3.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, in verband met de leesbaarheid en begrijpelijkheid van het vonnis, de feiten in chronologische volgorde bespreken.
De zaak met parketnummer 03/700160-14:
Op 14 maart 2014 trad de politie binnenin het pand aan de [adres] in Schimmert. [verdachte] , verdachte, is eigenaar van dit pand.Op het perceel [adres] in Schimmert trof de politie een woning in aanbouw aan. Achter deze woning liggen twee stallen. In de links achter de woning gelegen stal (door de politie aangeduid als “loods 1” of “stal 1”) werden 30 sealbags met daarin - in totaal - 21.584 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen en in beslag genomen. Ook was in deze stal een in werking zijnde hennepplantage ingericht waarin 50 moederhennepplanten stonden die in beslag werden genomen.In de rechts achter de woning gelegen stal (door de politie aangeduid als “loods 2” of “stal 2”) waren, in twee aparte ruimtes, in werking zijnde hennepplantages ingericht waarin respectievelijk 180 en 115 (moeder)hennepplanten stonden die in beslag werden genomen. Een andere ruimte in deze stal was ingericht als stekkenkwekerij. In die ruimte werden in totaal 1.310 hennepstekken aangetroffen en in beslag genomen. Ook werd in een verrijdbare bouwkeet die in deze stal stond in tassen - in totaal - 6.680 gram gedroogde henneptoppen en afgeknipte hennepplanten aangetroffen. Tot slot werden in deze bouwkeet meerdere sealbags met daarin - in totaal - 11.564 gram fijn gemalen henneptoppen aangetroffen en in beslag genomen.De politie constateerde dat de aangetroffen planten en stekken, respectievelijk hennepplanten en hennepstekken waren.
Op het perceel [adres] in Schimmert werd dus in totaal 39.828 gram hennep,
345 (moeder)hennepplanten en 1.310 hennepstekken aangetroffen en in beslag genomen.
Enexis heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit die werd gebruikt voor de hennepkwekerijen. De deksel van de aansluitkast is open geweest en er was een illegale aansluiting gemaakt op de bovenzijde van de zekeringhouders. Ook was de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage én het huishoudelijk verbruik niet correct via de meter geregistreerd.
In loods 1 was een appartement gemaakt. In de slaapkamer van dit appartement trof de politie op de kledingkast een geweer en een riotgun aan. Deze vuurwapens werden in beslag genomen. In de woonkamer werd op de vensterbank een stroomstootwapen aangetroffen en in beslag genomen. In een kast in de keuken werden 123 patronen .22 Long rifle en 14 patronen .22 Long rifle aangetroffen en in beslag genomen. Tot slot werden in draagtassen die in het kantoor stonden de volgende hoeveelheden munitie aangetroffen en in beslag genomen:
- 99 patronen cal. 12 Browning Legia;
- 13 patronen 70mm Olympic Rood;
- 2 patronen cal. 12 Sport Gevelot;
- 12 patronen cal. 12 Winchester Skeet;
- 28 patronen cal. 12 Winchester Trap;
- 1 patroon cal. 12 Hubertus Spezial 3.2 en
- 1 patroon cal. 12 Rottweil Brenneke.
De aangetroffen vuurwapensen munitiezijn onderzocht. De riotgun en het geweer zijn vuurwapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. De aangetroffen munitie is munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Algemeen bekend is dat een stroomstootwapen een voorwerp is waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht. Dit is dus een wapen van categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat de aangetroffen wapens en munitie van hem zijn.
Tussenconclusie:
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bewezen, te weten: dat verdachte op 14 maart 2014 in Schimmert:
een riotgun en een geweer, beide vuurwapens van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad (feit 3);
een stroomstootwapen, een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad (feit 4) en
munitie van categorie III voorhanden heeft gehad (feit 5).
De feiten 1 en 2 (die zien op de aangetroffen hennep en de diefstal van elektriciteit) zullen worden besproken na de “amfetaminezaak” (parketnummer 03/700521-15). Dit omdat er volgens verdachte een direct verband bestaat tussen die hennepfeiten en de amfetaminezaak.
De zaak met parketnummer 03/700521-15:
Op 8 oktober 2015 trad de politie opnieuw binnen in het pand aan de [adres] in Schimmert. In de linker schuur rook de politie de typische chemische geur van amfetamine. In deze schuur werd een zak aangetroffen waarin een stof zat die gebruikt wordt bij de productie van amfetamine. In de rechterschuur trof de politie 13 pallets aan, waarop voorwerpen en stoffen lagen die gebruikt worden bij de productie van amfetamine. In het weiland achter de schuren, rook de politie zeer sterk de geur van amfetamine. Daar waren enkele plastic containers in de bodem ingegraven. Van een van deze containers zag het deksel eruit alsof het was aangetast door een agressieve, bijtende stof. Vanuit de linker schuur liep een plastic slang in de richting van die containers.
In de rechterschuur trof de politie in een paardenbox een blauwe vuilniszak aan met daarin 6 sealbags waarin - in totaal - 5.185 gram gedroogde hennep zat.
In het appartement in de linker schuur lagen op een keukenkastje - in totaal - 48 patronen .Uit onderzoek bleek het te gaan om:
- 17 patronen .22 WMR kaliber, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie en
- 41 patronen .22 WMR hollowpoint, munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie.
Uit onderzoek van de afdeling Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) van de politie bleek dat in de linker schuur amfetamine was geproduceerd; daar werden namelijk onder meer 2 blauwe kunststof dopvaten van 220 liter aangetroffen waarin amfetamine bleek te zitten. Daarnaast werden op de pallets in de rechter schuur spullen aangetroffen waarop en waarin (resten van) amfetamine bleken te zitten. Het afval dat door de productie van amfetamine was ontstaan is voor een deel in de gierkelder(s) terecht gekomen onder de schuur. Daarna is dit afval deels via een vloeistofpomp over het achtergelegen land verspreid. Ook werd op het terrein een gierwagen aangetroffen die rondom de tank aan de voorzijde was verroest. Deze roest is kennelijk veroorzaakt doordat er een agressieve vloeistof uit de tank is gestroomd. Op de achterkant van de tank kon een vacuümslang worden aangesloten. Het chemisch afval is waarschijnlijk met behulp van de giertank uit de gierkelder opgezogen en vervolgens over het omliggende perceel verspreid en/of onder de grond gewerkt. Vanuit de linker schuur liep een slang die uitkwam naast een stuk grond waar het lager gelegen gedeelte van de grond bruin verkleurd was door het lozen van verontreinigde vloeistof uit deze slang. Toen de politie de elektrische pomp aansloot die was verbonden met de slang, zag zij dat er vloeistof - die amfetamine bleek te bevatten - op de bodem wegstroomde. De begroeiing daar was al bruin en verdord. De politie acht het zeer waarschijnlijk dat de spullen op de pallets eerder gebruikt zijn in het amfetaminelaboratorium dat in de linker schuur stond.
Op 14 oktober 2015 is op het perceel een inspectie uitgevoerd. Daaruit bleek dat de afvalstoffen van het amfetaminelaboratorium op de weilanden achter de linker schuur zijn verspreid. De afvalstoffen zijn namelijk via een giertank uitgereden over het land, uit de gierkelder opgepompt en vervolgens opgeslagen in ingegraven IBC-tanks dan wel over het land verspreid. Het gevolg daarvan is dat de aanwezige vegetatie in het betreffende gebied is aangetast en grotendeels is afgestorven. In de paardenweide, is de grond gefreesd en opnieuw ingezaaid, omdat de vegetatie die daar eerder stond is afgestorven. Op 11 november 2015 zijn 2 grondboringen uitgevoerd naast de ingegraven IBC-vaten. De opgeboorde monsters zijn veiliggestelden door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Deze monsters bleken vervuilingen te bevatten die passen bij het produceren van amfetamine of BMK, een grondstof voor amfetamine.
Een achterbuurvrouw van verdachte, [getuige] , vertelde dat in juli en augustus 2015 sprake was van stankoverlast die kwam vanuit het weiland van verdachte. Zij is later naar dat weiland gereden en zag toen dat het gras kapot was. Op 4 oktober 2015 zag [getuige] dat de bestuurder van een gele tractor, naar later bleek: verdachte, de grond op het weiland heeft gefreesd.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat de aangetroffen munitie van hem is.
Tussenconclusie:
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, zoals onder feit 5 ten laste is gelegd, op 8 oktober 2015 in Schimmert munitie van categorie II en III voorhanden heeft gehad. Ook is bewezen zoals onder feit 3 ten laste gelegd, dat verdachte in de periode 1 juli tot 8 oktober 2015 afval van een amfetaminelaboratorium heeft geloosd en uitgereden, waardoor de bodem is vervuild.
Verdachte is in de “amfetaminezaak” (parketnummer 03/700521-15) in totaal 5 keer verhoord. Hij heeft zich in zijn eerste 3 verhoren op zijn zwijgrecht beroepen toen hem werd voorgehouden dat er voorwerpen en spullen op zijn terrein waren gevonden die gebruikt zijn bij de productie van amfetamine. Verdachte is, nadat hij - na overleg met zijn advocaat - had aangegeven een verklaring te willen afleggen, op 14 december 2015 voor de vierde keer verhoord. Verdachte heeft ook in een door hem geschreven brief zijn verhaal gedaan.
De verklaring(en) van verdachte
In zijn vierde verhoor heeft verdachte verklaard dat hij in april of mei 2013 de garage van zijn woning in Stein voor € 100,- per maand aan een man heeft verhuurd. Deze man noemde zichzelf “ [naam 1] ”, maar werd - later - door anderen “ [naam 2] ” genoemd. Hij had een normaal postuur, lichtblond haar met gel erin en sprak met een Brabants accent. Verdachte vertelde tegen deze man dat hij een huis aan het bouwen was in Schimmert en hij heeft de man meegenomen daar naartoe om hem te laten zien waar hij mee bezig was. Toen verdachte in juli 2013 in de garage in Stein keek, zag hij dat daar een hennepkwekerij stond. Daarna heeft verdachte geprobeerd de man te bellen, maar dat is niet gelukt. Er vond vervolgens - nadat verdachte via briefjes met de man een afspraak had gemaakt - een ontmoeting plaats op een parkeerplaats in Stein. De man was toen niet alleen; er was een grotere man bij.Verdachte zei dat hij wilde dat de hennepplantage in de garage meteen zou worden afgebroken. De grote man zei toen dat er niets werd afgebroken. […] De blonde man gaf verdachte toen
€ 1.500,- en zei dat hij 3 maanden vooruit betaalde. Verdachte heeft dat geld maar aangepakt, omdat hij er niet tegenin wilde gaan. Hij is niet naar de politie gegaan, omdat hij werd bedreigd en niet wilde dat er iets met hem of met zijn gezin zou gebeuren.
De mannen zeiden toen dat ze ook in Schimmert een plantage wilden gaan opbouwen en dat ze daar de volgende dag mee zouden beginnen. Verdachte heeft dat proberen te voorkomen en heeft tegen de mannen gezegd dat er overdag klanten op het terrein kwamen. De mannen antwoordden dat ze dan ’s avonds zouden komen. Dat hebben ze ook gedaan. In schuur 1 werd een vloer gestort. Toen verdachte daar ging kijken, kreeg hij te horen dat hij daar niet rond moest snuffelen. Hoewel niets was afgesloten, heeft verdachte zich zoveel mogelijk afzijdig gehouden. Hij wilde niets met de mannen van doen hebben. De mannen kwamen vervolgens vaker ’s avonds. Zij maakten gebruik van de gereedschappen van verdachte en van auto’s die waarschijnlijk bij een lease- of huurwagenbedrijf uit Eindhoven waren gehuurd. Dat stond namelijk op de kentekenplaat. Verdachte kreeg € 1.400,- per maand voor het ter beschikking stellen van zijn percelen voor de hennepteelt.
De mannen wilden ook de elektriciteit aanleggen voor de hennepplantage. Verdachte heeft de mannen toen de meterkast laten zien. De mannen hebben toen een kabel vanaf de meterkast naar de plantage getrokken.In maart 2014 heeft de politie een inval gedaan. Verdachte is toen aangehouden. Zijn voorlopige hechtenis is in mei 2014 geschorst.
In juli 2015 stond de blonde man weer bij verdachte aan de deur en vroeg of hij het dossier kon zien. Hij wilde zien wat verdachte had verklaard. Verdachte heeft het dossier aan deze man gegeven. Nadat de man het dossier gelezen had, zei hij dat hij een probleem had, dat ze zeker € 100.000,- verlies hadden gemaakt en vroeg hij aan verdachte hoe dat opgelost ging worden. Verdachte zei toen dat hij geen geld had. De blonde man antwoordde dat ze dan een paar weekjes iets in de schuur gingen doen om dat verlies goed te maken. Hoewel verdachte aangaf dat hij in een schorsing liep en dat hij controles van de politie en de gemeente verwachtte, zag hij dat er op een gegeven moment allemaal dozen van anderhalve meter hoog stonden in schuur 2 (
de rechtbank begrijpt: de linker schuur). Hij vermoedde dat hetgeen de mannen in de schuur deden, met drugs te maken had. Enige tijd later waren de ramen van die schuur dicht geschroefd, waren de dozen weg en was er een deur gemaakt in de gang waarop een slot zat. In de tussentijd had verdachte een telefoon gekregen van de blonde man die zichzelf [naam 1] noemde. Hij kon met deze telefoon contact opnemen als er een noodgeval was. Er stond maar één telefoonnummer in de telefoon. Verdachte heeft nooit met deze telefoon gebeld en weet niet waar de telefoon is gebleven.
Later merkte verdachte dat de waterdruk in huis wegviel. Hij concludeerde dat de mannen ergens water gebruikten. Ongeveer 10 dagen later was de mestput onder schuur 2 vol water en was sprake van stankoverlast. Verdachte heeft toen een briefje op de muur geprikt, waarop hij schreef dat sprake was van ontzettende stankoverlast en dat er teveel water werd gebruikt. Verdachte heeft deze briefjes weggegooid. De avond daarna kwam de blonde man weer. Verdachte heeft hem toen gevraagd wat er met het water gebeurde en gezegd dat de put vol was, waardoor het water over straat liep. Ook zei verdachte tegen de man dat het allemaal erg stonk, dat het gigantisch opviel en dat het zo niet langer kon. De blonde man stelde voor om een gat te graven achter schuur 2 om het water daarin te laten lopen. Verdachte zei dat niet zou werken, omdat dat lössgrond is en het water daarin niet wegzakt. De dag erna zag verdachte dat de mannen twee IBC-tanks hadden ingegraven en dat ze het water met een slang vanuit schuur 2 in de IBC-tanks pompten. De avond daarna kwam de blonde man tot de conclusie dat de IBC-tanks vol waren en dat het water niet wegzakte. Verdachte moest toen een giervat achter schuur 2 zetten waarin het water kon worden opgeslagen. Een aantal dagen daarna was het giervat vol en heeft verdachte het volle giervat over het achterste weiland laten leeglopen. Verdachte zag daarna dat het gras aan het afsterven was op de plek waar hij het water over het land had uitgereden. Enkele dagen later was het giervat opnieuw vol. De inhoud van dit giervat heeft hij ook over het land uitgereden. Hij wilde voorkomen dat iemand de politie of de gemeente zou bellen.
Kort daarna kwam de achterbuurvrouw over stank klagen. Verdachte heeft vervolgens grond over de plek heen gereden waar het gras dor was. Ongeveer 10 dagen later heeft verdachte het dorre gras gefreesd en de grond opnieuw ingezaaid.
Begin september 2015 stonden de pallets met daarop spullen die in zwarte folie waren gewikkeld, in schuur 2. Op een gegeven moment heeft iemand die pallets omgereden naar de linker schuur. Verdachte was in de veronderstelling dat de mannen alles zouden komen ophalen om het naar een andere locatie te verplaatsen.Verdachte heeft vervolgens balen stro tegen de pallets aan gezet.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het telefoonnummer waarmee de man hem in eerste instantie - nadat hij de hennepplantage in de garage in Stein had ontdekt - heeft gebeld, niet heeft genoteerd. Verdachte wist, na de ontmoeting met de blonde man en de grotere man op de parkeerplaats in Stein, dat een hennepplantage in de schuren op zijn perceel werd opgebouwd.
In juli 2015, toen de mannen opnieuw aan het opbouwen waren in zijn schuren, heeft verdachte de kentekens van de auto’s die de mannen gebruikten en die kennelijk gehuurd waren bij een bedrijf in Eindhoven, niet genoteerd. Ook de naam van dit huurbedrijf heeft verdachte niet opgeschreven. Evenmin heeft hij een foto gemaakt van de auto’s die de mannen gebruikten. De reden dat verdachte pas in december 2015 een verklaring heeft afgelegd, is dat hij - naar eigen zeggen - zijn gezin niet kon beschermen als hij nog langer bleef zwijgen.
De hiervoor genoemde bewijsmiddelen wijzen wat de rechtbank betreft zonder meer op betrokkenheid van derden bij zowel de hennep(stekken)plantage in maart 2014 als het amfetaminelaboratorium in 2015. De omvang van en de benodigde werkzaamheden voor de aangetroffen hennep(stekken)plantages en de productie van amfetamine wijzen daarop. Ook het aantreffen van voorwerpen met het DNA-materiaal van (onbekend gebleven) derden duidt daarop.
De verklaring van verdachte dat hij - onder bedreiging met een pistool tegen zijn hoofd - door deze derden
is gedwongenom een hennepplantage en een amfetaminelaboratorium op zijn perceel te laten opbouwen, acht de rechtbank echter ongeloofwaardig.
Verdachte heeft zich aanvankelijk bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Pas nadat hij kennis had genomen van het hele procesdossier, heeft hij een verklaring afgelegd. Verdachtes verklaring, dat hij onder druk is gezet en is bedreigd om eerst in 2014 en daarna - omdat tegen hem werd gezegd dat hij € 100.000,- schuld had - in 2015 opnieuw zijn perceel ter beschikking te stellen, kan bovendien niet worden geverifieerd. Het telefoonnummer waarmee de man, nadat verdachte de hennepkwekerij in de garage in Stein had ontdekt, met verdachte had opgenomen, heeft verdachte niet opgeschreven. Hetzelfde geldt voor andere concrete gegevens van de derden die bij de hennep(stekken)plantage en het amfetaminelaboratorium zouden zijn betrokken. Verdachte heeft geen kentekens genoteerd, geen naam van het verhuurbedrijf van auto’s en geen foto’s gemaakt van de auto’s, terwijl dat wel mogelijk was. Volgens zijn eigen verklaring waren de mannen immers in de schuur aan het werk en stond hun auto buiten de schuur. Ook heeft verdachte de telefoon niet meer die hij van de blonde man die zich “ [naam 1] ” noemde, kreeg. Hij weet niet waar die gebleven is en heeft er ook niet naar gezocht of laten zoeken. Tot slot heeft verdachte zo’n algemene beschrijving gegeven van deze [naam 1] of [naam 2] dat die dit voor de politie geen bruikbaar materiaal was om nader onderzoek te doen naar verdachtes verhaal.
De rechtbank betrekt hierbij ook de reden die verdachte heeft genoemd voor het afleggen van een inhoudelijke verklaring. Verdachte heeft in zijn vierde verhoor verklaard dat hij openheid van zaken wilde geven, omdat hij zich toen pas realiseerde welke straf hem boven het hoofd hangt. Hij kan zijn gezin niet beschermen als hij vier jaar vast zit. Indien verdachte echter meteen na zijn aanhouding in oktober 2015 openheid van zaken had gegeven - of eerder zelfs in maart 2014 -, had de politie zijn gezin - indien nodig - meteen kunnen beschermen. Daarnaast ziet de rechtbank niet in hoe verdachte zijn eigen gezin zou kunnen beschermen door in de periode oktober tot en met december 2015 te blijven zwijgen. Bovendien realiseert verdachte zich zelf ook, zo heeft hij bij de politie verklaard (pagina 539), dat zijn verklaring niet ondersteund wordt door (objectief) bewijs.
Het is aannemelijker dat verdachte, vanuit financiële motieven, de garage van de woning in Stein heeft verhuurd. Als ondernemer zag hij kennelijk met lede ogen aan dat niets gebeurde met die lege ruimte. Toen derden, die de hennepplantage in deze garage hadden opgebouwd, tegen hem zeiden dat ze ook een hennepplantage in Schimmert zouden opbouwen en verdachte € 1.500,- gaven, heeft hij hen dan ook geen strobreed in de weg gelegd om ook daar een plantage op te bouwen. In tegenstelling: hij heeft het geld aangenomen en zelfs tegen de mannen gezegd dat ze het beste ’s avonds konden komen om ontdekking te voorkomen. De rechtbank acht het wel aannemelijk dat diezelfde mannen, nadat de hennepplantage in maart 2014 was opgerold, druk op verdachte hebben uitgeoefend om zijn perceel opnieuw aan hen ter beschikking te stellen. Deze druk was echter niet zo groot dat verdachte daar geen weerstand tegen kon bieden. Integendeel: verdachte lijkt er alles aan gelegen te zijn geweest om ontdekking van het amfetaminelaboratorium op zijn perceel te voorkomen. Toen de afvalstoffen uit het amfetaminelaboratorium niet langer in de gierkelder konden worden opgeslagen en sprake was van stankoverlast, heeft verdachte namelijk meegedacht en voorstellen gedaan over de wijze waarop deze afvalstoffen konden worden weggewerkt. Bovendien heeft hij de grond, kennelijk nadat er stankoverlast was, gefreesd om te voorkomen dat ontdekt zou worden dat er drugs werden geproduceerd of afvalstoffen waren geloosd.
Medeplegen van het telen, bereiden, bewerken, verwerken dan wel aanwezig hebben van hennepplanten?
De rechtbank overweegt dat om tot een bewezenverklaring te komen van medeplegen van het telen, bereiden, bewerken, verwerken dan wel aanwezig hebben van hennepplanten - zoals onder parketnummer 03/700160-14 feit 1 primair ten laste is gelegd - sprake dient te zijn van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en). De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1794) overwogen dat daarbij rekening kan worden houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De rechtbank vindt aannemelijk dat verdachte een financieel motief had om een hennep(stekken)plantage te laten opbouwen op zijn perceel. Verdachte woonde in een appartement in de schuur waarin de hennep(stekken)plantages werd opgebouwd en heeft ingestemd met de opbouw van deze kwekerij. Hij wist ook van het bestaan van deze plantages en heeft geprofiteerd van de opbrengst van de plantages op zijn perceel. Verdachte kreeg namelijk negen maanden lang, elke maand € 1.400,- voor het ter beschikking stellen van zijn perceel. Tevens heeft verdachte de onbekend gebleven derden de meterkast aangewezen, zodat de elektriciteit voor de hennep(stekken)plantages kon worden aangelegd. Tot slot heeft verdachte zich niet gedistantieerd van die hennepteelt, terwijl die mogelijkheid er op meerdere momenten wel was. Bijvoorbeeld toen de voorwerpen die gebruikt werden bij de hennepteelt door de onbekend gebleven derden werden gebracht en in de schuren op zijn perceel werden gezet. Verdachte had die spullen gemakkelijk kunnen weghalen. Hij had daar namelijk de gereedschappen en/of machines voor.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht bij het telen, bereiden, bewerken of verwerken van de aangetroffen hennepplanten, zoals bijvoorbeeld water geven of knippen van planten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een onvoldoende substantiële bijdrage geleverd aan het telen, bereiden, bewerken of verwerken van de hennepplanten, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Wel is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen op 14 maart 2014 opzettelijk 39.828 gram hennep, 345 hennepplanten en 1.130 hennepstekken aanwezig heeft gehad. Dat verdachte één of enkele keren van de onbekend gebleven derden te horen heeft gekregen dat hij zich nergens mee mocht bemoeien, maakt niet dat verdachte geen beschikkingsmacht had over deze hennep, zoals de raadsman heeft bepleit. Verdachte heeft namelijk verklaard dat er niets was afgesloten en dat de derden hun werkzaamheden
’s avonds verrichten. Verdachte had dus toegang tot de ruimtes waarin de hennep(stekken)plantages waren opgebouwd. Hij had deze zelfs, op de momenten dat de mannen daar niet aan het werk waren, kunnen weghalen of de politie kunnen bellen.
Diefstal elektriciteit?
Onder parketnummer 03/700160-14 feit 2 is ten last gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft verklaard dat hij enkel de meterkast heeft aangewezen aan de onbekend gebleven derden en dat zij degenen zijn geweest die de elektriciteit voor de hennep(stekken)plantage hebben aangelegd. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk. In het dossier bevinden zich geen bewijsmiddelen die op het tegendeel wijzen.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Tussenconclusie:
De rechtbank acht met betrekking tot parketnummer 03/700160-14 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 14 maart 2014 in Schimmert, in de gemeente Nuth:
samen met anderen opzettelijk 39.828 gram hennep, 345 hennepplanten en 1.310 hennepstekken aanwezig heeft gehad, zoals onder feit 1 primair ten laste is gelegd;
vuurwapens van categorie III voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd;
een wapen van categorie II, te weten: een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 4 ten laste is gelegd;
munitie van categorie III voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 5 ten laste is gelegd.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit.
Medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet en/of medeplegen van het bereiden, bewerken en verwerken van amfetamine?
Onder parketnummer 03/700521-15 feit 1 is ten laste gelegd dat verdachte al dan niet samen met (een) ander(en) voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet heeft verricht. Het gaat hier om de spullen die zijn aangetroffen op de 13 pallets in de rechter schuur die gebruikt kunnen worden bij de productie van amfetamine. Ook wordt verdachte verweten dat hij zijn perceel ter beschikking heeft gesteld voor de productie van amfetamine.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de tenlastelegging zo moet worden begrepen dat met de spullen op de pallets - veelal hardware voor de productie van amfetamine - een volgend amfetaminelaboratorium kan worden opgebouwd. Er is dus sprake van voorbereidingshandelingen voor een nieuw amfetaminelaboratorium.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in de ten laste gelegde periode amfetamine is geproduceerd in de linker schuur en dat de spullen die daarbij zijn gebruikt later op pallets zijn gestapeld en naar de rechter schuur zijn verplaatst. Die pallets zijn daar op 8 oktober 2015 door de politie aangetroffen. Op basis van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet vaststellen of de aangetroffen spullen daar voorhanden waren om
opnieuw al of niet op een andere plaatsgebruikt te worden bij de productie van amfetamine. Indien de verklaring van verdachte wordt gevolgd dat deze voorwerpen en stoffen al 4 tot 6 weken op deze pallets stonden, is het niet aannemelijk dat deze door derden ter plekke of elders opnieuw zouden worden gebruikt bij de productie van amfetamine. Los daarvan, kan op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om al dan niet samen met anderen een nieuw amfetaminelaboratorium op te zetten en daar amfetamine te bereiden. Verdachte moet daarvan dan ook worden vrijgesproken.
Onder parketnummer 03/700521-15 feit 2 is ten laste gelegd dat verdachte al dan niet samen met (een) ander(en) opzettelijk amfetamine heeft bereid, bewerkt, verwerkt en/of aanwezig heeft gehad. Zoals hiervoor overwogen, stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat in de ten laste gelegde periode amfetamine is bereid, bewerkt en verwerkt in de schuur van verdachte in Schimmert.
De juridische vraag is of bewezen kan worden dat verdachte bij het bereiden van deze amfetamine nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen.
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat de onbekend gebleven man, die eerder betrokken was bij de hennepplantage in de garage in Stein en bij de hennep(stekken)plantages in de schuren van verdachte in Schimmert in maart 2014, in juli 2015 tegen verdachte zei dat hij € 100.000,- verlies had geleden. Deze schade moest gecompenseerd worden en daarom moest verdachte zijn schuur “een paar weekjes” ter beschikking stellen. Verdachte heeft verklaard dat hij ook wel wist dat de derden iets met drugs zouden doen in deze schuur. Toch heeft hij zijn schuur weer ter beschikking gesteld en de politie niet gewaarschuwd. Ook heeft verdachte toegestaan dat zijn eigen goederen, met zijn gereedschappen, uit de schuur werden gehaald en dat dozen met een onbekende inhoud in de schuur werden geplaatst. Ongeveer 10 dagen daarna constateerde verdachte stankoverlast en zag hij dat de mestput vol zat. Ook werd veel water verbruikt. Na contact met de onbekend gebleven man, waarin verdachte aangaf dat het opviel en dat het zo niet langer verder kon gaan, heeft verdachte tot twee keer toe giervaten met afvalstoffen over het land uitgereden, terwijl hij na de eerste keer al in de gaten had dat de vegetatie aan het afsterven was.
Hoewel de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet kan vaststellen dat verdachte zelf amfetamine heeft bereid, bewerkt en/of verwerkt, kan wel worden vastgesteld dat verdachte zijn schuren ter beschikking heeft gesteld voor de productie van drugs. Gelet op de stankoverlast - in combinatie met het gegeven dat verdachte opnieuw door dezelfde persoon die eerder drugsgerelateerde activiteiten in zijn schuur had verricht, werd benaderd - had verdachte (op zijn minst) moeten vermoeden dat er synthetische drugs in zijn schuur werd geproduceerd. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van verdachte dat de onbekend gebleven man tegen hem zei dat het verlies van € 100.000,- was gecompenseerd als verdachte zijn schuur enkele weekjes ter beschikking zou stellen. Algemeen bekend is dat met de productie van synthetische drugs in korte tijd veel geld kan worden verdiend.
Bovendien heeft verdachte niet alleen toegelaten dat afvalstoffen van de productie van amfetamine op en in de bodem van zijn perceel werd geloosd, maar daar zelf tot twee keer toe een bijdrage aan geleverd door giertanks met afvalstoffen over zijn percelen uit te rijden. Verdachte was er, zo volgt ook uit de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, alles aan gelegen te voorkomen dat zou worden ontdekt wat er op zijn perceel gebeurde. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat de mestput gevuld was met koelwater en dit water op het land werd geloosd, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet alleen zou geen sprake zijn van stankoverlast als het water waarmee de mestput gevuld was, slechts koelwater zou zijn. Ook de vegetatie zou niet afsterven als verdachte slechts “koelwater” over het land had uitgereden. Het met grond bedekken van de plekken waar de vegetatie was afgestorven en het frezen van dit land, wijst er ook op dat verdachte alles deed om te voorkomen dat ontdekt zou worden dat hij zich samen met anderen bezighield met drugsgerelateerde activiteiten. Door mee te denken over de afvoer van deze afvalstoffen en de afvalstoffen zelf over het land uit te rijden, heeft verdachte bovendien een substantiële bijdrage geleverd aan het productieproces van amfetamine. Zonder regulering van de afvoer van de afvalstoffen, slaagt een productieproces van amfetamine immers niet.
Dat de ruimte waarin de amfetamine werd geproduceerd op enig moment was afgesloten met een deur met daaraan een hangslot, maakt niet dat verdachte geen beschikkingsmacht had over deze amfetamine, zoals de raadsman heeft bepleit. Verdachte heeft namelijk verklaard dat de derden hun werkzaamheden ’s avonds verrichten. Daarnaast beschikte verdachte op zijn perceel over gereedschappen waarmee hij het (kleine) hangslot waarmee de deur die toegang gaf tot de ruimte waarin amfetamine werd geproduceerd, gemakkelijk kon doorknippen. Verdachte had de voorwerpen en stoffen die in de ruimte stonden, op de momenten dat de mannen daar niet aan het werk waren, kunnen weghalen of de politie kunnen bellen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd, in de periode van 1 juli 2015 tot en met 8 oktober 2015 in Schimmert samen met anderen amfetamine heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt.
Ook acht zij bewezen dat verdachte, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd, in deze periode samen met anderen afvalstoffen afkomstig uit het amfetaminelaboratorium heeft geloosd op en in de bodem, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat hierdoor de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast.
Medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van hennep?
Onder parketnummer 03/700521-15 (feit 5) wordt verdachte verweten dat hij, al dan niet samen met (een) ander(en) opzettelijk 5.185 gram hennep aanwezig heeft gehad. Deze hennep werd aangetroffen in een blauwe vuilniszak in een paardenbox in de rechter schuur. Verdachte heeft verklaard dat hij deze vuilniszak nooit heeft zien staan.
Om te komen tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit dient op zijn minst te kunnen worden bewezen dat verdachte bewust was van de (aanmerkelijke kans op) aanwezigheid van de hennep. Verdachte heeft echter ontkend dat hij wist dat de hennep in de blauwe vuilniszak zat waarin deze werd aangetroffen. Hij heeft die vuilniszak nooit gezien. Nu het dossier geen bewijs omvat waaruit het tegendeel zou kunnen blijken, zoals bijvoorbeeld vingerafdrukken van verdachte op de vuilniszak waarin de hennep werd aangetroffen, kan het ten laste gelegde feit niet bewezen worden verklaard. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Tussenconclusie:
De rechtbank acht met betrekking tot parketnummer 03/700521-15 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 juli 2015 tot en met 8 oktober in Schimmert samen met anderen opzettelijk amfetamine heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd,
in diezelfde periode in Schimmert samen met anderen meermalen afvalstoffen afkomstig uit een amfetaminelaboratorium heeft geloosd op en in de bodem, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat de bodem hierdoor kon worden verontreinigd en aangetast én niets heeft gedaan om die verontreiniging en aantasting te voorkomen dan wel te beperken of zoveel mogelijk ongedaan te maken, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd en
op 8 oktober 2015 munitie van categorie II en III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad, zoals onder feit 5 ten laste is gelegd.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 en feit 4 ten laste gelegde.