ECLI:NL:HR:2015:1794

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
14/03316
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over medeplegen van opzettelijk telen van hennepplanten

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte werd beschuldigd van medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerder arrest over de kwalificatie van medeplegen en medeplichtigheid. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van het telen van ongeveer 212 hennepplanten in een woning in Assen, samen met anderen. De bewezenverklaring steunt op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de politie. De verdachte had verklaard dat hij de mensen had geregeld die de hennepplantage voor zijn toenmalige vriendin hadden aangelegd en dat de betaling voor de hennepplantage via hem liep. Het Hof oordeelde dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de hennepteelt om te spreken van medeplegen. Echter, de Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring van het medeplegen ontoereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Uitspraak

7 juli 2015
Strafkamer
nr. 14/03316
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 juni 2014, nummer 21/001355-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring onder 1 ten aanzien van het medeplegen ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 12 januari 2010 en 25 mei 2010 te Assen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [a-straat 1] te Assen) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 212 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal (pagina 34 e.v. van het proces-verbaal met nummer PL031S 2010063956), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op 25 mei 2010 om 12:43 uur heeft er een doorzoeking plaats gevonden in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te Assen in het kader van de Wet Wapens en Munitie en de Opiumwet. Dit naar aanleiding van een aangifte van huiselijk geweld. De aangeefster [betrokkene 1], verklaarde dat de verdachte [verdachte] haar een pistool tegen haar hoofd had gezet. Tevens was er informatie dat er een hennepkwekerij van [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte, [verdachte]) in de woning bevond. Dit had de aangeefster tegen de collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 13 mei 2010 verteld (PV nr. 2010029008-2). Op zolder werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
De volgende gegevens gekregen van Enexis:
[a-straat 1] te Assen:
Contractant [verdachte], M, [geboortedatum].1971, sinds 23.06.09.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat er op zolder van de woning een hennepkwekerij was ingericht. Ik zag dat men bezig was geweest om hennep in de hennepkwekerij te oogsten.
Ik zag dat de kweekruimte een afmeting van ongeveer 5 bij 7 meter had.
Op de grond stonden er in totaal 212 zwarte plastic bloempotten, met daarin in totaal 212 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van ongeveer 50 a 60 cm.
In beslag werd genomen: 212 vrouwelijke hennepplanten.
2. Het in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal (pagina 50 van het proces-verbaal met nummer 2010013299/2010029008), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Het testmateriaal maakt deel uit van een hoeveelheid van 212 volgroeide hennepplanten uit de hennepkwekerij in de woning aan de [a-straat 1] te Assen.
De kleuromslag, na het in contact brengen met het testmateriaal in de testampul, ging over van kleur helder grijs naar helder rood. Dit is een indicatie voor het Opiumwetmiddel cannabis/hennep, als vermeld op de lijst II van de Opiumwet.
3. Het in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal (pagina 68 e.v. van het proces-verbaal met nummer PL031S 2010029008-44), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
V: Omschrijf de derde verdieping van de woning [a-straat 1] in Assen eens?
A: Er zat een wietplantage en er zou de eerste keer geoogst worden. En [betrokkene 1] zou een gedeelte van het geld krijgen. Ik denk de helft maar dat weet ik niet precies. Ze had een gedeelte van het geld verwacht van deze oogst.
A: Ik heb de personen geregeld die de wietplantage gemaakt hebben.
V: Laten we twee weken voor nemen en eind mei 2010 ben je opgepakt.
A: Volgens mij waren ze toen al klaar. De oogst was zo een beetje klaar.
V: Hoe weet je dat?
A: Ze zeiden dat het ongeveer 8, 9 weken zou duren.
V: Zolang heeft die er wel in gezeten?
A: Ja wel 8 weken. Vanaf toen was de deur op slot.
V: Dus halverwege februari is die aangelegd?
A: Nou reken uit.
V: Dat doe ik, halverwege mei tellen we drie maanden terug, dat is februari.
A: Nou 8, 9 weken voor een oogst, misschien tien. En dan nog twee week voor het bouwen of zo.
V: Waarom zouden die mensen dat geld aan jou geven?
A: Omdat ik mensen heb geregeld die voor haar de plantage hebben gemaakt. Ik stond er tussenin.
V: Dus de betaling zou ze krijgen via jou?
A: Ja.
A: Ik ben wel op zolder geweest en in het hok voor de plantage.
Op 20 september 2010 werd de verdachte [betrokkene 2] gehoord en verklaarde: De woning aan de [a-straat 1] te Assen heb ik vanaf 11 april 2008 gehuurd. Ik heb de woning begin 2009 gemeubileerd aan [betrokkene 1] verhuurd."
2.2.3.
Het Hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Het hof is van oordeel dat het gevoerde verweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, met name door verdachtes verklaring bij de politie afgelegd op 7 juni 2010, omstreeks 13.02 uur. Hieruit komt naar voren dat verdachte de mensen geregeld heeft die voor zijn toenmalige vriendin de plantage hebben aangelegd en dat de betaling voor de hennepplantage aan verdachtes toenmalige vriendin via verdachte liep."
2.3.
In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
2.4.
Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging heeft het Hof voor zijn oordeel dat sprake is van het medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte de mensen heeft geregeld die de hennepplantage hebben aangelegd voor zijn toenmalige vriendin en dat de betaling voor de hennepplantage aan haar via de verdachte liep. Deze omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte het opzettelijk telen van hennepplanten heeft medegepleegd. De bewezenverklaring is dus in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 juli 2015.