4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Door de Belastingdienst is een onderzoek ingesteld naar verdachte en haar echtgenoot [medeverdachte] . Uit dit belastingonderzoek is gebleken dat verdachte en [medeverdachte] veertien lopende rekeningen op hun naam of op naam van hun kinderen hadden staan. Tevens is gebleken dat er door verschillende privépersonen grote geldbedragen op die rekeningen zijn gestort.
Door de belastingdienst werd vervolgens een zogeheten derdenonderzoek naar de privépersonen ingesteld. Uiteindelijk hebben deze privépersonen aangifte gedaan van chantage dan wel oplichting tegen de verdachte en haar echtgenoot.
Ook is er nader onderzoek ingesteld naar de overige inkomsten van de verdachte door de sociale recherche en de politie. Hieruit rezen de aanvullende verdenkingen van uitkeringsfraude, verduistering of diefstal van geld van de rekening van zoon [naam zoon] en het verkopen van loten, terwijl er helemaal geen loterij was.
Voornoemde verdenkingen hebben hun weerslag op de tenlastelegging gevonden. De rechtbank zal de verdenkingen hierna per feit bespreken.
De rechtbank heeft vastgesteld op basis van de uitdraaien SKDB dat verdachte en [medeverdachte] gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode woonden op de [adres] in Oirsbeek in de gemeente Schinnen.
Feit 1
Uit de bankafschriften van [slachtoffer 1] blijkt dat hij tussen 2 april 2015 en 19 augustus 2015 28 keer geld heeft overgemaakt op rekeningen van de verdachte en [medeverdachte] of rekeningen waartoe zij gerechtigd waren. In totaal gaat het om € 251.396,00.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1]en van de verdachteblijkt dat zij elkaar hebben leren kennen via een seksadvertentie, waarop [slachtoffer 1] begin maart 2015 heeft gereageerd.
Algemene overwegingen
De rechtbank zal allereerst een aantal algemene overwegingen formuleren over het contact tussen [slachtoffer 1] en de verdachte en het overgeboekte geldbedrag.
De rechtbank overweegt dat het onaannemelijk is dat een persoon een dergelijk hoog geldbedrag aan vreemden zou willen schenken of lenen zonder dat hierover afspraken vastgelegd zijn.
Voorts overweegt de rechtbank dat een persoon in een monogame relatie zichzelf reeds in een kwetsbare positie brengt door überhaupt op een seksadvertentie te reageren. Vanaf dat moment zou die persoon dus al chantabel kunnen zijn.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat foto’s of filmpjes van seksuele handelingen tussen personen, die ongevraagd en ongemerkt voor (een van de) bij die seksuele handelingen betrokken personen zijn genomen, op zichzelf staand een sterk pressiemiddel kunnen vormen.
Overige bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft op 24 september klacht gedaan tegen verdachte en [medeverdachte] .
Hij verklaart in zijn aangifte dat hij begin maart 2015 een advertentie op Marktplaats.nl vond. Een vrouw zocht contact met een man. Daarop heeft aangever een e-mail gestuurd en heeft een e-mail terug ontvangen met een telefoonnummer. Dit nummer kon hij bellen om een afspraak te maken. Ook stond hierin dat hij € 3.000,00 moest overmaken naar een rekeningnummer van de Rabobank.
Alle gegevens heeft hij naderhand gewist. Tussen het versturen van de eerste e-mail en het maken van de afspraak zat een maand. De afspraak was dat er seksuele handelingen zouden worden verricht. Aangever zou afgetrokken worden en geschoren worden. Hij is er eind maart naartoe gegaan. Het was aan de [adres] te Oirsbeek. Zowel [verdachte] als de heer [medeverdachte] waren aanwezig. Ze zijn eerst met zijn drieën in de woonkamer geweest en later op de slaapkamer. Daar was [medeverdachte] ook bij.
Op de slaapkamer heeft zij ( [verdachte] ) de kleren van aangever uitgetrokken en hem op het bed getrokken. Zij heeft aangevers schaamharen bij zijn geslachtsdeel geschoren en hem afgetrokken. Het heeft misschien een kwartier geduurd.
Aangever heeft zich aangekleed, een hand gegeven en aan de man gevraagd of hij nu ging stoppen met geld vragen. Voor deze seksafspraak had aangever namelijk al € 4.800,00 overgemaakt. Ze hadden toen al gezegd dat ze geldproblemen hadden.
Snel daarna begonnen ze weer om geld te vragen. Alle berichten ontving aangever via e-mail, maar een deel daarvan heeft hij gewist omdat hij niet wilde dat zijn vrouw erachter zou komen. De berichten die hij wel heeft bewaard, legt hij bij zijn aangifte over. De eerste keer dat aangever weer een bericht kreeg na de seksafspraak, werd er weer om geld gevraagd. Ze dreigden naar zijn vrouw te komen en ‘dit en dat’. Aangever is gelijk akkoord gegaan, omdat hij thuis niets op het spel wilde zetten.
Op een gegeven moment zeiden de verdachten dat het voorbij was. Daarop heeft aangever om een contract gevraagd. Dit hebben ze gemaakt. Hij is toen naar de woning van de verdachten gegaan en is daar door [verdachte] ontvangen. Hij heeft toen drie handtekeningen gezet en toen is hem een usb-stick overhandigd. Toen hij de bestanden op de stick bekeek, zag hij pas dat hij gefilmd was. De stick heeft hij vernietigd.
Hij heeft er zelfs af en toe over nagedacht om een einde aan zijn leven te maken, zo radeloos was hij. Ze hebben nooit met geweld gedreigd, alleen dat ze naar zijn vrouw zouden gaan.
Op 18 oktober 2015 is de aangever aanvullend gehoord.
Hij verklaart dat er al harde taal werd gesproken voordat de eerste ontmoeting plaats vond.
De man vroeg om geld voor een rechtszaak in België en als aangever tegensputterde dan ging de man er tegen in. Dat liep zo hoog op dat de man zei dat hij dan wel even naar Oostenrijk zou komen en met aangevers vrouw zou komen praten. Toen had aangever de mensen nog niet eens ontmoet. Hij dacht echter dat de man dan tegen zijn vrouw zou zeggen dat aangever al zoveel geld had overgemaakt en dat hij aan de telefoon had geflirt met [verdachte] . Hij had het gevoel, door alles wat ze tegen hem gezegd en gemaild hadden, dat ze alles aan zijn vrouw zouden vertellen. Hij was bang dat zijn vrouw bij hem weg zou gaan. Zijn vrouw is alles voor hem. Toen hij op 29 mei de overeenkomst had getekend, heeft hij de usb-stick gekregen. Hij dacht dat er mailverkeer op stond. Toen hij het echter het filmpje zag dat daarop stond, schrok hij waanzinnig. Aangever dacht “nu heeft hij mij in de tang” in die zin dat verdachte alle bewijzen in handen had van wat er gebeurd was.
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen het volgende af.
Aangever heeft gereageerd op een seksadvertentie en heeft, om in verder contact te treden met de zichzelf aanbiedende vrouw, [verdachte] , € 3000 overgemaakt. Nadat het contact is ontstaan is aangever gedwongen meer geld over te maken. Die dwang bestond daaruit dat er anders naar zijn vrouw zou worden gegaan en ‘dit en dat, waaruit de rechtbank begrijpt dat anders de vrouw van aangever ingelicht zou worden over de contacten die aangever onderhield met [verdachte] . Nadat het tot een ontmoeting is gekomen, is de greep van verdachten op aangever sterker geworden. Buiten zijn medeweten is er een filmpje gemaakt van de seksuele handelingen tussen aangever en verdachte [verdachte] . Van dat filmpje is aangever op 29 mei op de hoogte geraakt. Ondanks dat op die dag een “comtract” was getekend, zijn de betalingen door aangever aan de verdachten doorgegaan tot 19 augustus.
Indachtig de algemene overwegingen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met zijn echtgenote zich heeft schuldig gemaakt aan het dwingen van [slachtoffer 1] om in totaal € 248.396 over te maken. Van de € 3.000 die de eerste keer betaald werd, kan de rechtbank namelijk niet oordelen dat aangever daartoe door dwang van verdachten werd gebracht.
Feit 2
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] na 19 augustus 2015 geen geld meer heeft overgemaakt aan de verdachte en [medeverdachte] .
Uit zijn verhoor op 18 oktober 2015volgt echter dat de verdachte en [medeverdachte] wel geprobeerd hebben om [slachtoffer 1] geld te laten overmaken door hem opnieuw te bedreigen met de openbaarmaking van zijn geheim dat hij seks heeft gehad met verdachte.
Ter onderbouwing hiervan heeft aangever e-mailberichten en sms-berichten overgelegd. Het eerste (e-mail)bericht wordt op 14 oktober 2015 verstuurd en het laatste (sms)bericht op
2 november 2015.De inhoud van deze berichten hebben hun weerslag gevonden in de tenlastelegging onder feit 2.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij in die periode contact heeft gezocht met [slachtoffer 1] , bij hem aan de deur in [woonplaats slachtoffer 1] is geweest en hem om geld heeft gevraagd.
Gelet hierop, in combinatie gezien met de inhoud van de berichten en het feit dat [slachtoffer 1] in de voorgaande periode al bewogen was tot de afgifte van tweeënhalve ton, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte samen met [medeverdachte] heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opnieuw tot betalingen te dwingen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat zij gedurende de onder feit 1 en 2 tenlastegelegde periodes een opbouw waarneemt in druk op [slachtoffer 1] . Eerst betaalt [slachtoffer 1] door de mondelinge dwang, dan wordt het [slachtoffer 1] duidelijk dat van hem een filmpje is gemaakt, waarna de betalingen, ondanks het contract dat het voorbij was, doorgaan. Op het moment dat de betalingen dan toch stoppen worden, na augustus 2015, de bedreigingen steeds explicieter en indringender. Zo worden er foto’s van zijn woning en brievenbus gemaakt en dreigt men niet alleen zijn vrouw in te lichten, maar wordt ook gedreigd de vereniging waar [slachtoffer 1] lid van is, in te lichten. Bij de e-mail daarover worden ook schermafdrukken gevoegd waaruit blijkt dat de verdachten weten van welke vereniging [slachtoffer 1] ere-bestuurslid is en wordt o.a. letterlijk bericht: “Ga naar [sic] contact opnemen met harmonie waar je ere bestuur bent en deze vertellen wat jeij doet met vrouwen en meer.”,e..
Anders dan in de periode onder feit 1, heeft [slachtoffer 1] zich desondanks in deze periode niet laten vermurwen tot betalingen waardoor het bij een poging is gebleven.
Feit 3 primair en subsidiair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er nog geen sprake was van oplichting op het moment van het sluiten van de overeenkomst van geldlening tussen [slachtoffer 2] en de verdachte en zijn medeverdachte. De in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden vinden pas na het sluiten van de overeenkomst plaats. Vrijspraak dient daarom te volgen voor de primair tenlastegelegde oplichting.
Voorts zijn de betalingstermijnen, in ieder geval tot aan de detentie, door de verdachte en haar medeverdachte steeds voldaan. Daaruit leidt de rechtbank af dat er in de tenlastegelegde periode geen sprake was van wederrechtelijke toe-eigening. Daarom dient de verdachte ook vrijgesproken te worden van de subsidiair tenlastegelegde verduistering.
Feit 4
Op zondag 27 september 2015 heeft [slachtoffer 3] , wonende te Uden, aangifte gedaan van oplichting.
Hij verklaart dat hij in het voorjaar van 2013 op een advertentie heeft gereageerd op de site flirtbericht.nl. Hij verklaart vrijgezel te zijn en bepaalde behoeftes te hebben.
Hij is toen in contact gekomen met [medeverdachte] en zijn vrouw [verdachte] .
Hij heeft mailcontact gehad en ook veel telefonisch contact. Dat telefonisch contact was voornamelijk met [verdachte] .
De e-mailberichten zijn door de aangever bewaard en bij de aangifte gevoegd.
Uit het mailverkeer en uit de telefoongesprekken bleek aangever dat zij geld nodig hadden voor hun stichting. De naam van die stichting weet aangever niet meer. Het ging erom dat ze een tante in België hadden, die invalide was. Ze hebben die tante in huis gehaald en van de woning van de tante wilden ze een opvang maken voor mindervalide mensen. Hier hadden ze een stichting voor opgericht en daar hadden ze geld voor nodig. Ze vroegen € 1.000,00, maar aangever had toevallig € 1.200,00 contant dus dat bedrag hebben ze afgesproken. De afspraak was dat aangever dit bedrag aan de stichting zou lenen en in ruil hiervoor werden door [verdachte] seksuele handelingen met hem verricht.
Ze zouden € 250,00 per maand terug betalen. Dit was een mondelinge overeenkomst.
Bij de eerste afspraak is aangever naar de woning aan de [adres verdachte] te Oirsbeek geweest. De afspraken die volgden, hebben in de woning van aangever plaatsgevonden.
Iedere keer vroegen ze om geld. Ze zijn vijf tot zeven keer langs geweest in een periode van een half jaar tijd. Aangever meent in die periode rond de € 37.000,00 te hebben overgemaakt.
Uit de bankafschriften blijkt dat er in totaal € 35.535,00 is overgemaakt door aangever op rekeningen van de verdachte en [medeverdachte] .
Aangever verklaart verder in zijn aangifte dat ze hem ook papieren hebben laten zien van een Belgische notaris, die met de stichting bezig was.
Iedere keer als ze geld nodig hadden, dan kwamen ze weer langs. Ze vroegen soms ook om spoedopdrachten, want dan hadden ze een verhaal dat ze de dag erna naar de notaris moesten en dat het geld op tijd binnen moest zijn. Of dat zij, [verdachte] , in de bus op weg naar de notaris het geld had verloren.
Uiteindelijk vroeg aangever zich af waar hij mee bezig was. Voor zoveel geld kon hij immers beter een prostituee bezoeken. Ook viel het kwartje toen verdachte hem een overeenkomst van de notaris had laten zien dat het bedrag betaald was en ze vervolgens toch weer om geld vroegen. Toen heeft aangever gezegd dat hij niets meer wilde betalen en heeft hij voet bij stuk gehouden. Zelfs toen werd aangeboden dat hij de vrouw wekelijks mocht gebruiken als hij betaalde en toen ze hun zoon huilend lieten opbellen, die smeekte om
€ 1.000,00.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 3] nog verklaard dat het een onderhandse lening was en er geen data of termijnen waren afgesproken voor de terugbetaling. Wel zou hij
€ 250,00 per maand terugbetaald krijgen. Hij heeft niet betaald voor seksueel contact, maar hij heeft betaald voor notariskosten.
De verdachte ontkent dat [slachtoffer 3] geld heeft geleend vanwege de stichting of een zaak in België. Zij stelt dat [slachtoffer 3] € 35.535,00 heeft betaald voor seksuele diensten en hen heeft geholpen.
Hoewel de verdachte ontkent, hecht de rechtbank wel geloof aan de verklaring van [slachtoffer 3] . Uit de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en de getuigenverklaringen van [getuige 1]en [getuige 2]blijkt namelijk van een vast patroon dat de verdachte en haar echtgenoot hanteren. Dit patroon past naadloos op de gang van zaken die [slachtoffer 3] omschrijft.
Het patroon bestaat uit het contact leggen via een seksadvertentie waarin naast seks vriendschap wordt aangeboden. Vervolgens wordt er om financiële hulp gevraagd ten behoeve van een rechtszaak in België. De druk wordt vervolgens opgevoerd om de mannen tot betaling te bewegen. Bij de een gebeurt dit in de vorm van het dreigen met openbaarmaking van de contacten, bij de ander wordt de emotionele druk opgevoerd door empathie op te wekken met zielige verhalen. Dit laatste is bij [slachtoffer 3] gebeurd.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [slachtoffer 3] is bewogen tot de afgifte van € 35.535,00 door een samenweefsel van verdichtsels. Die verdichtsels bestaan uit het vragen van geld voor een stichting, het verhaal over de invalide tante in België, het in huis halen van die tante en het ombouwen van die woning van die tante tot een opvang van mindervalide mensen.
De rechtbank laat bij dit laatste meewegen dat op geen enkele wijze is gebleken dat de verdachten daadwerkelijk hun tante hadden opgevangen, dat zij het huis van de tante wilden laten ombouwen tot een opvang van mindervalide mensen en dat zij daartoe een stichting hadden opgericht.
Feit 6
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de verdachte samen met haar echtgenoot in het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 30 november 2014 meermalen rechtmatigheidsformulieren valselijk heeft opgemaakt, door hierop valselijk in te vullen dat zij en haar echtgenoot in die periode geen werkzaamheden hebben verricht, inkomsten hebben genoten of over vermogen hebben beschikt.
De rechtbank grondt de bewezenverklaring op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 26 juli 2016;
- het proces-verbaal van bevindingen terugvordering;
- het proces-verbaal van bevindingen over de rechtmatigheidsonderzoeksformulieren.
Nu de verdachte dit feit ter terechtzitting ook duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank hier met bovenstaande opsomming van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Aangezien het primair tenlastegelegde is bewezen, komt de rechtbank aan een beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde niet toe.
Feit 7
Bij de analyse van de transactiegegevens van de bankrekeningen van de verdachte en haar echtgenoot is gebleken dat tussen 17 februari 2009 en 19 november 2009 elf maal geldbedragen zijn overgemaakt vanaf rekeningen gelieerd aan ene [slachtoffer 4] onder vermelding van ‘lening’.
In totaal is er € 61.554,96 op rekeningen van de verdachte en haar echtgenoot overgeboekt.
Naar aanleiding van de aangetroffen bankoverboekingen van rekeningen gelieerd aan [slachtoffer 4] , is op 16 februari 2016 gesproken met de zoon van [slachtoffer 4] , genaamd [zoon slachtoffer 4] . De heer [slachtoffer 4] bleek op 9 augustus 2014 te zijn overleden.
De zoon heeft verklaard dat zijn vader via een website in contact was gekomen met ene mevrouw [verdachte] en haar man. Dit ging om seks. Na de seksafspraak was [verdachte] met een zielig verhaal gekomen. Via e-mail had zij verteld dat het gezin het huis uit moest en dat ze daarvoor geld nodig had. Er zou ook een stichting bij betrokken zijn.
[zoon slachtoffer 4] verklaart dat hij vermoedde dat dit verhaal op papier werd gebruikt om niet van afpersing verdacht te worden, maar dat zijn vader wel degelijk afgeperst werd. Hij weet zich namelijk te herinneren dat hij in 2009 een keer op het kantoor van zijn vader in [M.] was. Zijn vader gedroeg zich de hele dag al zenuwachting en het was [zoon slachtoffer 4] opgevallen dat er voor het kantoor geruime tijd twee personen stonden. Later heeft hij deze personen op internet herkend op foto’s van een schutterij als verdachte en zijn echtgenote.
[verdachte] heeft na het overlijden van [slachtoffer 4] nog e-mailberichten gestuurd, waarbij zij weer om geld vroeg. [zoon slachtoffer 4] had een bericht gestuurd dat zijn vader was overleden en dat [verdachte] moest stoppen. Desondanks bleef [verdachte] e-mailberichten sturen. Hij heeft haar toen gebeld en haar gezegd te stoppen, omdat anders de politie ingeschakeld zou worden. Daarna heeft hij niets meer gehoord.
[zoon slachtoffer 4] is tevens bij de rechter-commissaris gehoord.
Hij verklaart daar in aanvulling op zijn eerdere telefonische verklaring dat hij na het overlijden van zijn vader toegang had tot diens pc. Daarop heeft hij beeldmateriaal ontdekt waaruit al vrij snel duidelijk werd dat zijn vader werd afgeperst met dat beeldmateriaal. Zijn vader stond er op in allerlei onoorbare posities en er waren mensen bij die met hem bezig waren. [verdachte] was te zien. Ook heeft hij e-mails gevonden van omstreeks 2009 tussen zijn vader en een politie inspecteur, specifiek over de afpersing. Er werd niet letterlijk gedreigd in de e-mails, volgens [zoon slachtoffer 4] was het geraffineerder. Ze verscholen zich achter de stichting en dat zijn vader altijd goed voor [verdachte] was geweest. Hij leidt af dat zijn vader afgeperst werd uit de filmpjes en de e-mails waarin [verdachte] om geld bleef vragen. Dit deed zij zelfs na het overlijden van zijn vader. Hij heeft [verdachte] toen een keer te woord gestaan en tegen haar gezegd dat er aangifte was gedaan, dat hij wist wat er speelde en op de hoogte was van de e-mails, foto’s en video’s en dat er opnieuw aangifte gedaan zou worden als ze niet zou stoppen. Daarna heeft [verdachte] niet meer gebeld.
De e-mailberichten en de beelden zijn niet meer beschikbaar na een crash van de server op kantoor.
Verdachte heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 4] geld heeft overgemaakt voor seksuele diensten en omdat hij bereid was om hen te helpen.Door de raadsvrouw is verzocht om dit verhoor ook aan het dossier van de verdachte toe te voegen, welk verzoek is gehonoreerd.
Algemeen
De rechtbank herhaalt op dit punt haar algemene overweging zoals geformuleerd onder feit 1:
- het is onaannemelijk dat een persoon een hoog geld bedrag aan vreemden zou willen schenken of lenen zonder dat hierover afspraken vastgelegd zijn;
- een persoon in een monogame relatie brengt zichzelf reeds in een kwetsbare positie door überhaupt op een seksadvertentie te reageren. Vanaf dat moment zou die persoon dus al chantabel kunnen zijn;
- foto’s of filmpjes van seksuele handelingen tussen personen, die ongevraagd en ongemerkt voor (een van de) bij die seksuele handelingen betrokken personen zijn genomen, kunnen op zichzelf staand een sterk pressiemiddel vormen. .
Primair en subsidiair
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [zoon slachtoffer 4] af dat ten aanzien van [slachtoffer 4] sprake was van dwang of oplichting. Ook [slachtoffer 4] is door de verdachten bewogen tot het afgifte van geld, maar de vraag blijft open of dit door dwang of door oplichtingshandelingen was. Nu de rechtbank niet kan uitsluiten dat er sprake was van oplichting, kan zij de onder primair tenlastegelegde dwang niet zonder gerede twijfel bewijzen.
De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde en komt vervolgens tot eenzelfde conclusie ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde verduistering. De rechtbank kan immers niet vaststellen dat er sprake was van een lening of dat het geld toch overgemaakt werd onder dwang.
Meer subsidiair
De rechtbank oordeelt het, gelet de algemene overwegingen, volstrekt onaannemelijk dat [slachtoffer 4] “zomaar” meer dan € 60.000,00 aan de verdachte en haar echtgenoot, die immers vreemden voor hem waren, heeft overgemaakt. Dat [slachtoffer 4] een dergelijk bedrag voor seksuele handelingen door verdachte zou hebben betaald, komt de rechtbank ook niet aannemelijk voor. Uit de verklaringen van de zoon van [slachtoffer 4] en de gelijke modus operandi ten aanzien van de overige benadeelden, zoals hiervoor bij de bespreking van feit 4 is overwogen, leidt zij af dat er sprake is geweest van dwang of oplichting waardoor [slachtoffer 4] tot het overmaken van de grote geldbedragen is bewogen. Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen of er sprake was van ofwel dwang ofwel oplichting, staat daarmee wel vast dat het door [slachtoffer 4] aan de verdachte overgemaakte geldbedrag afkomstig is uit misdrijf. Door dit geldbedrag uit te geven en aldus te gebruiken, hebben de verdachte en haar echtgenoot zich schuldig gemaakt aan het witwassen van dat bedrag zijnde € 61.554,96.
Feit 8
Primair
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van de primair tenlastegelegde valsheid in geschrift moet worden vrijgesproken, omdat van de in de tenlastelegging opgenomen feitelijke vervalsing niet is gebleken.
Subsidiair
Subsidiair is valsheid in geschrift ten laste gelegd, waarbij de valsheid heeft bestaan in het laten drukken van loten met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken.
Ook hiervoor ontbreekt het bewijs, nu nergens uit blijkt dat de verdachte geen intentie had om daadwerkelijk een trekking plaats te laten vinden en prijzen uit te keren. Het gegeven dat de loterij uiterst amateuristisch was opgezet, kan niet als overtuigend bewijs van de tenlastegelegde valsheid dienen.
Meer subsidiair
Hetgeen de rechtbank hiervoor over het subsidiair tenlastegelegde overwoog, geldt ook voor het meer subsidiair tenlastegelegde.
Hoewel de rechtbank ernstige twijfels heeft of er ooit een trekking zou plaatsvinden, was deze trekking pas in 2016 voorzien. Dat er geen vergunning afgegeven was en dat de loterij voor het overige zeer amateuristisch was opgezet, is nog geen bewijs van oplichting.
De rechtbank spreekt de verdachte integraal vrij van het tenlastegelegde onder feit 8.