermalen meegedeeld dat zij verdachte en/of haar mededader naar zijn vrouw gaat, althans zal komen en dit en dat, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en daarmee doelende op het feit dat die [slachtoffer 1] gereageerd heeft op een advertentie dat een vrouw contact zocht met een man en die [slachtoffer 1] naar het huis is gegaan van verdachte en zijn mededader voor seksuele handelingen en er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen die [slachtoffer 1] en die [verdachte] en dat die seksuele handelingen op film zijn vastgelegd en een film met seksuele handelingen toe heeft laten komen aan die [slachtoffer 1] ;
Feit 2:
in de periode van 21 augustus 2015 tot en met 2 november 2015 in de gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van haar voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] , met dat oogmerk meermalen mails en berichten gestuurd naar die [slachtoffer 1] met de mededeling zakelijk weergegeven dat
- [verdachte] nog eenmaal hulp wil dit ook terug betalen "laat wat weten aub"
- Laat wat weten trouwens mooie foto's op internet feestje daar leuk
- Een of meerdere foto's gemaild van een boekbespraking waar [slachtoffer 1] met
zijn vrouw aanwezig zijn geweest en met tekst " [adres slachtoffer 1] "
- Ben straks in [adres slachtoffer 1] toch (betreft woonadres van aangever)
- We ons in Ei, tot straks
- Ben daar geweest maakte niet open
- Goed [slachtoffer 1] als je het zo wilt en ons te kijk wil zetten moet dat maar maar ben benieuwd hoe jou kenissen dit dan vinden. Ik heb nog eenmalig je hulp nodig en meer zal je dan niet meer vernemen van mij ik zwijg hoop dat jij dat ook doet ik heb niets te verliezen ben toch ten einde raad Gr. a
- Goed als je het zo wil ik zal het aan je kennissen vertellen hoe je vrouwen benaderd en dumpt en ga maar aangifte doen wij hebben niks misdaan dat was jij je hebt iedereen voor de gek gehouden graag p
- Ga naar contact opnemen met harmonie waar je ere bestuur bent en deze vertellen wat jij doet met vrouwen en meer
- Ik begrijp niet waarom je zo doet toen je in april reageerde was ik wel goed voor wat je wilde en moest ik perse alles doen wat je wilde je belde me dag en nacht en ik moest er zijn en niemand mocht wat weten door jou doen is veel fout gegaan en zit ik nog in probleem. Ik heb had nog een maal je hulp nodig daarna nooit meer en u doe je zo behandelen en hang je op maar goed doe maar als jij het zo wil ik kan ook praten en jij zegt dat je het iedereen verteld hebt nou dat kan ik ook. ik ben geen stuk vuil
- Goed Mijnheer [slachtoffer 1] als je zo wilt moet het maar ik ga vertellen wat jij met vrouwen doet en wat je met [verdachte] gedaan hebt zal het aan je vrouw en fam gaan vertellen en ook aan vereniging die jou kent Nu snap ik waarom je dingen gedaan hebt je hebt [verdachte] meermaals gebruikt en hoe weet je zelf wel jammer dat we het samen niet oplossen tot gauw
- [slachtoffer 1] ik hoor dat jij achter mijn rug seks gehad en [verdachte] dwong tot deze dingen je hebt misbruik gemaakt van haar zal dit gaan vertellen tegen je vrouw pik dat niet je hebt je laten trekken pijpen en meer En achteraf zeg je tegen haar heb spijt dat ik mijn vrouw bedrogen heb maar jullie mij ook dacht dat jij eerlijke vent was maar niet dus je wilde van [verdachte] af begrijp nu waarom je mag gerust aangifte doen maar ik zal zorgen dat dan alles aan licht komt Ik snapte al aan telefoon niet toe je [verdachte] elke dag gek belde en zei ik ben verliefd jij hebt ons opgezocht niet wij jou jij wilde van [verdachte] seks en heb je gehad daag
- [slachtoffer 1] ik wacht tot 18.00 uur we kunnen het normaal oplossen heb nog alles van ons logt bij kennis in kluis ik was toen wel goed en nu behandel je me als oud vuil vele me en alles is dan voorbij zal ik nooit meer contact opnemen ik heb jou nooit bedreigt jij mij wel en ook gebruikt help me er uit en alles is dan echt voorbij en hoor je nooit meer iets
- Nou mij gebruiken voor seks en als je dat gehad hebt wil je me dumpen toen ik je gepijpt heb en geschoren en getrokken en klaar was en je dit een paar keer gehad hebt en me dwong voor seks hoe mijn man er niet bij was kreeg ik te horen dat je me niet meer wilde en je niet meer kwam ik heb gezwegen over dit alles hep je die stick aan je vrouw laten zien zoals je beweerd kan ik doen en ook aan mijn man doe maar angifte maar vergeet niet dat jij hebt mij gebruikt. dan zal ik dat ook doen ben geen hond die zich zo lat behandelen jullie kerels willen sek maar meer ook niet ik heb niets meer te verliezen en ben toch al gebruikt door jou dus het maakt niet meer uit wens je fijne avond
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
in het tijdvak van 1 maart 2013 tot en met 30 april 2013 te Uden en te Oirsbeek, gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 3] hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 11.756 euro, 7000 euro, 7700 euro, 5000 euro, en 4079 euro, hebbende verdachte en haar mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 3] gezegd en/of gevraagd
- dat ze geld nodig hadden voor een stichting en/of
- dat ze een tante hadden in België die invalide was en/of
- die tante in huis hadden gehaald en/of
- ze van de woning van de tante een opvang gaan maken voor mindervalide mensen en/of
- hier hadden ze een stichting voor opgericht en daar hadden ze geld voor nodig en/of
- om een hoeveelheid geld te lenen
waardoor [slachtoffer 3] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 6 primair:
in het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 30 november 2014 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens een rechtmatigheidsonderzoeksformulier (WWB) - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk op dat formulier ingevuld dat zij en haar mededader over de genoemde periode geen werkzaamheden hebben verricht en/of inkomsten hebben genoten en over vermogen hebben beschikt, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
7. meer subsidiair:
in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
van een hoeveelheid geld (totaal 61.554,96 euro) gebruik hebben gemaakt, terwijl zij en haar mededader wisten dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
medeplegen van afdreiging, meermalen gepleegd.
Feit 2:
medeplegen van een poging tot afdreiging.
Feit 4:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Feit 6 primair:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Feit 7 meer subsidiair:
medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog [naam] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 22 mei 2016 een rapport uitgebracht.
De psycholoog stelt dat er in het verleden van verdachte sprake is geweest van ernstige emotionele en pedagogische verwaarlozing en onveilige hechting. Daarbij komt een lichte verstandelijke beperking, die verdachte zelf herkent en erkent. Dit is een voedingsbodem voor het ontwikkelen van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Ze laat zich makkelijk beïnvloeden, kan moeilijk alleen alledaagse beslissingen nemen of met geld om gaan en zoekt steun en hulp bij anderen. Ze doet alles om het haar ‘redder’ naar de zin te maken. Zij is al jong in de relatie met [medeverdachte] gestapt en heeft nooit feitelijk zelfstandig gefunctioneerd. Haar autonomie is gering. Ze heeft nooit gewerkt en nooit een eigen leven opgebouwd buiten de relatie en haar geïsoleerde gezin. De geconstateerde problematiek is langdurig aanwezig en beïnvloedt haar dagelijks functioneren in alle opzichten.
De lage intellectuele capaciteiten maken dat verdachte moeite heeft met het overzien van complexe situaties, het onderscheiden van hoofd- en bijzaken, ‘oorzaak- en gevolg-’ denken, plannen en reflecteren op situaties en gebeurtenissen. Zij weet basaal wat goed en fout is, maar zal in complexere situaties het overzicht kwijtraken.
Vanuit de lichte verstandelijke beperking en de deels daarmee samenhangende afhankelijke persoonlijkheidsstructuur leunt en steunt verdachte op haar partner. Ze laat verantwoordelijkheden en beslissingen door hem overnemen, die vanuit zijn eigen karakterstructuur deze rol graag vervult: er is sprake van een sterke complementaire symbiose.
De lichte verstandelijke beperking en de (deels daarmee samenhangende) afhankelijk persoonlijkheidsstoornis waren aanwezig tijdens delict.
De kenmerken passend bij een lichte verstandelijke beperking hebben verdachtes gedragskeuzes beperkt. Dit heeft in belangrijke mate plaatsgevonden, doordat zij de situatie onvoldoende cognitief heeft overzien en zij geheel afhankelijk van [medeverdachte] was. Hier tekent de psycholoog wel bij aan dat verdachte wel aangerekend kan worden dat ze haar uitgavenpatroon niet heeft aangepast aan de feitelijke financiële situatie en geen passende externe hulp heeft gezocht voor problemen.
Het advies is om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt dit advies over.
De verdachte is echter strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid volledig uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Gedurende de proeftijd dient de verdachte onder toezicht van de reclassering te staan en zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De officier van justitie ziet enkel een meerwaarde in de trajecten die in het reclasseringsadvies zijn voorgesteld, wanneer de verdachte zich onttrekt aan de invloed van haar partner. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis enerzijds rekening gehouden met de ernst van de feiten en de essentiële rol van de verdachte bij die feiten, maar anderzijds ook betrokken dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en in grote mate werd beïnvloed door haar medeverdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de bevindingen van de psycholoog omtrent het afhankelijke functioneren van de verdachte en haar beïnvloedbaarheid dientengevolge. De verdachte dient als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Zij wil scheiden van haar partner en een nieuw leven beginnen en heeft daarbij een duidelijke hulpvraag. De raadsvrouw verzoekt daarom om het reclasseringsadvies te volgen, waarin plaatsing in een Exodus huis voor begeleid wonen wordt geadviseerd.
Zij pleit voor oplegging van een gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest en met oplegging van de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat onderhavige strafzaak qua ernst de meeste oplichtingszaken ver overstijgt. De verdachte is tezamen met haar medeverdachte niets en niemand ontziend te werk gegaan om een luxe leven te leiden vol met luxegoederen, wekelijkse diverse etentjes in (top)restaurants en andersoortige uitspattingen.
De meeste mensen moeten hard werken om een dergelijke levensstijl erop na te kunnen houden, maar daar voelden de verdachten zich kennelijk te goed voor. Verdachte loog en bedroog, dreigde en dwong samen met haar partner haar geld bij elkaar.
De officier van justitie vergeleek de verdachte met een parasiet of een bloedzuiger, in de zin van een uitbuiter en iemand die op kosten van anderen leeft. De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat deze vergelijking zeer passend is.
De verdachte heeft zich samen met haar echtgenoot aan jarenlange uitkeringsfraude schuldig gemaakt. Zij ontvingen een bijstandsuitkering, maar verzwegen op de rechtmatigheidsformulieren dat zij wel degelijk inkomsten hadden. De rechtbank kan zich overigens wel voorstellen dat zij dat verzwegen omdat de manier waarop zij die inkomsten ontvingen, verre van fraai en oorbaar was. Zij bewogen mannen om duizelingwekkende bedragen aan hen over te maken volgens een vast patroon:
De verdachte bood zich aan op verschillende sekssites. In de advertentie presenteerde zij zich samen met haar echtgenoot als een stel dat een huisvriend zocht. Voor seks, maar ook voor financiële hulp. Het is verbluffend hoeveel mannen zij hiermee hebben weten te bereiken. Nadat het eerste contact was gelegd, werden deze mannen om financiële hulp gevraagd. Bij de een werden verhalen opgehangen over een Belgische rechtszaak, een invalide tante en over een stichting met het nobele doel om een opvang voor minder valide mensen te realiseren. Bij de ander werd gedreigd om bij niet-betaling diens vrouw in te lichten over het feit dat er gereageerd was op een seksadvertentie.
Ofwel via opgewekte empathie ofwel via ordinaire bedreigingen, de verdachten kregen het voor elkaar dat de geldkraan van de meeste mannen open bleef staan.
En het ging daarbij niet om honderden euro’s die werden overgemaakt, maar om tienduizenden euro’s. Een van de slachtoffers heeft het zelfs tweeënhalve ton gekost, een bedrag waar wel uitspreekt tot welke wanhoop de verdachten deze man hebben gedreven. Bang om zijn vrouw te verliezen door zijn overspel, heeft deze man telkens geldbedragen aan de verdachten bij wie hij, naar eigen zeggen, “in de tang” zat overgemaakt.
De rechtbank vindt het overigens ronduit bizar dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] wenst te houden aan de afspraak dat hij geen aanspraak zou maken op terugbetaling van het geld. Een afspraak die overduidelijk nooit gemaakt zou zijn als de verdachten hun slachtoffer niet tot wanhoop hadden gedreven.
Hoewel de rechtbank niet alle feiten heeft kunnen bewijzen, heeft de rechtbank op basis van het dossier een goede indruk gekregen van de ronduit parasitaire manier van leven van deze verdachte en haar echtgenoot. Alleen het beste vond zij goed genoeg voor zichzelf en haar echtgenoot. Letterlijk. Verdachte verklaart namelijk bij een van haar verhoren: “Wij hoefden nooit naar de Lidl en naar de Aldi. Daar zou ik nooit naartoe gaan. Al had ik helemaal geen eten, ik zou daar nooit naar toe gaan. Dat is een principe kwestie. Dit omdat er geen merkproducten [zijn]”. Verdachte wil alleen A-merken. B-merken of huismerken komen er bij haar niet in. Nu is dat op zich wellicht niet erg, het wordt pas schrijnend als bedacht wordt wie in feite opdraaiden voor deze uitgaven: de slachtoffers van hun oplichtings- en chantagepraktijken en de gemeente van wie de verdachten jarenlang en volstrekt onterecht een uitkering ontvingen.
Ongehoord en verwerpelijk tot en met is de houding van de verdachte als zij in datzelfde verhoor verklaart dat zij doordat de gemeente hun uitkering heeft stopgezet, seksuele diensten tegen betaling is moeten gaan verrichten – uit het dossier weten we dat verdachte dat al jarenlang doet zonder van die inkomsten -in strijd met haar inlichtingenplicht- ook maar een cent aan de gemeente door te geven.
De vraag rijst hoe de bewezenverklaarde feiten bestraft moeten worden.
In het voorgaande is geconcludeerd dat de verdachte blijkens onderzoek door een psycholoog verminderd toerekeningsvatbaar is, wegens haar afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en haar verstandelijke beperking. Zij werd enorm beïnvloed door haar echtgenoot. Hoewel haar echtgenoot de kwade genius mag zijn geweest, pleit dit verdachte geenszins vrij van de bewezenverklaarde feiten. Haar rol in de uitvoering was namelijk essentieel. Zij moest voor hoer spelen en de zielige verhalen dragen om het geld los te krijgen van de slachtoffers. En dat heeft ze met verve gedaan. De psycholoog heeft in dit verband opgemerkt dat de verdachte basaal weet wat goed en fout is. Haar kan aangerekend worden dat zij haar uitgavenpatroon niet aan haar situatie heeft aangepast.
De rechtbank zal desondanks rekening houden met de mate waarin de feiten aan de verdachte toegerekend kunnen worden, eveneens met het gegeven dat de verdachte over een zeer bescheiden strafblad beschikt en de afgelopen jaren niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Dit laatste boet evenwel weer aan invloed in, wanneer de rechtbank rekening houdt met de periode waarin de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Alles overziend overweegt de rechtbank dat er geen aanleiding is om de verdachte beduidend minder zwaar te straffen dan haar echtgenoot, zoals door de officier van justitie wel is gevorderd.
De rechtbank heeft bij haar overwegingen niet alleen betrokken dat de straf voldoende recht moet doen aan de ernst van de feiten, maar heeft ook nagedacht over een mogelijke recidive beperkende werking. Door de psycholoog en de reclassering wordt reclasseringsbegeleiding geadviseerd en plaatsing in een huis voor begeleid wonen. Zij tekenen hierbij echter ook aan dat eventuele behandelingen enkel kans van slagen hebben als de verdachte onder de invloedsfeer van haar echtgenoot uit is en daarvan is nog niet gebleken ondanks het voornemen om van hem te scheiden. Het volledige gebrek aan empathie voor de slachtoffers, dat naar voren kwam tijdens de terechtzitting, doet de rechtbank voorts ernstig twijfelen of de verdachte de verwerpelijkheid van haar handelen doorziet. Daarmee dringt zich ook de vraag op of hulp en steun wel via het strafrecht opgelegd moet worden, omdat de verdachte vooral praktische hulpvragen heeft om haar leven weer op de rails te zetten. Daar heeft het strafrecht echter geen potje voor. Het wordt tijd dat de verdachte zelf verantwoordelijkheid gaat nemen.
Wanneer gelet wordt op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de persoon van de verdachte en op straffen die in andere zaken worden opgelegd, dan acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden passend.
De rechtbank legt hiermee een hogere straf op dan door de officier van justitie is ge-eist. Dit doet de rechtbank omdat zij die eis onvoldoende recht vindt doen aan de ernst van de zaak en de persoon van de verdachte.
Gelet op de hoogte van de straf, is er wettelijk geen mogelijkheid om een deel van die straf als voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan voorwaarden te verbinden. Een contactverbod zoals gevraagd door een van de aangevers kan dus niet als voorwaarde aan de verdachte worden opgelegd.

8.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregels

De rechtbank stelt voorop dat benadeelde partijen enkel kunnen worden ontvangen in hun vorderingen wanneer het strafbare feit waarop de vordering betrekking heeft bewezen wordt verklaard en aan de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd.
De verdachte wordt door de rechtbank vrijgesproken van het tenlastegelegde onder de feiten 3 en 5. Reeds om die reden kunnen de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [naam zoon] niet in hun vorderingen worden ontvangen.
De heer [zoon slachtoffer 4] heeft zich als nabestaande van zijn vader gesteld ter zake feit 7. De rechtbank heeft verdachte van de primair tenlastegelegde afdreiging en de subsidiair tenlastegelegde verduistering vrijgesproken. Ter zake die varianten kan de heer [zoon slachtoffer 4] reeds om die reden niet ontvangen worden in zijn vordering.
De rechtbank heeft wel bewezen geacht het meer subsidiair tenlastegelegde witwassen. Los van de vraag of de benadeelde partij [zoon slachtoffer 4] rechtstreekse schade heeft van het bewezenverklaarde feit ‘witwassen’, kan de benadeelde partij ten aanzien van deze variant ook niet worden ontvangen in zijn vordering.
Een nabestaande kan als erfgenaam onder algemene titel een vordering van het slachtoffer verkrijgen betreffende schade veroorzaakt bij het inmiddels overleden slachtoffer waarvoor een derde aansprakelijk is. Vermogensschade gaat onder algemene titel over, waardoor de erfgenaam in de positie treedt van de overledenen en de derde aansprakelijk is voor de schade jegens de erfgenaam. Voor immateriële schade geldt als voorwaarde dat de overledenen bij leven kenbaar moet hebben gemaakt hier aanspraak op te willen maken, maar dat dergelijke schade wordt door [zoon slachtoffer 4] niet gevorderd.
Op grond van artikel 51f, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering kan de erfgenaam zich voor deze onder algemene titel verkregen vordering echter enkel voegen in het strafproces wanneer het slachtoffer als gevolg van het strafbare feit is overleden. Wanneer het slachtoffer later, door een andere oorzaak is overleden, kan de nabestaande zich niet voegen als benadeelde voor de door hem onder algemene titel verkregen vordering. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2005:AS9225) is er dan namelijk geen sprake van rechtstreekse schade in de zin van artikel 51f, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering. Deze laatste situatie doet zich hiervoor, aangezien [slachtoffer 4] later een natuurlijk dood is gestorven volledig losstaand van het strafbare feit.
In de jurisprudentie is hierop een uitzondering gemaakt wanneer door de overledene reeds aangifte is gedaan waarbij hij te kennen heeft gegeven zijn schade te willen verhalen op de verdachte. Die situatie doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor. De rechtbank is immers niet gebleken dat wijlen heer [slachtoffer 4] reeds aangifte had gedaan noch dat hij gesteld heeft zich in het strafproces te willen voegen als benadeelde partij.
De overige benadeelde partijen zijn in beginsel wel ontvankelijk, omdat de verdachte wordt veroordeeld tot een straf wegens het bewezenverklaarde feit dat ten grondslag aan de vorderingen ligt. Deze vorderingen zullen hierna afzonderlijk worden besproken.
8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 254.711,00 ter zake van de feiten 1 en 2.
Dit bedrag bestaat uit de posten:
- overgeboekte geldbedragen: € 251.396,00;
- immateriële schade: € 1.500,00;
- kosten rechtsbijstand: € 1.815,00.
Voorts vordert de benadeelde partij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 47.535,00 ter zake van feit 4.
Dit bedrag staat uit de posten:
- overgeboekte geldbedragen: € 35.535,00;
- contant overhandigde geldbedrag: € 12.000,00.
Gemeente Schinnen
De benadeelde partij Gemeente Schinnen vordert een schadevergoeding van € 114.023,72 ter zake van feit 6 primair.
Dit bedrag betreft de optelsom van de ten onrechte verstrekte bijstandsvoorziening over de jaren 2009 tot en met 2014.
Voorts vordert de benadeelde partij de wettelijke rente.
8.2
De standpunten van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast acht de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat een bedrag van € 35.535 voldoende onderbouwd is en dat de vordering ter hoogte van dit bedrag kan worden toegewezen.
Van het contant overhandigde geldbedrag ontbreekt het bewijs, waardoor dit bedrag moet worden afgewezen.
Ook hier acht de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Gemeente Schinnen
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast acht de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
8.3
De standpunten van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aangever diverse malen in contracten en e-mails heeft gesteld dat de partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben. Uitgezocht dient te worden tot in hoeverre de betaalde bedragen zijn kwijtgescholden door de aangever en dat vormt een onevenredige belasting van het strafgeding. Ook om die reden moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om in geval van vrijspraak van een deel van de tenlastegelegde periode, de in deze periode vallende schadeposten af te wijzen. Voor vergoeding van immateriële schade is geen plaats, omdat niet is gebleken dat de aangever zich onder psychische behandeling heeft moeten stellen.
Ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
[slachtoffer 3]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte van feit 4 moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat ook de vordering van [slachtoffer 3] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat uit het e-mailverkeer blijkt dat [slachtoffer 3] in elk geval een deel van het geld vrijwillig en met plezier heeft betaald. Nadere bewijslevering is nodig om uit te zoeken welk deel vrijwillig is betaald voor seksuele diensten en daarvoor is in het strafproces geen ruimte.
Gemeente Schinnen
De raadsvrouw heeft zich ook ten aanzien van deze vordering op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, nu moet worden uitgezocht of de verdachte in de maanden waarin geen geldstromen waar te nemen waren wel recht had op een uitkering.
Subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
De raadsvrouw heeft verzocht om ten aanzien van toegewezen vorderingen geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat de verdachte op dit moment en in de toekomst onvoldoende draagkrachtig is om aan een schadevergoedingsmaatregel te voldoen.
8.4
De oordelen van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde onder de feiten 1 en 2 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank wijst de vordering ter hoogte van de post ‘overboekingen’ volledig toe, nu dit bedrag naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd door de bankafschriften, met uitzondering van de eerste overboeking van € 3.000. Zoals hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank dit bedrag als een betaling overeengekomen voor te verrichten seksuele diensten zonder dat op dit moment al sprake is geweest van afdreiging.
Uit de aangifte, het bewezenverklaarde feit en deze vordering blijkt wel dat de benadeelde partij niet de bedoeling had om de overgemaakte bedragen daadwerkelijk aan de verdachte te schenken. De overeenkomst die tot bewijs van dit feit zou moeten dienen, is naar het oordeel van de rechtbank opgesteld in verband met de bedreigingen van de verdachten en om voor eens en altijd onder de terreur van de verdachten uit te komen. Zo bezien kleeft er aan de overeenkomst en uitlatingen van [slachtoffer 1] die erop neer komen dat hij zijn geld niet meer terug wil, als hij maar met rust gelaten wordt, een in civielrechtelijke term geheten “wilsgebrek”. Door bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden is [slachtoffer 1] tot die uitlatingen en handelingen met rechtsgevolg gekomen. Dergelijke rechtshandelingen zijn evenwel naar civielrecht vernietigbaar en de vordering tot schadevergoeding vat de rechtbank op als een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring. [slachtoffer 1] geeft namelijk met die vordering -wellicht niet met zoveel woorden, maar wel naar aard en strekking- te kennen zich om in de vordering en de daaraan onderliggende aangifte uiteengezette redenen niet langer te willen houden aan de eerder door bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden door hem gedane uitlatingen. Door deze vernietiging zijn de rechtshandelingen van meet af aan nietig geweest en kan [slachtoffer 1] door de verdachte niet aan zijn uitlatingen en overeenkomst worden gehouden.
Ook de post immateriële schade komt naar het oordeel van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking, omdat er sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze (in de zin van artikel 6:106, lid 1 onder b, van het Burgerlijk Wetboek).
Voor een toewijzing van een vordering gebaseerd op voornoemde grond wordt blijkens de jurisprudentie vereist dat er sprake moet zijn van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De Hoge Raad heeft echter bepaald dat hierop uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Aangenomen wordt dan dat het strafbare feit een dusdanige inbreuk op een fundamenteel recht vormt, dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon dient te worden beschouwd. Dit wordt ook wel aangeduid als de schending van een persoonlijkheidsrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke uitzonderingssituatie zich hier voor.
De rechtbank neemt daarbij in acht dat de benadeelde partij maandenlang onder de continue terreur van de verdachte heeft geleefd, waarbij hij steeds weer moest vrezen dat aan het licht zou komen dat hij seks had gehad met een andere vrouw dan zijn echtgenote waardoor zijn echtgenote hem mogelijk zou verlaten.
De rechtbank wijst aldus een bedrag van € 249.896,00 hoofdelijk toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 november 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht hoofdelijk opleggen op de hierna te noemen wijze. Niet gebleken is dat de verdachte in de toekomst onvoldoende draagkrachtig zal zijn om de maatregel te dragen.
De rechtbank wijst de kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 1.815,00 toe, nu deze kosten verder ook niet zijn betwist.
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten die de benadeelde ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde onder feit 4 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 35.535,00, zijnde de optelsom van de girale overboekingen, omdat deze post naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd. Aangezien deze betalingen in het licht van de bewezenverklaring door een samenweefsel van verdichtsels zijn overgemaakt, gaat de rechtbank voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat een deel van de betalingen mogelijk vrijwillig is betaald in ruil voor seksuele diensten.
De rechtbank wijst de post betreffende het contant overhandigde geldbedrag af, omdat dit bedrag van € 12.000,00 op geen enkele manier objectief is onderbouwd.
De rechtbank zal aldus een bedrag van € 35.535,00 hoofdelijk toewijzen en de benadeelde partij in het meerdere van haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 3] heeft aangegeven dat hij financieel nadeel heeft geleden en rentederving over het ontbrekende gedeelte van zijn kapitaal door de handelswijze van de verdachte en zijn echtgenote. De rechtbank ziet hierin reden het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2013 tot aan de dag van algehele voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht hoofdelijk opleggen op de hierna te noemen wijze. Niet gebleken is dat de verdachte in de toekomst onvoldoende draagkrachtig zal zijn om de maatregel te dragen.
Gemeente Schinnen
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij gemeente Schinnen schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde onder feit 6 en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Blijkens de wet mogen ook rechtspersonen ervoor kiezen om zich voegen als benadeelde partij in het strafgeding , waardoor het verweer van de raadsman betreffende de te volgen bestuursrechtelijk procedure wordt verworpen.
De rechtbank wijst de vordering ter hoogte van het gevorderde bedrag toe, nu dit bedrag naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd met de bevindingen van de sociale recherche. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat er mogelijk maanden waren waarop de verdachte wel recht had op een uitkering, omdat uit het dossier is gebleken dat de verdachte constant over vermogen beschikte op de betaalrekeningen dat door de verdachte niet is opgegeven. Zij acht daarmee onwaarschijnlijk dat er maanden tussen zaten waar het inkomen dan wel het vermogen van de verdachte onder ‘bijstandsniveau’ zat.
De rechtbank wijst aldus een bedrag van € 114.023,72 hoofdelijk toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2014 tot aan de dag van algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten die de benadeelde ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht hoofdelijk opleggen op de hierna te noemen wijze. Niet gebleken is dat de verdachte in de toekomst onvoldoende draagkrachtig zal zijn om de maatregel te dragen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 225, 318, 321, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Niet-ontvankelijkheid
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de onder feit 5 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van de onder feit 3 primair en subsidiair, feit 7 primair en subsidiair en feit 8 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 1 primair, feit 2, feit 4, feit 6 primair en feit 7 meer subsidiair tot een gevangenisstraf van vijf jaren en zes maanden;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
T.a.v. feit 1 primair en feit 2:
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , wonende te [woonplaats] , te betalen € 249.896,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 2 september 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op € 1.815,00;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , van € 249.896,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 229 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 2 november 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
T.a.v. feit 3 primair en feit 3 subsidiair:
  • verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , wonende te [woonplaats] , niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
T.a.v. feit 4:
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , wonende te [woonplaats] , gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 35.535,00, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 april 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van de post "cash overhandigd geldbedrag";
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
T.a.v. feit 4:
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 3] , van € 35.535,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 30 april 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
T.a.v. feit 5 primair en feit 5 subsidiair:
  • verklaart de benadeelde partij, [naam zoon] , wonende te [woonplaats] , niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
T.a.v. feit 6 primair:
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, Gemeente Schinnen, te betalen € 114.023,72, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 30 november 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte
  • niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, Gemeente Schinnen, van € 114.023,72, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 103 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 30 november 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
T.a.v. feit 7 primair, feit 7 subsidiair en feit 7 meer subsidiair:
  • verklaart de benadeelde partij, [zoon slachtoffer 4] , niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter,
mr. M.B. Bax en mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. R.E.J. Maas, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging – ten laste gelegd dat
1.
Zaak 1
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 20 augustus 2015 in de gemeente Schinnen en/of te Eijsden-Margraten, in elk geval in het arrondissement Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een hoeveelheid geld (in totaal 251.396 euro), althans een grote hoeveelheid geld, door die [slachtoffer 1] te bedreigen met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim, immers heeft/hebben verdachte en/of haar
mededader(s) die [slachtoffer 1] meermalen althans eenmaal meegedeeld dat zij verdachte en/of haar mededader(s) naar zijn vrouw gaat, althans zal komen en dit en dat, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking en daarmee doelende op het feit dat die [slachtoffer 1] gereageerd heeft op een advertentie dat een vrouw contact zocht met een man en/of die [slachtoffer 1] naar het huis is gegaan van verdachte en haar mededader voor seksuele
handelingen en/of er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen die [slachtoffer 1] en/of die [verdachte] en/of dat die seksuele handelingen op film zijn vastgelegd en/of een film met seksuele handelingen toe heeft laten komen aan die [slachtoffer 1] ;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 20 augustus 2015 in de gemeente Schinnen en/of te Eijsden-Margraten, in elk geval in het arrondissement Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 1] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten een grote hoeveelheid geld over te maken (in totaal 251.396 euro), door tegen die [slachtoffer 1] meermalen althans eenmaal mee te delen dat zij verdachte en/of haar mededader(s) naar zijn vrouw zal gaan, althans zal komen en dit en dat, althans woorden van dergelijke aard en/of strekking, daarmee doelende op het feit dat die [slachtoffer 1] gereageerd heeft op een advertentie dat een vrouw contact zocht met een man en/of die [slachtoffer 1] naar het huis is gegaan van verdachte en haar mededader voor seksuele handelingen en/of er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen die [slachtoffer 1]
en/of die [verdachte] en/of dat die seksuele handelingen op film zijn vastgelegd en/of een film met seksuele handelingen toe heeft laten komen aan die [slachtoffer 1] ;
2.
Zaak 1
zij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2015 tot en met 2 november 2015 in de gemeente Schinnen en/of te Eijsden-Margraten, in elk geval in het arrondissement Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van (een) geheim(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan verdachte met dat oogmerk meermalen, althans eenmaal (een) mails en/of berichten gestuurd naar die [slachtoffer 1] met de mededeling zakelijk weergegeven dat
- [verdachte] nog eenmaal hulp wil dit ook terug betalen "laat wat weten aub"
- Laat wat weten trouwens mooie foto's op internet feestje daar leuk
- Een of meerdere foto's gemail van een boekbespraking waar [slachtoffer 1] met
zijn vrouw aanwezig zijn geweest en met tekst " [adres slachtoffer 1] "
- Ben straks in [adres slachtoffer 1] toch (betreft woonadres van aangever)
- We ons in Ei, tot straks
- Ben daar geweest maakte niet open
- Goed [slachtoffer 1] als je het zo wilt en ons te kijk wil zetten moet dat maar maar ben benieuwd hoe jou kenissen dit dan vinden. Ik heb nog eenmalig je hulp nodig en meer zal je dan niet meer vernemen van mij ik zwijg hoop dat jij dat ook doet ik heb niets te verliezen ben toch ten einde raad Gr. a
- Goed als je het zo wil ik zal het aan je kennissen vertellen hoe je vrouwen benaderd en dumpt en ga maar aangifte doen wij hebben niks misdaan dat was jij je hebt iedereen voor de gek gehouden graag p
- Ga naar contact opnemen met harmonie waar je ere bestuur bent en deze vertellen wat jij doet met vrouwen en meer
- Ik begrijp niet waarom je zo doet toen je in april reageerde was ik wel goed voor wat je wilde en moest ik perse alles doen wat je wilde je belde me dag en nacht en ik moest er zijn en niemand mocht wat weten door jou doen is veel fout gegaan en zit ik nog in probleem. Ik heb had nog een maal je hulp nodig daarna nooit meer en u doe je zo behandelen en hang je op maar goed doe maar als jij het zo wil ik kan ook praten en jij zegt dat je het iedereen verteld hebt nou dat kan ik ook. ik ben geen stuk vuil
- Goed Mijnheer [slachtoffer 1] als je zo wilt moet het maar ik ga vertellen wat jij met vrouwen doet en wat je met [verdachte] gedaan hebt zal het aan je vrouw en fam gaan vertellen en ook aan vereniging die jou kent Nu snap ik waarom je dingen gedaan hebt je hebt [verdachte] meermaals gebruikt en hoe weet je zelf wel jammer dat we het samen niet oplossen tot gauw
- [slachtoffer 1] ik hoor dat jij achter mijn rug seks gehad en [verdachte] dwong tot deze dingen je hebt misbruik gemaakt van haar zal dit gaan vertellen tegen je vrouw pik dat niet je hebt je laten trekken pijpen en meer En achteraf zeg je tegen haar heb spijt dat ik mijn vrouw bedrogen heb maar jullie mij ook dacht dat jij eerlijke vent was maar niet dus je wilde van [verdachte] af begrijp nu waarom je mag gerust aangifte doen maar ik zal zorgen dat dan alles aan licht komt Ik snapte al aan telefoon niet toe je [verdachte] elke dag gek belde en zei ik ben verliefd jij hebt ons opgezocht niet wij jou jij wilde van [verdachte] seks en heb je gehad daag
- [slachtoffer 1] ik wacht tot 18.00 uur we kunnen het normaal oplossen heb nog alles van ons logt bij kennis in kluis ik was toen wel goed en nu behandel je me als oud vuil vele me en alles is dan voorbij zal ik nooit meer contact opnemen ik heb jou nooit bedreigt jij mij wel en ook gebruikt help me er uit en alles is dan echt voorbij en hoor je nooit meer iets
- Nou mij gebruiken voor seks en als je dat gehad hebt wil je me dumpen toen ik je gepijpt heb en geschoren en getrokken en klaar was en je dit een paar keer gehad hebt en me dwong voor seks hoe mijn man er niet bij was kreeg ik te horen dat je me niet meer wilde en je niet meer kwam ik heb gezwegen over dit alles hep je die stick aan je vrouw laten zien zoals je beweerd kan ik doen en ook aan mijn man doe maar angifte maar vergeet niet dat jij hebt mij gebruikt. dan zal ik dat ook doen ben geen hond die zich zo lat behandelen jullie kerels willen sek maar meer ook niet ik heb niets meer te verliezen en ben toch al gebruikt door jou dus het maakt niet meer uit wens je fijne avond
terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid;
3.
Zaak 2
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2015 tot en met 30 september 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, en/of te Maastricht in elk geval in het arrondissement Limburg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten totaalbedrag 4500 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of
haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat
- ze geld nodig hebben voor de stichting De gevende hand en/of
- een visitekaartje overhandigd van die stichting aan [slachtoffer 2] en/of
- dat zij, verdachte en/of haar mededader bezig waren met een rechtszaak en als die over zou zijn, ze er veel geld aan over zouden houden en/of een leningsovereenkomst getekend en/of meneer [getuige 1] welke die [slachtoffer 2] kende en bij het gesprek aanwezig was, meedeelde dat verdachte(n) te vertrouwen waren waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2015 tot en met 30 september 2015 in de gemeente Schinnen en/of Maastricht, althans in het arrondissement Limburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid geld (te weten 4500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als lener(s), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
Zaak 3
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 maart 2013 tot en met 30 april 2013 te Uden en/of te Oirsbeek, gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 11.756 euro, 7000 euro, 7700 euro, 5000 euro, en/of 4079 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 3] gezegd en/of gevraagd
- dat ze geld nodig hadden voor een stichting en/of
- dat ze een tante hadden in België die invalide was en/of
- die tante in huis hadden gehaald en/of
- ze van de woning van de tante een opvang gaan maken voor mindervalide mensen en/of
- hier hadden ze een stichting voor opgericht en daar hadden ze geld voor nodig en/of
- om een hoeveelheid geld te lenen
waardoor [slachtoffer 3] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
Zaak 4
zij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 16 juli 2008 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld (totaal ongeveer 74.364,96 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam zoon] , zijnde de zoon van verdachte, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als beheerder, althans gemachtigde van de bankrekening van die [naam zoon] , onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 16 juli 2008 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens)
een hoeveelheid geld (totaal ongeveer 74.364,96 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam zoon] , zijnde verdachtes zoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten middels de pincode van de bankpas;
6.
Zaak 5
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 30 november 2014 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in het arrondissement Limburg en/of Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal, (telkens) een rechtmatigheidsonderzoeksformulier (WWB), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk op dat formulier ingevuld dat zij en/of haar mededader(s) (over de genoemde periode) geen werkzaamheden heeft/hebben verricht en/of inkomsten heeft/hebben genoten en/of over vermogen heeft/hebben beschikt, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
Zaak 5
zij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 30 november 2014 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in strijd met een haar en/of haar medeverdachten bij of krachtens wettelijk
voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de wet werk en bijstand,
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering op de grond van de wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door niet aan de gemeente door te geven dat hij en/of zijn medeverdachte inkomsten genoot en/of werkzaamheden verrichtte(n) en/of vermogen had(den);
7.
pagina 1340 e.v.
zij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 4] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) tegen die [slachtoffer 4] gezegd dat zij en/of haar mededader(s) een grote hoeveelheid geld wilde lenen
(totaalbedrag 61.554,96 euro) en/of naar het bedrijf van die [slachtoffer 4] te komen en/of de vrouw van die [slachtoffer 4] in te lichten, althans die [slachtoffer 4] te chanteren;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid geld (totaal bedrag 61.554,96 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als lener(s), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (totaal 61.554,96 euro), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of
omgezet, althans van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (totaal 61.554,96 euro), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
8.
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met 2 november 2015 te Oirsbeek, gemeente Schinnen, althans in het arrondissement Maastricht en/of Limburg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) lot(en) (van [naam stichting] ), - (elk) zijnde een geschrift
dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte en/of haar mededader(s) een of meerdere loten hebben verkocht en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat [naam stichting] geen meerjarige vergunning heeft bij de
Kansspelautoriteit en/of geen eenmalige kansspelvergunning heeft;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met 2 november 2015 te Schinnen, althans in het arrondissement Limburg en/of Maastricht, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) een of meer lot(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk een of meer lot(en) laten drukken, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in of omstreeks het tijdvak van 1 januari 2015 tot en met 2 november te Schinnen, in elk geval in het arrondissement Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld , in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of haar mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een of meer lot(en) verkocht aan voornoemde personen waarmee men prijzen kon winnen, terwijl er in werkelijkheid geen prijzen te winnen waren, waardoor voornoemde personen werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 2015178544, gesloten d.d. 29 februari 2016, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 2222.
2.Het schriftelijk bescheid, zijnde de informatiestaat SKDB-persoon d.d. 30 juni 2016. Dit bescheid maakt geen deel uit van de doornummering van het dossier.
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 oktober 2015, pagina’s 415 en 416.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 24 september 2015, pagina 349.
5.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2016.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 24 september 2015, pagina 349, 350, 351, 352, 353, 354 in combinatie met overgelegde bescheiden, zijnde een overeenkomst op pagina 356 en e-mailberichten en sms-berichten op de pagina’s 357-394.
7.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 18 oktober 2015, pagina’s 395, 396, 397, 398, 401, 402, 403, 404.
8.Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 18 oktober 2015, pagina
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2015, met als bijlagen e-mailberichten, pagina’s 459 tot en met 471 in samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2015, met als bijlagen e-mailberichten, pagina’s 472 tot en met 479 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 november 2015, met als bijlagen de sms-berichten, pagina’s 480 tot en met 489.
10.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2016.
11.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 27 september 2015, pagina’s 652 en 653.
12.Het proces-verbaal van bevindingen rekeningnummer 756162769 d.d. 4 februari 2016, pagina 1507.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 27 september 2015, pagina 654.
14.Het proces-verbaal van het getuigenverhoor van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 17 mei 2016. Dit bescheid maakt geen deel uit van de doornummering.
15.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 27 september 2015, pagina’s 643-646.
16.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 26 november 2015, pagina’s 1093 en 1094.
17.De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 juli 2016.
18.Het proces-verbaal van bevindingen terugvordering, pagina 1074.
19.Het proces-verbaal van bevindingen over de rechtmatigheidsonderzoekformulieren, pagina 919-924.
20.Het proces-verbaal van bevindingen afdreigen/afpersen [slachtoffer 4] , pagina’s 1340 en 1341.
21.Het proces-verbaal van bevindingen gesprek [zoon slachtoffer 4] d.d. 16 februari 2016, pagina’s 1342 en 1343.
22.Het proces-verbaal van het getuigenverhoor van [zoon slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris d.d. 19 mei 2016. Dit bescheid maakt geen deel uit van de doornummering.
23.Het proces-verbaal van het getuigenverhoor van [verdachte] d.d. 19 mei 2016. Dit bescheid maakt geen onderdeel uit van de doornummering.